ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/8609 en AWB 12/8612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor de bouw van 20 eengezinswoningen in Nieuwkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2013 uitspraak gedaan over de bouwvergunning voor de bouw van 20 eengezinswoningen op een perceel in Nieuwkoop. De vergunninghoudster had op 7 november 2006 een aanvraag ingediend voor een reguliere bouwvergunning eerste fase. Na een eerdere vernietiging van een besluit door de rechtbank, heeft verweerder in het kader van hernieuwde besluitvorming besloten de procedure van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te volgen. De rechtbank oordeelde dat de Stichting Veenweidegebied in Nood niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, waardoor het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroep van omwonenden werd ongegrond verklaard, omdat het bouwplan een goede ruimtelijke onderbouwing had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om bouwvergunning en het verzoek om vrijstelling dateerden van vóór de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008, waardoor de bepalingen van de WRO van toepassing bleven. De rechtbank heeft verder overwogen dat de eisers sub 1, omwonenden van het bouwplan, als belanghebbenden konden worden aangemerkt, maar dat hun argumenten tegen de vrijstelling niet opgingen. De rechtbank concludeerde dat het bouwplan niet in strijd was met de geldende bestemmingsplannen en dat de vrijstelling op goede gronden was verleend.

De rechtbank heeft het beroep van eisers sub 1 ongegrond verklaard en het beroep van eiseres sub 2 gegrond, waarbij het bestreden besluit voor zover het bezwaar van eiseres sub 2 ontvankelijk was verklaard, werd vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres sub 2 te vergoeden en verweerder in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/8609 en AWB 12/8612
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 maart 2013 in de zaak tussen
1. [A] en [B], te [plaats], eisers sub 1,
(gemachtigde: mr. K.A. Luehof),
2. de Stichting Veenweidegebied in Nood, te Nieuwkoop, eiseres sub 2,
(gemachtigde mr. J.E. Dijk)
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Prevoo).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [C] B.V., te [plaats], vergunninghoudster.
(gemachtigde mr. H.J. Breeman)
Procesverloop
Op 7 november 2006 heeft vergunninghoudster een aanvraag om reguliere bouwvergunning eerste fase ingediend voor de bouw van 20 eengezinswoningen op het perceel [perceel a-straat] te Nieuwkoop, kadastraal bekend gemeente Nieuwkoop, [sectie, nummer].
Na vernietiging door de rechtbank van een eerder besluit van verweerder bij uitspraak van 13 april 2011, heeft verweerder in het kader van de hernieuwde besluitvorming in bezwaar besloten de procedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te volgen.
Het ontwerpbesluit alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 3 november 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Bij brief van 13 december 2011 hebben eisers sub 1 een zienswijze ingediend.
Bij brief van 12 december 2011 heeft eiseres sub 2 een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 24 juli 2012 heeft verweerder de gevraagde vergunning en genoemde vrijstelling bij nieuwe beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) verleend.
Eisende partijen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingediend, zaaknummer AWB 12/8609 respectievelijk AWB 12/8612. Eiseres sub 2 heeft de gronden nadien aangevuld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Nadien heeft verweerder nog een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2013. Eisers sub 1 zijn in persoon verschenen. Gemachtigde van eisers sub 1 is met bericht van verhindering niet verschenen. Namens eiseres sub 2 is verschenen [D], bijgestaan door gemachtigde Dijk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Prevoo en F. van Groen, laatstgenoemde werkzaam bij Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau [E]. Namens vergunninghoudster is verschenen [F], directeur, bijgestaan door gemachtigde Breeman.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals het gold voor de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
1.1. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de WRO ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien de aanvraag om bouwvergunning en impliciet dus ook het verzoek om vrijstelling dateert van vóór 1 juli 2008, zijn in dit geval nog de bepalingen van de WRO en de Wow van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008 luidden.
2. Het bouwplan voorziet in de bouw van 20 eengezinswoningen op het perceel [perceel a-straat] te Nieuwkoop. Het project bestaat uit 10 geschakelde villa’s (nokhoogte 9 meter), 8 eengezinswoningen (nokhoogte 11 meter) en 2 GGZ-units. Op het terrein bevond zich een woning met bijbehorend erf, waarop een berging, een schuur en een silo aanwezig waren, alsmede weiland.
Op 14 juni 2011 heeft verweerder het wijzigingsplan “Ruygeborg” vastgesteld dat voorziet in de realisatie van nieuwe natuur om het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft heen.
3. Verweerder heeft voor dit bouwplan reeds bij besluit van 27 januari 2009 met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling en reguliere bouwvergunning eerste fase verleend. Bij besluit van 4 september 2009 heeft verweerder de ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 april 2011, zaaknummers 09/7387 WRO en 09/7588 WRO, heeft deze rechtbank het door onder meer eiseres sub 2 tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken na het verzenden van die uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3.1 Bij besluit van 24 mei 2011 heeft verweerder het besluit van 27 januari 2009 herroepen en besloten een procedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te volgen.
Zaaknummer AWB 12/8612
4. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Zie ondermeer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 27 juli 2011 (LJN: BR3192).
4.1. Blijkens artikel 2, eerste lid, van de statuten heeft eiseres sub 2 als doelstelling het openhouden en beschermen van de groene ruimte in het (veen)weidegebied rond om de kern Nieuwkoop en directe omgeving. Onder de doelstelling valt mede het behouden en het verbeteren van de natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de flora en de fauna, de kwaliteit van het milieu waaronder de lucht, de bodem en het water en de gezondheid van mensen en een goede ruimtelijke ordening, alles in de ruimste zins des woords.
Dit doel tracht eiseres sub 2 blijkens het tweede lid van dit artikel te verwezenlijken door wettige middelen, welke voor het doel bevorderlijk zijn.
4.2. In het aanvullend beroepschrift van eiseres sub 2 van 28 januari 2013 is, in reactie op het verweerschrift, vermeld dat eiseres sub 2 is aangesloten bij de Stichting Groene Hart, waarmee zij in gezamenlijkheid veel initiatieven laat zien op het gebied van het behouden van het karakter van het Groene Hart. Daarnaast zat eiseres sub 2 in een klankbordgroep om te praten over de aanleg van het natuurgebied “Ruygeborg” en denkt zij nog steeds mee over de inrichting hiervan. Voorts heeft zij meegedacht over de eventuele aanleg van een rondweg door het veenweidegebied aan de noordoost-zijde van de kern Nieuwkoop.
Ter zitting zijn namens eiseres sub 2 desgevraagd enige stukken overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat zij feitelijke werkzaamheden verricht. Deze stukken betreffen onder meer een mede namens eiseres sub 2 overgelegde brief van 19 april 2011. Hierin wordt een zienswijze geformuleerd tegen het wijzigingsplan betreffende het natuurgebied “Ruygeborg”. Deze brief kan reeds daarom niet dienen ter ondersteuning van de stelling dat eiseres sub 2 feitelijke werkzaamheden verricht die niet bestaan in procederen. De overigens overgelegde correspondentie betreft veelal correspondentie van de Klankbordgroep [b-straat], welke correspondentie niet (mede) uit naam van eiseres sub 2 is gevoerd. Ook hieruit blijkt dus niet van feitelijke werkzaamheden door eiseres sub 2. Verder heeft eiseres sub 2 zich niet een bundeling van individuele belangen ten doel gesteld, zoals in de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2011 aan de orde was.
4.3. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres sub 2 niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb kan worden aangemerkt.
4.4. Omdat bij het bestreden besluit van 24 juli 2012 het bezwaar van eiseres sub 2 ontvankelijk is geacht, is het beroep gegrond en moet dit besluit in zoverre worden vernietigd.
4.5. De rechtbank voorziet in zoverre zelf in de zaak door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
4.6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers sub 2 het door henaar betaalde griffierecht vergoedt.
4.7. Verweerder wordt in de door eisers sub 2 gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.
Zaaknummer AWB 12/8609
5. Eisers sub 1 wonen aan de [a-straat], op geringe afstand van het bouwplan en hebben vanuit hun woning direct zicht op het bouwplan. Zij kunnen dan ook als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt.
6. Eisers sub 1 stellen dat de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen niet mag worden uitgeoefend, omdat vaststaat dat het bouwplan niet volledig binnen de bebouwingscontouren wordt gerealiseerd. Gedeputeerde staten hebben onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom in dit geval van het beleid wordt afgeweken. Verweerder heeft naar de mening van eisers sub 1 onvoldoende gemotiveerd waarom dit plan past binnen de toekomstige bestemming van het gebied. Verweerder is daarbij van een te geringe planologische inbreuk uitgegaan. Voorts betogen eisers sub 1 dat het bouwplan tot gevolg heeft dat het woon- en leefklimaat van eisers sub 1 onaanvaardbaar wordt aangetast.
6.1. Ter zitting is gebleken dat het bouwen op de waterkering geen beroepsgrond meer is.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de eventuele overschrijding van de bebouwingscontour dermate gering is dat daarmee op geen enkele noemenswaardige manier afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling om verstedelijking van het Groene Hart tegen te gaan. Het bouwplan heeft blijkens het uitgevoerde natuuronderzoek geen negatieve effecten op het naastgelegen natuurgebied Ruygeborg. In de ruimtelijke onderbouwing is afdoende aangetoond dat het bouwplan stedenbouwkundig past in de omgeving en geen nadelige effecten heeft op de omgeving van het plangebied. Het bouwplan draagt bij aan het gemeentelijk woningbouwprogramma zoals vastgelegd in de Woonvisie. Het college heeft aan het maatschappelijk belang een zwaarder gewicht toegekend dan aan de belangen van eisers sub 1. Daarbij speelt een rol dat de afstand van het bouwplan tot de woningen van eisers sub 1niet onredelijk klein is.
8. Ingevolge artikel 56a, eerste lid, van de Woningwet (Wow), wordt een reguliere bouwvergunning op aanvraag in twee fasen verleend. De bouwvergunning eerste fase mag slechts en moet ingevolge het tweede lid van dit artikel worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, c, d of e, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
8.1. In artikel 44, eerste lid, van de Wow is bepaald dat een bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar genoemde weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de bouwvergunning te worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen.
8.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het desbetreffende gebied.
8.3. Ingevolge artikel 19, vierde lid, aanhef en onder b, van de WRO, kan, indien sprake is van een gebied waarvoor het bestemmingsplan niet overeenkomstig artikel 33, eerste lid, na tien jaar is herzien, die vrijstelling slechts worden verleend als voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
8.4. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Nieuwkoop”. Het betrokken perceel heeft de bestemming “Agrarisch gebied in een open landschap” met de nadere aanduiding “bebouwingscontour”. Ingevolge artikel 4, onder A, van de planvoorschriften gelden de bepalingen voor agrarische doeleinden en alle daarbij van toepassing zijnde overige bepalingen van het bestemmingsplan “Kern Nieuwkoop”. Ingevolge artikel 21 van dat bestemmingsplan in samenhang gelezen met artikel 1, lid 18, zijn gronden met de bestemming “Agrarische Doeleinden” bestemd voor bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van vee, nader te onderscheiden in land- en tuinbouw op open grond, glastuinbouw en intensieve veehouderij. Ingevolge artikel 21, tweede lid, van de voorschriften van dat bestemmingsplan mogen op die gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd gebouwen ten dienste van de bedrijven maar geen kassen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat een en ander slechts is toegestaan indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering gelet op de aard, inrichting omvang en continuïteit van het bedrijf nodig is.
8.5. Daarnaast heeft het betrokken perceel de bestemming “Woondoeleinden”, met de nadere aanduiding “voormalig agrarisch bedrijfsgebouw”. Ingevolge artikel 7, onder A, van de voorschriften van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Nieuwkoop” gelden de bepalingen voor Woondoeleinden Lintbebouwing en alle daarbij van toepassing zijnde overige bepalingen van het bestemmingsplan “Kern Nieuwkoop”
8.6. Voorts is het gehele perceel voorzien van de aanduiding “Wijziging naar natuur van toepassing”. Ingevolge artikel 3 (Beschrijving in hoofdlijnen) onder 3.1 is wijziging naar de bestemming “Natuurgebied” mogelijk na toepassing van een algemene en een locatiegebonden wijzigingsbevoegdheid op de gebiedsbestemmingen. Voor de toepassing van de locatiegebonden wijzigingsbevoegdheid geldt dat de wijziging zal worden toegepast om te zorgen voor een afronding van de samenhang van bestaande natuurgebieden afgestemd op het Plan De Venen. Voor de toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid geldt dat de wijziging uitsluitend betrekking zal hebben op gronden die liggen in het traject van een te realiseren ecologische verbindingszone.
8.7. Op het gedeelte van het perceel dat niet is voorzien van de aanduiding “bebouwingscontour” is artikel 4 van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Nieuwkoop” van toepassing. Ingevolge artikel 4, onder A, van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische veehouderij, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke openheid, alsmede de natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van de ecologische verbindingszones.
9. Vaststaat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet hierop heeft verweerder vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO verleend.
9.1. Bij raadsbesluit van 29 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Nieuwkoop de bevoegdheid tot het nemen van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling gedelegeerd aan verweerder. Laatstelijk op 15 september 2011 heeft de gemeenteraad voor dit perceel een voorbereidingsbesluit genomen, dat ten tijde van het bestreden besluit nog geldig was. Op 16 juli 2012 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland (GS) een verklaring van geen bezwaar afgegeven.
Gelet hierop is aan de formele vereisten voor het volgen van deze vrijstellingsprocedure voldaan.
9.2. De rechtbank stelt voorop dat hetgeen eisers sub 1 hebben aangevoerd met betrekking tot de ligging van de bebouwingscontour niet relevant is voor de vraag of verweerder bevoegd was vrijstelling te verlenen, aangezien van de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO formeel ook gebruik kan worden gemaakt voor projecten die buiten de bebouwingscontour zijn gelegen. Of van die bevoegdheid in dit geval rechtmatig gebruik is gemaakt komt hierna aan de orde.
10. De aan de ruimtelijke onderbouwing van een project te stellen eisen zijn zwaarder, naarmate de inbreuk van het bouwplan ten behoeve waarvan vrijstelling wordt verleend op de bestaande planologische situatie groter is.
10.1. Alle woningen zijn voorzien op gronden met de bestemming “Agrarische doeleinden”, waarop onder voorwaarden agrarische bedrijfsgebouwen gebouwd mogen worden. De tuinen van de woningen van blok B alsmede één van de woningen van blok C zijn buiten de bebouwingscontour geprojecteerd op gronden waarop ingevolge artikel 4, onder B, van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Nieuwkoop” geen gebouwen mogen worden gebouwd.
Alleen de bergingen van de woningen van blok C zijn voorzien op gronden met de bestemming “Woondoeleinden Lintbebouwing”.
Voorts is op het gehele perceel de wijzigingsbevoegdheid naar natuur van toepassing.
Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een grote inbreuk op het geldende planologische regime.
10.2. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan voldoet het project aan de provinciale Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014, de provinciale Verordening Ruimte 2010 en de gemeentelijke nota Visie op Wonen, de Woonvisie Nieuwkoop 2010-2020 en de Structuurvisie Nieuwkoop 2040. Voorts wordt in de ruimtelijke onderbouwing vermeld dat bij het opstellen van het bouwplan rekening is gehouden met de karakteristieken van het landschap. Door de situering van de woningen worden zichtlijnen behouden. De bebouwing is terugliggend van de [a-straat] en sluit aan bij de bestaande rooilijn van de boerderij aan de [a-straat]. Ook de bouwhoogte en bouwstijl sluiten aan op de aanwezige bebouwing.
10.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bouwplan aldus van een goede ruimtelijke onderbouwing voorzien.
10.4. Eisers sub 1 hebben aangevoerd dat op 17 januari 2013 een ontwerp-wijzigingsplan ter inzage is gelegd waarin de bouw van slechts 18 woningen mogelijk wordt gemaakt.
Verweerder heeft daarover ter zitting verklaard dat in het ontwerpbestemmingsplan “Kern Nieuwkoop”, dat onlangs ter inzage is gelegd het bouwplan zal worden ingepast. Bij blok C van het bouwplan is op de plankaart ten onrechte het cijfer 8 vermeld. Deze fout zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden hersteld, in die zin dat de “8” in een “10” zal worden gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat het de bedoeling van verweerder is om dit bouwplan positief te bestemmen.
Voorts hebben provinciale staten van Zuid-Holland op 30 januari 2013 de Actualisering 2012 van de Provinciale Structuurvisie vastgesteld, waarin de bebouwingscontour ter plaatse van het bouwplan zodanig is verschoven, dat het gehele bouwplan binnen die contour ligt.
Op deze wijze wordt nog eens onderstreept dat het bouwplan past binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid en voorzien is van een goede ruimtelijke onderbouwing.
11. Voorts kan geen aanspraak worden gemaakt op het behoud van vrij uitzicht, nu de woning van eisers sub 1 binnen de bebouwingscontour van de kern Nieuwkoop is gelegen. Ook overigens hebben eisers geen gronden aangevoerd die zouden moeten leiden tot het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling.
12. Aangezien geen van de andere in artikel 44, eerste lid, van de Wow genoemde weigeringsgronden zich voordoet, heeft verweerder, gelet op dit artikellid in samenhang met artikel 56a, tweede lid, van de Wow, op goede gronden de gevraagde bouwvergunning eerste fase verleend.
13. Het beroep van eisers sub 1 is derhalve ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart:
- het beroep van eisers sub 1 ongegrond;
- het beroep van eiseres sub 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar van eiseres sub 2 ontvankelijk is verklaard;
- verklaart het bezwaar van eiseres sub 2 niet-ontvankelijk en dat bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,-- aan eiseres sub 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,--, te betalen aan eiseres sub 2.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, mr. J.L. Verbeek en mr. C.J. Waterbolk, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.