ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-09-438373 - JE RK 13-571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een conflictueuze gezinssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2013 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden, omdat de minderjarige in een zorgelijke situatie verkeert. De minderjarige verblijft feitelijk bij zijn grootmoeder aan moederszijde, maar de relatie tussen de minderjarige en zijn moeder is verstoord. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, maar maakt zich zorgen over de afstand naar Dordrecht, waar de minderjarige geplaatst zou worden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds zijn vijfde jaar geen contact meer heeft met zijn vader, die daarom niet als belanghebbende is aangemerkt. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarige kan worden geplaatst in fasehuis De Klimop te Dordrecht, waar hij contact kan onderhouden met zijn vrienden en grootmoeder, en waar gewerkt kan worden aan zijn schoolgang. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder over het schoolverzuim en de opvoedcapaciteiten van de grootmoeder meegewogen in zijn beslissing.

De kinderrechter oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals genoemd in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De situatie rondom de minderjarige is zorgelijk, en er is een loyaliteitsconflict tussen de moeder en de grootmoeder. De kinderrechter heeft besloten dat het in het belang van de minderjarige is om op een neutrale plek te wonen, waar hij onbelast contact kan hebben met beide partijen. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de minderjarige onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, met een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-571
Zaaknummer: C/09/438373
Datum beschikking: 12 maart 2013
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
Beschikking op het op 1 maart 2013 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [datum] 1997 te Zwijndrecht;
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[vader],
de vader,
géén belanghebbende in deze procedure,
en
[belanghebbende],
de moeder,
wonende te [adres ],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
In deze procedure wordt tevens aangemerkt als belanghebbende:
[belanghebbende 2], de grootmoeder moederszijde,
wonende te [adres 2].
De minderjarige verblijft feitelijk bij de grootmoeder moederszijde.
Procedure
De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift;
- de raadsrapportage d.d. 26 februari 2013,
- het indicatiebesluit van Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (verder: Bureau
Jeugdzorg) d.d.7 maart 2013;
- de brief d.d. 8 maart 2013 - tevens bericht van niet verschijnen - van de grootmoeder
moederszijde.
Op 12 maart 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- K.A. Hompert en J.J. de Kok, beiden namens de Raad,
- de heer Kolkman, namens Bureau Jeugdzorg,
- de moeder.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige voor de periode van één jaar. De Raad is blijkens de raadsrapportage van oordeel dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd doordat hij in een loyaliteitsconflict verkeert tussen zijn moeder en de grootmoeder moederszijde en doordat de minderjarige bij de grootmoeder moederszijde niet veel grenzen en sturing lijkt te krijgen. De minderjarige is wegens gedragsproblemen in de thuissituatie medio 2012 gaan wonen bij de grootmoeder moederszijde. De relatie tussen de minderjarige en de moeder is verstoord. De moeder en de grootmoeder verkeren in conflict. De minderjarige verzuimt thans veel van school. De minderjarige wil zijn moeder niet meer zien. Hij wil bij zijn oma blijven met wie hij een prettige band heeft. De Raad acht plaatsing van de minderjarige op een neutrale plek aangewezen van waaruit kan worden toegewerkt naar zelfstandigheid. Verder acht de Raad het aangewezen dat de aandacht van de te benoemen gezinsvoogd uitgaat naar een contactherstel tussen de moeder en de minderjarige.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
Beoordeling
De stiefvader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De minderjarige is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Blijkens de raadrapportage heeft de Raad de vader op de hoogte gesteld van het raadsonderzoek, doch is van de vader geen reactie ontvangen. Gelet hierop en tevens op het feit dat volgens de raadsrapportage de minderjarige sinds zijn vijfde jaar geen contact heeft met de vader en deze geen rol speelt in zijn leven heeft de kinderrechter de vader van de minderjarige niet aangemerkt als belanghebbende.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de minderjarige kan worden geplaatst in fasehuis De Klimop van Trivium Lindenhof te Dordrecht. Het is een plek van waaruit de minderjarige het contact met zijn vrienden en met zijn oma kan onderhouden en kan worden gestimuleerd in zijn schoolgang bij zijn huidige school. Vanuit De Klimop kan worden toegewerkt naar begeleid zelfstandig wonen.
De moeder heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de minderjarige, vooral met betrekking tot zijn schoolverzuim. Zij is het eens met de ondertoezichtstelling en met de voorgenomen uithuisplaatsing, maar heeft er moeite mee dat Dordrecht toch op aanzienlijke afstand ligt van Katwijk, waar zij woonachtig is.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van een zorgelijke situatie rondom de minderjarige. Er zijn zorgen over de draagkracht van de grootmoeder, nu zij bij de Raad heeft aangegeven dat de opvoedrol haar zwaar valt, maar dat zij geen hulpverlening wenst. Voorts zijn er zorgen over de wijze waarop de grootmoeder het gezag over de minderjarige uitoefent, er geen enkel contact tussen de minderjarige en de moeder is en het schoolverzuim van de minderjarige de afgelopen periode is toegenomen. De kinderrechter acht de bemoeienis van een gezinsvoogd, die in het belang van de minderjarige beslissingen kan nemen, dan ook aangewezen. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Nu de minderjarige blijkens de raadrapportage in een loyaliteitsconflict zit tussen de moeder en de grootmoeder en ieder contact en overleg tussen de minderjarige en grootmoeder enerzijds en de moeder anderzijds ontbreekt, is de grootmoeder moederszijde niet de beste verblijfplaats voor de minderjarige. Het is in zijn belang om te wonen op een neutrale plek van waaruit de minderjarige met beiden onbelast contact kan hebben en zich kan ontwikkelen. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat de minderjarige blijkens de raadrapportage aan de Raad in reactie op de raadrapportage heeft aangegeven mee te willen werken aan een verblijf in het fasehuis De Klimop. Het verzoek van de Raad zal de kinderrechter dan ook toewijzen.
Beslissing
De kinderrechter:
stelt de minderjarige van 12 maart 2013 tot 12 maart 2014 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 12 maart 2013 tot 12 maart 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 7 maart 2013 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Haan, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2013, in tegenwoordigheid van B.M. van Leeuwen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag.