ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
09-711549-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en openlijk geweld in het Oranjepark en Oranjeplein te Westland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijk geweld. De feiten vonden plaats op 15 september 2012 in het Oranjepark te 's-Gravenzande en op 11 augustus 2012 in De Lier. De rechtbank moest beoordelen of het letsel dat de slachtoffers hadden opgelopen als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd en of de verdachte opzet had op het toebrengen van dit letsel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1], die een gebroken onderkaak opliep, en aan het medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 2], die letsel had opgelopen door schoppen en slaan. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het gepleegde geweld en dat er geen sprake was van noodweer, zoals de verdachte had betoogd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/711549-12
Datum uitspraak: 5 april 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te Delft,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 maart 2013, na geschorst te zijn ter terechtzitting van 10 januari 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Gussenhoven en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. S. Kanhai, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 22 maart 2013 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, (al dan niet) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een of meerdere pers(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten [slachtoffer 1] een gebroken onderkaak en gevoelloze onderlip en/of [slachtoffer 2] ernstig nierletsel), heeft toegebracht,
- door deze [slachtoffer 1] opzettelijk met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd te trappen en/of
- deze [slachtoffer 2] hoog op te tillen en vervolgens met kracht op de grond te gooien en/of te laten vallen en/of vervolgens, terwijl deze [slachtoffer 2] op de grond lag, meerdere malen te schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of meerdere bierflesjes stuk te slaan op het lichaam van die [slachtoffer 2];
subsidiair, indien vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, (al dan niet) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2])
- met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] hoog heeft opgetild en vervolgens met kracht op de grond heeft gegooid en/of laten vallen en/of vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of meerdere bierflesjes heeft stukgeslagen op het lichaam van die [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Oranjepark, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of
- het trappen tegen het hoofd en/of de hals en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- het slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het optillen en vervolgens hardhandig op de grond gooien en/of laten vallen van die [slachtoffer 2] en/of het schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2];
3.
hij op of omstreeks 11 augstus 2012 te De Lier, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten het Oranjeplein, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit
- het geven van een kopstoot aan die [slachtoffer 4] en/of
- het slaan met gebalde vuist tegen het linkeroog van die [slachtoffer 4] en/of
- het slaan met gebalde vuist tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] en/of
- het schoppen tegen het hoofd en/of de onderarm en/of het lichaam van die [slachtoffer 5];
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augstus 2012 te De Lier, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een perso(o)nen (te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) met gebalde vuist tegen het linkeroog van die [slachtoffer 4] heeft geslagen en/of met gebalde vuist tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] heeft geslagen en/of die [slachtoffer 5] heeft geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of tegen zijn onderarm en/of tegen zijn lichaam, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
3. Bewijsoverwegingen1
3.1 Inleiding
Op grond van de in de voetnoten opgesomde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zich op 15 september 2012 in het Oranjepark te 's-Gravenzande het volgende heeft afgespeeld.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [getuige 1], [getuige2] en [getuige 3] bevonden zich op een bankje in het park.23 Omdat het donker was in het park, hadden zij de verlichting van een aantal fietsen aangezet.4
Op enig moment kwam een groep jongens naar het bankje toe lopen. Eén van de jongens uit deze groep vroeg aan de jongens en meisjes op het bankje wie zij waren, waarop [slachtoffer 3] zei: "Je moeder". Daarop kreeg [slachtoffer 3] een vuistslag tegen haar gezicht en direct daarna werd [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd getrapt.56 [slachtoffer 1] raakte daardoor buiten bewustzijn. [slachtoffer 2] kreeg vervolgens een klap op zijn oog78 en [slachtoffer 1] werd nagetrapt terwijl hij op de grond lag.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] renden daarna richting de uitgang van het park. Voordat zij de uitgang bereikten werd [slachtoffer 2] vastgepakt door iemand die hem optilde en op de grond gooide.
Toen hij weer opgestaan was en probeerde weg te komen, werd hij nogmaals geslagen, waarop hij wederom viel en waarna hij door een aantal jongens uit de groep meerdere malen werd geschopt.910
[slachtoffer 1] heeft door de trap in zijn gezicht, naast pijn en een hersenschudding een gebroken onderkaak opgelopen.11
[slachtoffer 2] heeft door het hierboven beschreven geweld een gekneusde pols, een blauw oog, pijn12, en mogelijk een nierbloeding opgelopen
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard aanwezig te zijn geweest in de buurt van het Oranjepark ten tijde van de vechtpartij, maar heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van enig geweld jegens de slachtoffers.
De rechtbank stelt voorts op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 11 augustus 2012 in De Lier [slachtoffer 5] een klap op zijn hoofd van een dikke donkere jongen en een schop tegen zijn lichaam van een iel mannetje met een getinte [de rechtbank leest: huid] kreeg. [slachtoffer 5] heeft aan een verbalisant de twee jongens aangewezen die hem op zijn hoofd hadden geslagen en hadden geschopt. 13 Deze jongens bleken [medeverdachte 1] en de verdachte te zijn.14
[slachtoffer 4] heeft bij deze gelegenheid een kopstoot en een vuistslag in zijn gezicht gekregen.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend een vuistslag te hebben gegeven, maar heeft zich op het standpunt gesteld dit te hebben gedaan uit zelfverdediging.
Essentie
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of het door de slachtoffers van het eerste feit bekomen letsel kan worden beschouwd als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en op het medeplegen daarvan.
Indien deze vragen voor beide slachtoffers dan wel één van de slachtoffers ontkennend beantwoord wordt, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de - al dan niet voorwaardelijk - opzettelijke mishandeling van deze slachtoffers of dit slachtoffer.
Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen deze slachtoffers. De vraag die hierbij centraal staat is de vraag of de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, kort gezegd de vraag of zijn gedrag het geweld heeft bevorderd.
Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het door de verdachte gebruikte geweld dient te worden beschouwd als verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens hem, zoals de verdachte heeft betoogd.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Daarnaast is zij van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de zware mishandeling van [slachtoffer 1] door hem tegen het gezicht te trappen en aan het medeplegen van de zware mishandeling van [slachtoffer 2] door hem, met anderen, meermalen te schoppen. Zij is tevens van mening dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld jegens [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging
plegen van geweld jegens [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4], terwijl van noodweer van de kant van de verdachte naar haar mening geen sprake kan zijn.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte weliswaar aanwezig is geweest bij het Oranjepark, doch daar geen geweld heeft gebruikt. De raadsman heeft daarbij gewezen op de verklaringen van verschillende getuigen alsmede de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] die [medeverdachte 3] aanwijst als de persoon die [slachtoffer 1] heeft getrapt.
De getuige [getuige 4] en de medeverdachte [medeverdachte 2], die de verdachte daarnaast aanwijzen als degene die [slachtoffer 2] heeft geschopt, hadden een relatie, en [getuige 4] stond op een plek van waaraf moeilijk te zien was wat er gebeurde, terwijl [medeverdachte 2] de schuld op de verdachte probeert te schuiven. De raadsman heeft daaraan de conclusie verbonden dat de verklaringen van zowel [getuige 4] als [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zijn.
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen van de (zware) mishandeling aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat er sprake was van een gezamenlijk plan om personen te mishandelen.
De raadsman is dan ook van mening dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde openlijke geweld heeft de raadsman betoogd dat de verdachte slechts aanwezig is geweest en zich bovendien heeft gedistantieerd, zodat hij ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte eerst zelf klappen heeft gekregen en dat hij daarop heeft teruggeslagen om zichzelf te verdedigen.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de medische informatie van [slachtoffer 1], d.d. 2 oktober 2012, blijkt dat hij een gebroken kaak heeft opgelopen, waarvoor repositie en fixatie onder algehele anesthesie noodzakelijk was, waarvan de genezingsduur geschat werd op zes weken en waarvan na zes maanden het osteosynthesemateriaal en een verstandskies verwijderd moeten worden.15
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het letsel, de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen en de geschatte genezingsduur maken dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Uit verschillende stukken in het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] naast een pijnlijke pols heel veel pijn heeft gehad, zogenoemde koliekpijn, in zijn rechterflank, waarvoor hij meerdere onderzoeken heeft moeten ondergaan en waardoor hij tijdens een vlak na 15 september 2012 geplande schoolreis naar het buitenland, niet heeft kunnen deelnemen aan tal van activiteiten. Uit de medische informatie d.d. 16 november 2012 leidt de rechtbank af dat de koliekpijn waarschijnlijk het gevolg was van een nierbloeding en dat de klachten geleidelijk zijn verdwenen. Van noodzakelijk medisch ingrijpen noch van een lange genezingsduur is gebleken, zodat de rechtbank van oordeel is dat er in het geval van [slachtoffer 2] geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal uiteraard bij de strafmotivering rekening houden met de hierboven omschreven gevolgen voor [slachtoffer 2].
Gelet hierop al zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde, voor zover het (het medeplegen van) de zware mishandeling van [slachtoffer 2] betreft.
(Medeplegen van) zware mishandeling van [slachtoffer 1]
Zowel [getuige 5] als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hebben verklaard dat er een groep van zes jongens het park inging en dat deze groep bestond uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en de verdachte.16 Vier jongens uit de groep renden als eerste het park in, waarbij [medeverdachte 5] voorop liep,17 en [verdach[medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] gingen daar iets achteraan het park in.1819 De rechtbank leidt hieruit af dat de vier die vooruit renden en vooraan bij het bankje stonden [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en de verdachte waren.
[getuige 2], die met de slachtoffers in het park was, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] een karatetrap tegen zijn kaak kreeg van een jongen die groot in lengte en ook wel breed was en getint was.20
[getuige 1], die eveneens met de slachtoffers in het park was, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op zijn kaak werd geraakt door een jongen die er steviger uitzag dan de rest.21 En ook [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] door een wat dikkere jongen geschopt werd.22
De verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die heeft geschopt. De medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat [medeverdachte 3] de jongen op de bank heeft geschopt. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 3] niet voldoet aan het door de getuigen genoemde signalement van degene die [slachtoffer 1] tegen zijn kaak heeft geschopt, terwijl verdachte dat als enige van de verdachten die bij het bankje stonden wel doet.
Daartegenover staan zoals gezegd de verklaringen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2], die [medeverdachte 3] aanwijzen als degene die geschopt heeft. De rechtbank is echter van oordeel dat [medeverdachte 1] er belang bij heeft om ontlastend te verklaren ten aanzien van zijn broer, de verdachte, en dat [medeverdachte 5] er eveneens belang bij heeft om ontlastend te verklaren ten aanzien van zijn vriend, met wie hij onder meer samen op vakantie is gegaan. Bovendien is de verklaring van [medeverdachte 5] naar het oordeel van de rechtbank niet betrouwbaar te achten omdat hij wisselend heeft verklaard over de zekerheid van wat hij heeft waargenomen. Als getuige heeft hij verklaard er zeker van te zijn dat [medeverdachte 3] de jongen op de bank heeft geschopt (echter, vanwege de verklaringen van anderen dat [medeverdachte 3] niet degene is geweest die heeft geschopt, twijfelde hij). Eerder heeft hij verklaard dat hij [medeverdachte 3] heeft zien slaan en een schop zien geven, maar dat laatste wist hij niet zeker.
Daarnaast bevond [medeverdachte 2] zich op een afstand van ongeveer 25 meter en daarmee op een grotere afstand van het bankje dan de getuigen [getuige 2], [getuige1] en [getuige 3] die direct zicht hadden op de jongen vóór het bankje waarbij zij werden bijgelicht door fietsverlichting. Bovendien keek [medeverdachte 2] op de rug van [medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en de verdachte bij het bankje. Hierbij komt dat door Pailin is verklaard dat [slachtoffer 1] werd nagetrapt toen hij op de grond lag en niet valt uit te sluiten dat [medeverdachte 2] die trap heeft gezien.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1], waardoor hij een gebroken onderkaak heeft bekomen.
De rechtbank acht het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen, nu uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van de zware mishandeling en ook niet van dubbel opzet, te weten op het medeplegen van de zware mishandeling en op de zware mishandeling.
Kort gezegd kan niet vast komen te staan dat de medeverdachten de zware mishandeling door de verdachte voor ogen hadden op het moment dat zij het park ingingen en voor het bankje stonden.
(Medeplegen van) mishandeling van [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn na het geweld bij het bankje weggerend richting de uitgang van het park. Vlak voor de uitgang heeft [verdach[medeverdachte 4] [slachtoffer 2] opgetild en op de grond gegooid.2324 [slachtoffer 2] stond hierna op en begaf zich in de richting van de uitgang. Vlak buiten het park heeft [verdach[medeverdachte 4] [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd geslagen25, waarna [medeverdachte 2] hem tegen zijn achterhoofd heeft geschopt26. Hierna is [slachtoffer 2], terwijl hij op de grond lag, geschopt. [getuige 4] heeft verklaard dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], achter een jongen [de rechtbank leest: [slachtoffer 2]] aanrende die het park uitrende. Daarna heeft de verdachte samen met [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] geschopt.27 [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 2] meerdere malen tegen zijn rug en zijn benen werd getrapt door [medeverdachte 1] en de verdachte.28
Voor medeplegen is vereist dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank is op grond van bovenstaande beschrijving van hetgeen zich heeft afgespeeld in en buiten het Oranjepark, waarbij door verschillende leden van de groep waartoe de verdachte behoorde geweld is gebruikt jegens de slachtoffers, in combinatie met de wezenlijke bijdrage aan het geweld door de verdachte op twee verschillende momenten, te weten bij het bankje en vlak buiten het park, van oordeel dat vaststaat dat er sprake was van een nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering, waarbij het opzet van de verdachte, zo leidt de rechtbank af uit de handelingen van de verdachte, gericht was op de mishandeling en op het tezamen en in vereniging plegen van deze mishandeling.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] die daardoor letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht dit feit als partieel subsidiair ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Openlijk geweld
Uit bovenstaande komt naar voren dat het geweld op drie opeenvolgende momenten heeft plaatsgevonden, te weten bij het bankje in het park, vlakbij de uitgang van het park en buiten het park. De rechtbank is van oordeel dat dit geweld, gelet op het feit dat de momenten elkaar in een zeer kort tijdsbestek hebben opgevolgd en dat steeds de leden van dezelfde groep, in wisselende samenstelling, het geweld hebben gepleegd, dient te worden beschouwd als een voortdurende situatie.
Het geweld werd gepleegd vanuit een groep, waarvan de leden elkaar getalsmatig versterkten en waarvan de verdachte zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd. De verdachte heeft bovendien op twee momenten zelf geweld gebruikt, te weten bij het bankje in het park en buiten het park.
De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank aldus schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Feit 3
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer 5].
Ten aanzien van het geweld jegens [slachtoffer 4] bevindt zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring op dit punt.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
(partieel primair)
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken onderkaak), heeft toegebracht,
- door deze [slachtoffer 1] opzettelijk met kracht tegen het hoofd te trappen;
(partieel subsidiair)
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
- met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en
- heeft opgetild en vervolgens op de grond heeft gegooid en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met anderen, aan de openbare weg, Oranjepark, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
- het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het optillen en vervolgens op de grond gooien van die [slachtoffer 2] en het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2];
3.
hij op of omstreeks 11 augstus 2012 te De Lier, gemeente Westland, met een ander, op de openbare weg, te weten het Oranjeplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit
- het slaan met gebalde vuist tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 5].
4. De strafbaarheid van de feiten
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Ten aanzien van feit 3
Noodweer
De verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit beroepen op noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij door drie of vier mannen werd geduwd, dat deze mannen met gebalde vuisten op hem af kwamen lopen en dat hij een vuistslag moest geven om zichzelf te verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van de verdachte geen steun vindt in het dossier, zodat de rechtbank niet aannemelijk acht dat de verdachte heeft gehandeld ter verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.
Er zijn ten aanzien van dit feit dan ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarde zoals vermeld in het reclasseringsrapport, te weten een meldplicht en een behandelverplichting.
De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte bij een eventuele bewezenverklaring reeds lang genoeg in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van een volstrekt willekeurig slachtoffer door hem in zijn gezicht te trappen, waarna deze jongen bewusteloos van de bank viel en, naar later bleek, een gebroken kaak had opgelopen. De verdachte heeft zich daarna niet bekommerd om deze jongen en heeft zich zelfs niet gedistantieerd van de groep van waaruit het geweld werd gepleegd, maar liep mee tot vlak buiten het park waar hij op een andere jongen, eveneens een volstrekt willekeurig slachtoffer, heeft ingetrapt op een manier die zodanig was dat een ander slachtoffer dat getuige was van dit schoppen door de verdachte en een mededader dacht dat het slachtoffer dood zou gaan. De verdachte is pas opgehouden met het schoppen van deze jongen toen hij door anderen werd weggetrokken.
Uit de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer 1] ter terechtzitting door zijn moeder is voorgelezen blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van het geweld voor dit slachtoffer zijn geweest en nog altijd zijn. Mogelijk zal er zelfs sprake zijn van blijvend letsel.
De moeder van [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting een slachtofferverklaring voorgelezen waaruit eveneens blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van het geweld voor dit slachtoffer en zijn omgeving zijn geweest.
De gevolgen voor beide slachtoffers hebben betrekking op hun fysieke gesteldheid, maar ook in vergaande mate op hun gevoel van veiligheid.
Ook het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft, zo blijkt uit de toelichting bij haar vordering benadeelde partij, nog altijd te kampen met de gevolgen die de feiten met zich hebben gebracht.
De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen. Het is bepaald niet aan de verdachte toe te schrijven dat de gevolgen niet nog veel ernstiger waren.
Dit klemt temeer nu de verdachte de feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
Naast deze feiten heeft de verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens een ander slachtoffer. Ook dit feit heeft de verdachte gepleegd in de proeftijd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie reeds eerder meermalen ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Palier, forensische en intensieve zorg, d.d. 8 januari 2013 waarin geadviseerd wordt aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting. De meldplicht houdt in dat de verdachte zich binnen vijf dagen na zijn detentie moet melden bij GGZ Reclassering Palier te Den Haag en daarna gedurende een bepaalde periode moet blijven melden zo frequent als GGZ Reclassering Palier nodig acht.
De behandelverplichting houdt in dat de verdachte zich voor de directe samenhang tussen zijn psychische gezondheid en het middelengebruik met het behandelen bij de Forensische Polikliniek van GGZ Palier dient te laten behandelen.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten en in het bijzonder de ernst van het letsel, de aanzienlijke rol die de verdachte heeft gehad bij de bewezenverklaarde feiten en het gegeven dat de verdachte geen openheid van zaken geeft. De rechtbank zal dan ook een straf opleggen die hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden, die de verdachte ervan dienen te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten, dient te worden opgelegd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van strafrecht, bevelen dat de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.933,77, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting bij monde van zijn moeder de vordering uitgebreid met een post "kosten eigen risico ziektekosten" voor het bedrag van € 350,00.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.745,28, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting bij monde van zijn vader de vordering uitgebreid met een post "extra kosten werkweek" voor het bedrag van € 129,00.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 900,00.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geconcludeerd tot afwijzing van de ter terechtzitting aanvullend gevorderde kosten van € 350,00 eigen risico ziektekosten, nu deze kosten niet nader onderbouwd zijn en tot hoofdelijke toewijzing van de vordering voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zij geconcludeerd tot afwijzing van de ter terechtzitting aanvullend gevorderde kosten van € 129,00 met betrekking tot de werkweek, nu deze kosten niet nader onderbouwd zijn en tot hoofdelijke toewijzing van de vordering voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft zij ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 750,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, nu deze niet duidelijk onderbouwd zijn en de verdachte bovendien heeft ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde. Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij zich op het standpunt gesteld dat dit dient te worden beoordeeld door een civiele rechter.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal de rechtbank deze met betrekking tot de ter terechtzitting opgevoerde schadepost ten aanzien van de kosten van het eigen risico niet-ontvankelijk verklaren, nu dit toekomstige kosten betreft die niet voor toewijzing in dit stadium in aanmerking komen.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, partieel primair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige posten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 313,77, nu de vordering voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, de vordering niet inhoudelijk is betwist door of namens de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, partieel primair en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.813,77.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal de rechtbank deze met betrekking tot de ter terechtzitting opgevoerde schadepost met betrekking tot de bijkomende kosten van de werkweek alsmede de onder 6 opgenomen kosten van de werkweek niet-ontvankelijk verklaren, nu de bijkomende kosten niet zijn onderbouwd en de kosten van de werkweek niet het rechtstreekse gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, partieel subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige posten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 336,39, nu de vordering ten aanzien van die posten voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, de vordering niet inhoudelijk is betwist door of namens de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, partieel subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.336,39.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal de rechtbank deze, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 750,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 47, 57, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 partieel primair ([slachtoffer 2]) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 partieel primair ([slachtoffer 1]), het onder 1 partieel subsidiair ([slachtoffer 2]) en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, partieel primair:
ZWARE MISHANDELING;
ten aanzien van feit 1, partieel subsidiair:
MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING;
ten aanzien van feit 2 en feit 3:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (zegge: achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (zegge: zes) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na afloop van de detentieperiode meldt bij de reclassering te 2521 EN Den Haag, Johanna Westerdijkplein 109;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij de reclassering voornoemd zal melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich onder behandeling zal laten stellen bij de Forensische Polikliniek van GGZ Palier;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 1], een bedrag van € 1.813,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 2], een bedrag van € 1.336,39, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 3], een bedrag van € 750,00;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.813,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] en een bedrag groot
€ 1.336,39, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
€ 750,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 28, 23 respectievelijk 15 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mrs J.C. U-A-Sai en P.J. Schreuder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2013.
1 Wanneer hierna ten aanzien van de feiten 1 en 2 wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1563 2012197919
Wanneer hierna ten aanzien van feit 3 wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1563 2012169330
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], blz. 147
3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 162
4 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 13
5 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 3
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], blz. 177 en 178
7 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, onder 4
8 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris, onder 3
9 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 4
10 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 3, 4 en 5
11 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], blz. 151
12 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2], blz. 178
13 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5], blz. 17 en 18.
14 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 20, 21
15 Geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, blz. 161
16 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 15 februari 2013, onder 2
17 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 5], blz. 396, halverwege
18 Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, onder 2
19 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], blz. 68, laatste alinea en blz. 69 voorlaatste alinea
20 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, onder 3
21 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, onder 5
22 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], blz. 209, 1e alinea, blz. 210, 3e alinea
23 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], blz. 178, halverwege
24 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], blz. 318, voorlaatste alinea
25 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], blz. 69, laatste alinea, regel 6 en 7
26 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], blz. 48, 4e alinea
27 Verklaring van [getuige 4] bij de rechter-commissaris, onder 4
28 Verklaring [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, onder 7 en 9