ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5814
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met afwijzing van verzoek voor minderjarige sub 1
In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 februari 2013, is er een verzoek behandeld tot machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, aangeduid als sub 1 en sub 2. De minderjarige sub 1 verblijft bij de moeder, terwijl sub 2 in een behandelinstelling, Kentalis, verblijft. Bureau Jeugdzorg heeft de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen gemandateerd aan de William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ). De moeder van de minderjarigen heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing van sub 1, waarbij zij haar rol als goede moeder benadrukt en de beschuldigingen van de gezinsvoogd betwist. De vader steunt de moeder en uit ook zijn bezorgdheid over de situatie van sub 2 in Kentalis, vooral met betrekking tot het beperkte contact met zijn dochter.
De rechtbank heeft de situatie van beide minderjarigen beoordeeld. Voor sub 1 is vastgesteld dat er een zorgelijke toestand heerst op alle leefgebieden en dat de moeder niet in staat is om de gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank twijfelt of een uithuisplaatsing in een leefgroep zonder behandeling de situatie van sub 1 zal verbeteren, en wijst het verzoek tot uithuisplaatsing voor haar af. De rechtbank adviseert de WSJ om alternatieven te zoeken voor de woonsituatie van sub 1, inclusief de mogelijkheid dat de vader de zorg op zich neemt.
Voor sub 2 oordeelt de rechtbank dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De ouders zijn niet in staat om de juiste omgeving te bieden voor sub 2, en binnen Kentalis ontwikkelt zij zich goed. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van sub 2 in een AWBZ-instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 8 maart 2013 tot 21 oktober 2013. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. B. Laterveer, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.