Parketnummer: 09/665281-12
Datum uitspraak: 6 februari 2013
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1991 te [plaats],
adres: [adres verdachte].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 januari 2013.
Verdachte is niet verschenen. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.J. Laman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H. Weisfelt, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 oktober 2011 tot en met 12 oktober 2011 te Den Haag en/of Scheveningen en/of Dordrecht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [aangeefster] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [aangeefster] (in de prostitutie)
die [aangeefster] heeft gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [aangeefster] (in de prostitutie), terwijl die [aangeefster] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
die [aangeefster] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling, dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster]
die [aangeefster] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen haar, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [aangeefster] met of voor een derde immers heeft/is verdachte en/of hebben/zijn verdachtes mededader(s)
-die [aangeefster] opgesloten, althans ondergebracht, in een kelderbox zonder dat die [aangeefster] in het bezit was van de sleutel van deze kelderbox en/of
-die [aangeefster] (voortdurend) onder toezicht en/of controle gehouden en/of
-van die [aangeefster] foto's gemaakt ten behoeve van een of meer advertentie(s) voor (een) internetsite(s) en/of
-voor die [aangeefster] een of meer advertentie(s) opgesteld voor (een) internetsites en/of
-die [aangeefster] (telkens) naar een escortadres (over)gebracht en/of laten overbrengen en/of
- dreigende taal uitgesproken naar die [aangeefster] en/of
-die [aangeefster] gefouilleerd en/of
-die [aangeefster] gedwongen, althans bewogen, om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden af te staan en/of af te dragen
art 273f lid 1 ahf/sub 1°, 2°, 4°, 6°, 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
Op 2 oktober 2011 is [aangeefster], geboren op [datum] 1993, na te zijn weggelopen uit een inrichting voor begeleid wonen, aangekomen in Den Haag. Zij kende daar [persoon] en heeft zich tot hem gewend voor onderdak. Ze wilde in de prostitutie gaan werken, omdat ze geen opleiding had genoten en met ander werk niet zo veel kon verdienen. Er is een advertentie met een foto van haar geplaatst op de internetsite www.bestsexdates.nl. Dit leverde haar twee klanten op, met wie zij tegen betaling seks heeft gehad. Aangeefster heeft getracht werk te krijgen in een privé-club, maar de eigenaar belde de politie omdat ze geen identiteitsbewijs had. Vervolgens heeft [aangeefster] aangifte gedaan tegen onder meer verdachte.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met drie anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster]) te dwingen in de prostitutie te gaan werken zodat verdachte en haar mededaders daar financieel van konden profiteren. Verdachte heeft dit gedaan door dwang en misleiding en door misbruik te maken van de kwetsbare positie van [aangeefster] en de omstandigheden waarin zij verkeerde. Daartoe heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat verdachte en haar mededaders [aangeefster] in een kelderbox hebben opgesloten, voortdurend onder controle hebben gehouden en hebben geïntimideerd. [aangeefster] werden vage beloften gedaan over het verdelen van haar verdiensten uit de prostitutie. Verdachte heeft verder foto's van [aangeefster] gemaakt en een advertentie op internet geplaatst. Ook is zij behulpzaam geweest bij het brengen van [aangeefster] naar twee klanten die zich naar aanleiding van deze advertentie hadden gemeld en heeft zij [aangeefster] daarna gefouilleerd en gedwongen het daarmee verdiende geld af te staan. Tot slot heeft verdachte [aangeefster] naar een bordeel gebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen bewijs is voor het opsluiten, zoals ook door de rechtbank is geoordeeld in haar vonnis van 27 april 2012 betreffende verdachte in dezelfde zaak en dat de officier van justitie dit aspect in de onderhavige zaak niet opnieuw aan de orde kan stellen. Tevens is er onvoldoende bewijs voorhanden om aan te nemen dat [aangeefster] voortdurend werd gecontroleerd of onder toezicht stond en is er onvoldoende bewijs voor de dwang. Tot slot was er geen sprake van uitbuiting.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f Sr, dient allereerst te worden vastgesteld of sprake is van handelen door één of meer van de in artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) genoemde dwangmiddelen. Deze dwangmiddelen zijn geconcretiseerd in de feitelijke gedragingen zoals opgenomen in de tenlastelegging. Ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijke gedragingen merkt de rechtbank het volgende op.
Ten eerste kan de rechtbank niet meer oordelen over het opsluiten of onderbrengen van [aangeefster] in een kelderbox, nu een andere combinatie van deze rechtbank verdachte op 27 april 2012 heeft vrijgesproken van deze wederrechtelijke vrijheidsberoving vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het dossier vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode nauw is opgetrokken met aangeefster. Zij heeft toen foto's van aangeefster gemaakt waarop deze met bloot bovenlijf was te zien, waarbij ze haar handen voor haar borsten hield. Een van die foto's is gebruikt voor een advertentie op internet waarin aangeefster zich aanbood voor seks (met de bedoeling, die ook bij verdachte bekend was, dat zij daarvoor betaald zou worden). Verdachte heeft deze advertentie opgesteld en geplaatst. Ook heeft zij aangeefster begeleid naar een bordeel.
Voor het ten laste gelegde onder toezicht/controle houden, het gebruik van dreigende taal, de fouillering en het dwingen tot afstaan van de opbrengsten acht de rechtbank echter onvoldoende bewijs aanwezig. Deze handelingen berusten immers enkel op de verklaringen van aangeefster en worden niet door enig ander bewijs ondersteund. Nu juist deze gedragingen de kern raken van het karakter van de ten laste gelegde dwangmiddelen (dwang, andere feitelijke omstandigheden, misleiding, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie), kan op deze onderdelen naar het oordeel van de rechtbank niet uitsluitend op de verklaring van de aangeefster worden afgegaan, ook niet in samenhang met de gedragingen waarvoor wel voldoende bewijs aanwezig is.
Nu de bewezen verklaarde handelingen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs opleveren voor de dwangmiddelen in de zin van artikel 273f, lid 1 sub 1 Sr zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mrs. M. Kramer en J. Eisses, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. van der Does, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2013.