ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5099
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van vreemdeling met Somalische nationaliteit
Op 25 februari 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling met de Somalische nationaliteit, die in beroep ging tegen een vrijheidsontnemende maatregel die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was opgelegd. De vreemdeling had op 8 februari 2013 een beroepschrift ingediend, waarin ook om schadevergoeding werd verzocht. Tijdens de openbare behandeling op 18 februari 2013 was de vreemdeling aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat de vreemdeling niet op de voorgeschreven wijze Nederland was binnengekomen en zich gedurende enige tijd aan het toezicht had onttrokken. Dit leidde tot de conclusie dat er een risico bestond dat de vreemdeling zich opnieuw aan het toezicht zou onttrekken, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigde.
De rechtbank nam in haar overwegingen ook de beleidswijziging van 14 december 2012 in acht, waarbij de situatie in Somalië was herbeoordeeld. De vreemdeling had aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Somalië bestond, maar de rechtbank oordeelde dat de toezeggingen van de Somalische autoriteiten en de inspanningen van de verweerder om tot uitzetting over te gaan, voldoende waren om te concluderen dat er wel degelijk een redelijk vooruitzicht op verwijdering bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.