ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/09/434224 JE RK 12-3609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van persoonlijke problematiek van ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. Het verzoek tot verlenging was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, die betrokken was bij de zorg voor de minderjarige. De ouders van de minderjarige hebben ingestemd met het verzoek, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedingssituatie. De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder, maar er zijn problemen in de communicatie tussen de ouders, wat leidt tot een onveilige situatie voor het kind. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 27 februari 2013 tot 13 februari 2014, met behoud van de betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg. De kinderrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en dat dit een ernstige bedreiging vormt voor de belangen van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de ouders de adviezen van de gezinsvoogd niet opvolgen, wat de situatie verder compliceert. De kinderrechter heeft besloten dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd om de belangen van de minderjarige te beschermen en om ervoor te zorgen dat de ouders de nodige hulp en begeleiding krijgen om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 12-3609
Zaaknummer: C/09/434224
Datum beschikking: 26 februari 2013
Verlenging ondertoezichtstelling
Beschikking op het op 28 december 2012 ingekomen verzoekschrift van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijnland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [datum] 2002 te Leiden;
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[belanghebbende 1],
de vader,
wonende te [adres 1],
en
[belanghebbende 2],
de moeder,
wonende te [adres 2],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
In onderhavige procedure worden tevens als belanghebbende aangemerkt:
* [belanghebbende 3] (verder: de stiefmoeder), wonende op het adres van de vader voornoemd;
* [belanghebbende 4] (verder: de partner van de moeder), wonende te [adres 3].
De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder.
Procedure
Bij beschikking d.d. 24 januari 2013 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling (ambtshalve) verlengd van 13 februari 2013 tot 27 februari 2013 en de behandeling van de zaak voor het overige aangehouden tot onderhavige terechtzitting. De reden voor de aanhouding was gelegen in het feit dat de opgegeven verhinderdata van partijen het niet mogelijk maakte de behandeling ter zitting eerder te laten plaatsvinden dan de expiratiedatum van de op dat moment lopende ondertoezichtstelling, te weten tot 13 februari 2013.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de in de beschikking d.d. 24 januari 2013 genoemde stukken en voorts van:
- de brief d.d. 18 januari 2013 van de zijde van de vader en de stiefmoeder, met bijlagen, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 18 januari 2013;
- de brief d.d. 15 februari 2013 van de zijde van Bureau Jeugdzorg;
- de brief d.d. 18 januari 2013 van de zijde van de moeder, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 24 januari 2013.
Op 26 februari 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- de heer G.R. Tromp, gezinsvoogd, namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader en de stiefmoeder;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. [advocaat moeder], kantoorhoudende te Leiden, en de partner van de moeder.
Verzoek
Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. Bureau Jeugdzorg heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat het van belang is dat de hulpverlening het komende jaar gewaarborgd blijft en dat er zicht wordt gehouden op de ontwikkeling van de minderjarige. De zorgen die bij aanvang van de maatregel aanwezig waren zijn onverminderd aanwezig. De ouders zijn niet of nauwelijks in staat om op een normale manier met elkaar te communiceren en concrete afspraken te maken over de opvoeding van de minderjarige. Er is sprake van loyaliteitsproblematiek en de minderjarige zit klem tussen beide ouders. Zij lijkt zich onveilig te voelen bij de moeder gezien haar uitspraken over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de moeder. Gezien de zorgen om de algehele ontwikkeling van de minderjarige is de GGZ verzocht om nadere diagnostiek, advies en behandeling. De GGZ heeft echter geconcludeerd dat de opvoedingsomgeving waarin Julia zich bevindt geen ruimte biedt voor diagnose en behandeling. Systeemgerichte behandeling biedt naar de mening van de GGZ evenmin voldoende perspectief op verbetering van de primaire leefsituatie en wordt daarom niet aangeboden. Het ter zitting gedane verzoek van de zijde van de moeder om een second opinion van het advies van de GGZ zal intern worden besproken. De gezinsvoogd zal in de komende periode met de ouders wederom trachten duidelijke afspraken te maken over de zorg- en opvoedingstaken, hoewel hij zich realiseert dat het lastig is om de bestaande patronen te doorbreken. De komende periode zal de gezinsvoogd ook de door Julia zelf gestarte procedure tot wijziging van haar hoofdverblijf intern en met ouders bespreken.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
Beoordeling
De kinderrechter overweegt als volgt.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor (verlenging van de) ondertoezichtstelling zich voordoen. Tussen partijen is onverminderd sprake van een onmogelijkheid om behoorlijk te communiceren over de minderjarige. De uitlatingen van partijen ter terechtzitting dragen bovendien bij aan het beeld dat in de stukken van hen wordt geschetst, in het bijzonder waar het hun ernstig verstoorde verhoudingen betreft. Aangenomen moet worden dat de minderjarige last heeft van de in verband met haar zorg en opvoeding bij partijen steeds oplopende spanningen. Vanwege de lange duur van deze situatie is daarmee sprake van een ernstige bedreiging voor de (geestelijke- en lichamelijke-) belangen van de minderjarige.
De kinderrechter acht het bijzonder zorgwekkend dat beide ouders elkaar over en weer blijven verwijten onvoldoende oog te hebben voor het belang van de minderjarige, en daarbij volstrekt voorbijgaan aan hun eigen bijdrage aan het ontstaan van de voor hun dochter uiterst bedreigende situatie. De adviezen van de gezinsvoogd over de communicatie worden door de ouders niet opgevolgd. Aldus zijn de ouders niet in staat gebleken om op een constructieve wijze de situatie voor hun dochter te verbeteren zonder haar daarbij in een loyaliteitsconflict te plaatsen.
Gezien het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd voor de verzochte duur, zodat een onafhankelijke neutrale persoon de bedreigde belangen van de minderjarige kan blijven beschermen. Met name dient de minderjarige te worden gevrijwaard van de persoonlijke problematiek die tussen de ouders speelt en dienen ouders de adviezen van de gezinsvoogd op dat gebied op te volgen. Partijen dienen het aankomende jaar te benutten om constructief mee te werken aan verbetering van hun onderlinge verstandhouding. In situaties die hun dochter betreffen moeten zij leren naast elkaar in plaats van tegenover elkaar te gaan staan. De door de minderjarige gestarte eigen rechtsingang is reden te meer voor de ouders om samen te werken. Alleen zo kan worden voorkomen dat het loyaliteitsconflict van de minderjarige wordt verergerd met alle gevolgen voor haar ontwikkeling van dien.
Daarom zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 27 februari 2013 tot 13 februari 2013 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2013, in tegenwoordigheid van mr. B. Laterveer als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
's-Gravenhage.