ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/39853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om continuering opvang in verband met dreigende acute medische noodsituatie van asielzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om continuering van de opvang van een asielzoeker, geboren in 1978 en van Burundese nationaliteit. Het verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S. Igdeli, was gericht aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), dat het verzoek eerder had afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een dreigende acute medische noodsituatie bestaat, omdat verzoeker zonder opvang en verstrekkingen niet de noodzakelijke medische zorg kan krijgen. Verzoeker heeft psychische klachten, waaronder een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS), en is afhankelijk van medicatie. De voorzieningenrechter heeft de belangenafweging in het voordeel van verzoeker laten uitvallen, gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen van het niet verlenen van opvang. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat aan verzoeker opvang en verstrekkingen moeten worden geboden totdat op het beroep is beslist. Tevens is verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 944,--.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Sector bestuursrecht
Zittingsplaats Amsterdam
zaaknummer: AWB 12/39853
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker],
geboren op [1978], van Burundese nationaliteit, verzoeker,
gemachtigde mr. S. Igdeli, advocaat te Dordrecht
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa),
verweerder,
gemachtigde mr. S.Q. Sandifort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2012 heeft verweerder het verzoek van verzoeker om continuering van de opvang, afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit op 21 december 2012 beroep ingesteld en tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt te bepalen dat hij wordt toegelaten tot de opvangvoorziening en dat hij ook aanspraak kan maken op de verstrekkingen op grond van de regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) 2005, totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 maart 2013. Verzoeker is bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het besluit waarop het verzoek en het bezwaar betrekking hebben is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat verzoeker niet behoort tot een van de categorieën asielzoekers aan wordt opvang wordt geboden zoals bepaald in artikel 3, van de Rva 2005.
4.1 Vervolgens ligt de vraag voor of verweerder, omdat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, opvang dient te verlenen. Verzoeker voert aan dat er in zijn geval bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die tot feitelijke opvang nopen, namelijk zijn medische problemen.
4.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Er is niet aan de hand van concrete en recente medische documentatie aannemelijk gemaakt dat op het moment van beëindiging van de verstrekkingen een acuut medische noodsituatie zal ontstaan. Daar komt bij dat verzoeker ook in een situatie buiten de opvang op grond van artikel 10 van de Vreemdleingenwet 2000 aanspraak kan maken op voortgaande medische noodzakelijk zorg.
4.3 De voorzieningenrechter stelt vast dat het Bureau Medische Advisering (BMA) in het advies van 28 juni 2012 heeft geconcludeerd dat verzoeker psychische klachten heeft, die door de behandelaars worden geduid als een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). Verzoeker is onder behandeling voor zijn medische klachten en krijgt onder andere medicatie tegen depressies en tegen psychosen. Het BMA concludeert dat bij het uitblijven van behandeling het psychotisch ontregelen niet is uit te sluiten, hetgeen kan worden geduid als een medische noodsituatie.
4.4 Verder heeft verzoeker een aantal brieven van zijn behandelaars te Almere overgelegd, meest recentelijk van 24 januari 2013. Uit deze brief van verzoekers psycholoog, psychiater en psychotherapeut blijkt dat het noodzakelijk is dat verzoeker zijn medicatie dagelijks op tijd slikt, omdat hij aan twee stoornissen, psychotische en PTSS-klachten, lijdt die zonder medicatie ernstig kunnen verergeren. Zonder de medische basisvoorzieningen kan verzoeker zich zeer waarschijnlijk niet handhaven en dreigt hij fors te decompenseren. Verzoeker kan dan een gevaar worden voor zichzelf en anderen.
4.5 In de gronden van het verzoekschrift is aangegeven dat verzoeker nu een zwervend bestaan leidt, wat ter zitting door verzoeker is bevestigd. Verzoeker verblijft bij kennissen in Leiden als dat kan, maar ook elders in Nederland. Verder is aangevoerd dat verzoeker, omdat de verstrekkingen zijn stopgezet, recent zijn medicatie niet heeft meegekregen van de apotheek. Verzoeker is niet meer verzekerd. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij op dit moment nog voor een week medicatie heeft. Daarnaast heeft verzoeker verklaard geen contact meer te hebben met zijn behandelaars in Almere.
4.6 De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van een (feitelijke) situatie waarbij verzoeker, mogelijk als gevolg van de combinatie van zijn medische ziektebeeld en het ontbreken van opvang en verstrekkingen, niet langer de voor hem noodzakelijke medische zorg krijgt. Op dit moment dreigt binnen afzienbare tijd een acuut medische noodsituatie te ontstaan, nu verzoeker over enkele dagen geen medicijnen voorhanden heeft, hij geen contact heeft met zijn behandelaars, en als gevolg daarvan het risico bestaat dat verzoeker fors decompenseert, waarbij hij een gevaar voor zichzelf of voor anderen kan worden.
4.7 Bij deze stand van zaken - met mogelijke onomkeerbare gevolgen - meent de voorzieningenrechter dat de belangen van verzoeker groter zijn dan het belang van verweerder bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter het feit dat verweerder verzoeker gedurende de procedure over verzoekers herhaalde asielaanvraag, en ook nog twee maanden daarna, tot 19 december 2012, opvang heeft geboden. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
4.8 Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat het op de weg van verzoeker en zijn gemachtigde ligt om in beroep verzoekers medische situatie nader te onderbouwen met actuele stukken.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 944,-- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 472,-- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat aan verzoeker opvang en verstrekkingen worden geboden totdat op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-- (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), te betalen door verweerder aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op door mr. B.E. Mildner, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Williams, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: FW
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.