uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2013 in de zaak tussen
[eiser], eiser,
gemachtigde: mr. J. van Veelen - de Hoop,
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, daaronder begrepen zijn rechtsvoorganger(s), verweerder,
gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum.
Op 5 november 2009 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Bij besluit van 8 november 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 27 november 2009 (AWB 09/40946 en AWB 09/40943) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard. Op 25 februari 2010 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt tot afwijzing van de aanvraag. Op 6 april 2010 heeft eiser zijn zienswijze hierop naar voren gebracht. Bij besluit van 10 mei 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag opnieuw afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A. de Wit, gemachtigde. Ter zitting is de behandeling van de zaak geschorst.
Op 8 januari 2013 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig K. Abas, tolk in de Oeigoerse taal.
1. Eiser, geboren op 1 september 1969 (13 april 1968), heeft de Chinese nationaliteit. Aan de onderhavige procedure is een procedure vooraf gegaan. Eiser heeft eerder een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, namelijk op 9 augustus 2001. Bij besluit van 18 december 2001 is die aanvraag afgewezen. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Op 29 juni 2005 en 9 oktober 2006 heeft eiser opnieuw aanvragen ingediend, die beide buiten behandeling zijn gesteld. In de onderhavige aanvraagprocedure heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, bij uitspraak van 27 november 2009 geoordeeld dat de bejegening van Oeigoeren na de rellen van 2009 in de provincie Xinjiang is verslechterd ten opzichte van de situatie ten tijde van het eerdere - inhoudelijke - besluit van eiser uit 2001. Verweerder diende de geloofwaardig bevonden elementen van eisers asielrelaas opnieuw te beoordelen in het licht van deze wijzigingen in de algehele situatie.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder f, van dat artikel. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat eiser geen van de stukken waarover hij heeft verklaard heeft overgelegd. Zo heeft eiser verklaard dat hij over een identiteitskaart en een familieboekje beschikt, dat hij in Noorwegen en Duitsland asiel heeft gevraagd, dat hij een document heeft verkregen waaruit zou blijken dat hij in China tot levenslang is veroordeeld. Ook zou hij geheime stukken (een atlas) in Ter Apel hebben gevonden en hebben doorgezonden aan de CIA, KBI en de KGB. Hij zou mogelijk zijn uitgenodigd door Angela Merkel.
Over de veiligheidssituatie in China stelt verweerder dat die niet zodanig is verslechterd dat de enkele omstandigheid dat een Oeigoer asiel heeft aangevraagd leidt tot vergunningverlening. Er moet sprake zijn van een verdenking van separatistische activiteiten. Die verdenking ontbreekt in het geval van eiser, aldus verweerder.
3 Eiser kan zich niet verenigen met het standpunt van verweerder. Hij voert daartoe onder meer aan dat hij in de negatieve belangstelling staat bij de Chinese autoriteiten vanwege zijn betrokkenheid bij de Oeigoerse beweging en zijn deelname in het buitenland aan activiteiten ten behoeve van de Oeigoerse zaak. Bij terugkeer in China zal hij gelet op de veiligheidsmaatregelen dan ook te vrezen hebben voor vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM. Eiser beroept zich op zijn deelname aan de demonstratie te Oslo en de demonstratie op 10 december 2010 met Rebiya Kadeer .
Eiser heeft in beroep - onder meer - de volgende documenten overgelegd;
- een door een notaris gewaarmerkte verklaring van het Urumqi People’s Broadcast Station, van 27 janauri 2010, dat eiser daar werkzaam is geweest van oktober 1992 tot november 2000;
- een door een notaris gewaarmerkt Certificate of Graduation, van de Xinjiang University, dat eiser daar een journalistieke opleiding met succes heeft gevolgd van september 1987 tot juli 1992;
- het rapport van Uk Border Agency van 8 januari 2010;
- het rapport van Human Rights Watch van 26 januari 2010;
- een bericht van The United Nations in the heart of Europe, van 22 december 2009;
- vragen van de leden [naam 1] en [naam 2] aan de Tweede Kamer van 17 december 2009;
- het rapport van Amnesty International van 3 december 2009.
In de aanvulling van het beroep van 18 juli 2012 en de aanvulling van het beroep van
25 september 2012 zijn de volgende gronden aangevoerd en documenten overgelegd:
- de deelname van eiser aan de demonstratie op 6 februari 2012;
- de deelname van eiser aan het congres van 18 januari 2012: ‘World Uyghur Congress’ met Rebiya Kadeer ; eiser stelt dat hij te zien is op een foto op internet, een afdruk daarvan is bijgevoegd;
- een brief van Rebiya Kadeer aan eiser;
- het jaarverslag 2011 van de AIVD;
- rechtbankjurisprudentie.
- het rapport van Amnesty International 28 maart 2012.
Op 21 december 2012 heeft eiser nog foto’s in het geding gebracht, volgens hem genomen tijdens congressen op 18 januari 2012 en op 23 september 2012 te Rotterdam en van zijn ontmoeting met Rebiya Kadeer . Tevens beroept eiser zich op de uitspraken van deze rechtbank te Den Haag, van 3 oktober 2012 (AWB 11/39487) en zittingsplaats Dordrecht van 7 december 2012 (AWB 12/35832) en het recente Algemeen Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over China van 11 december 2012.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1. Gelet op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, is sprake van een herhaalde aanvraag die door de rechter als zodanig moet worden beoordeeld. Nu niet gebleken is van hoger beroep tegen deze uitspraak staat deze in rechte vast. Gelet op deze uitspraak en de uitspraak van 13 mei 2003 van deze rechtbank, van de nevenzittingsplaats Arnhem, staat in rechte vast dat eiser tot de Oeigoerse bevolkingsgroep behoort, dat hij afkomstig is uit de provincie Xinjiang, dat eiser sinds 1998 lid is van de organisatie ‘Wakker Uygur’, en dat hij ook activiteiten heeft verricht voor deze organisatie. Eiser verblijft langdurig, in ieder geval sinds 2001 - in het buitenland en heeft meerdere keren asiel gevraagd.
In de onderhavige procedure staat ter beoordeling of de Chinese autoriteiten op de hoogte zijn van eisers activiteiten en of de algemene veiligheidsituatie in China ten aanzien van Oeigoeren dermate is verslechterd dat eiser op grond daarvan in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning asiel.
5.2 Bij de onderhavige beoordeling heeft de rechtbank de in de hierboven genoemde aanvullingen van het beroep aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden met toepassing van artikel 83 van de Vw 2000 betrokken. Verweerder heeft ten aanzien van deze nadere gronden een gemotiveerd standpunt ingenomen in het verweerschrift van 12 oktober 2012.
5.3. De verklaringen die eiser heeft overgelegd over zijn eerdere stelling dat hij een journalistieke opleiding heeft gevolgd en werkzaam is geweest bij een radiostation, kunnen hier niet aan de orde komen. Deze verklaringen hadden eerder kunnen en moeten worden overgelegd. De rechtbank zal deze stukken buiten beschouwing laten.
5.4. Uit de overgelegde informatie en op grond van hetgeen uit openbare informatie bekend is, komt naar voren dat de algemene veiligheidsituatie ten aanzien van de Oeigoerse bevolkingsgroep in de provincie Xingjiang zorgwekkend is.
Uit het thematisch ambtsbericht Xinjiang van maart 2011 (het thematisch ambtsbericht) volgt dat bij inreis een douanier het paspoort van de Oeigoer in kwestie controleert. Vervolgens worden betrokkenen met hun paspoort verwezen naar een andere ruimte, waar functionarissen de bagage doorzoeken. Daarbij worden vragen gesteld, zoals bijvoorbeeld over het doel van de reis, persoon¬lijke achtergrond, deelname aan activiteiten in het buitenland tegen China, wel of geen verzoek om asiel, deelname aan of ondersteuning van separatistische of democratiserings¬orga¬nisaties in het buitenland. Wanneer daarbij niets belastends wordt gevonden en er verder geen redenen zijn de persoon in kwestie langer vast te houden, dan is deze vrij zijn/haar weg te vervolgen. In het tegenovergestelde geval zal verdere ondervraging plaatsvinden.
Uit het Algemeen Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken van december 2012 volgt dat de Chinese autoriteiten hard optreden tegen separatisten en Oeigoeren die de staatsveiligheid in gevaar brengen met illegale religieuze activiteiten. Het repressieve beleid tegen ‘de drie kwaden van religieus extremisme, etnisch separatisme en terrorisme’ wordt onverminderd voortgezet. De Chinese regering legt de verantwoordelijkheid voor het geregeld oplaaiend geweld in Xinjiang bij de in ballingschap levende voorzitter van het World Uighur Congress (WUC), de succesvolle zakenvrouw Rebiya Kadeer . Als symboliek voor de WUC geldt een lichtblauwe vlag met halve maan en ster. De problemen met de Chinese autoriteiten betreffen met name familieleden, vrienden en medewerkers van Rebiya Kadeer .
In het jaarverslag 2011 van de AIVD staat vermeld dat de Chinese autoriteiten geïnteresseerd zijn in de Chinese minderheden in Nederland en deze nauwlettend in de gaten houden. Vooral Oeigoeren worden streng gecontroleerd en zelfs onder druk gezet om informatie over (contact)personen van de Oeigoerse gemeenschap te verzamelen. China probeert te infiltreren in de Oeigoerse verenigingen in Nederland en is op detailniveau op de hoogte van het wel en wee binnen de organisaties. Het doel is grip en controle te krijgen en te houden op deze gemeenschappen en te voorkomen dat de Oeigoerse gemeenschap zich effectief organiseert. De AIVD informeert zoveel mogelijk slachtoffers, belanghebbenden en samenwerkingspartners over dergelijke activiteiten van de Chinese autoriteiten. Enerzijds om te voorkomen dat de rechten van Nederlandse ingezetenen worden aangetast. Anderzijds om deze activiteiten te beëindigen. Dat de Chinezen in Nederland dergelijke activiteiten ontplooien is immers ongewenst.
5.5. In het beleid van verweerder, zoals neergelegd in WBV 2010/16, paragraaf 3.3.1.2. staat dat indien een Oeigoer aannemelijk maakt dat hij bij terugkeer om welke reden ook, waaronder begrepen een asielaanvraag of langer verblijf in het buitenland, niet alleen zal worden ondervraagd, maar ook zal worden gearresteerd, hij op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
5.6. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 mei 2012 (LJN: BW7962), in afwachting waarvan de onderhavige zaak is aangehouden, heeft de Afdeling geoordeeld dat uit het thematisch ambtsbericht niet volgt dat een Oeigoer die langere tijd in het buitenland heeft verbleven of van wie de autoriteiten ervan op de hoogte zijn dat in het buitenland om asiel is verzocht, niet reeds daarom bij terugkeer naar China een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM.
5.7. Partijen zijn verdeeld of er in het geval van eiser aanvullende omstandigheden zijn op grond waarvan dat risico wel aannemelijk moet worden geacht.
5.7.1 Eiser heeft in dat kader gewezen op zijn aanwezigheid bij demonstraties en congressen, waarbij ook Rebiya Kadeer aanwezig was en waarbij foto’s zijn gemaakt die op internet zijn gepubliceerd.
Verweerder heeft betwist dat uit de foto’s volgt dat eiser heeft deelgenomen aan de genoemde congressen en demonstraties. De website is niet vertaald, eiser is op geen van de foto’s goed te zien en voorts is betwist dat eiser Rebiya Kadeer persoonlijk heeft ontmoet.
De rechtbank overweegt dat het merendeel van de foto’s niet van een datum is voorzien en ook niet steeds duidelijk is waar de foto’s zijn genomen. Uit de door eiser genoemde verwijzingen naar internetsites volgt evenwel dat in ieder geval één van de foto’s is genomen op 18 januari 2012 op een bijeenkomst waar ook Rebiya Kadeer aanwezig was. Op die foto is eiser goed te herkennen in het publiek. Op meerdere foto’s die eiser in beroep nog heeft nagezonden, is eiser naast Rebiya Kadeer gezeten bij bijeenkomsten. Bovendien is eiser op foto’s te zien met de vlag van het WUC op het Binnenhof. In het licht daarvan is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft onderbouwd dat de deelname van eiser aan activiteiten van de Oeigoerse beweging niet aannemelijk is gemaakt of dat eiser Rebiya Kadeer niet persoonlijk heeft ontmoet. Tegen de achtergrond van de hierboven weergegeven informatie, met name de informatie uit het AIVD-rapport dat de Chinese autoriteiten de activiteiten van de Oeigoeren in Nederland nauwlettend in de gaten houden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet zonder nadere motivering heeft kunnen tegenwerpen dat niet aannemelijk is dat de Chinese autoriteiten niet op de hoogte zijn van eisers activiteiten.
Voor zover verweerder stelt dat het AIVD-rapport al is betrokken bij voornoemde uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2012 omdat de Afdeling bij deze uitspraak het thematisch ambtsbericht heeft betrokken en dit rapport geraadpleegd is voor de totstandkoming van het thematisch Ambtsbericht, overweegt de rechtbank als volgt. In de eerste plaats blijkt uit het thematisch ambtsbericht niet dat het AIVD-rapport één van de geraadpleegde bronnen is en voorts is de informatie in het AIVD-rapport veel concreter en gedetailleerder is dan in het Ambtsbericht. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 6 november 2011 (LJN: BY5528).
5.7.2. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
5.8. Het beroep is dus gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3:46 van de Awb.
5.9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1416,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. Voor de nadere zitting wordt ½ punt en voor de nadere reactie wordt eveneens ½ punt toegekend. De wegingsfactor is 1. De waarde per punt is € 472,- ).
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1416,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Vogtschmidt, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M.L.J. Spierings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 april 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuurs¬recht¬spraak van de Raad van State.