ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ4890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige na incidenten met broer
Op 19 februari 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige, die feitelijk in een logeerhuis verblijft. Het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing werd ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, naar aanleiding van onveilige thuissituaties en incidenten met de broer van de minderjarige. De kinderrechter had eerder op 11 februari 2013 een spoedmachtiging verleend voor tijdelijke uithuisplaatsing, maar het verzoek voor de langere termijn werd aangehouden tot de zitting op 19 februari.
Tijdens de zitting heeft de moeder van de minderjarige verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing. Zij gaf aan dat de thuissituatie lange tijd goed was en dat de problemen waren ontstaan door de terugkeer van de broer, die recentelijk vanuit een gesloten jeugdzorginstelling weer thuis was gekomen. De kinderrechter heeft de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat, ook in raadkamer gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij zelf de crisisdienst heeft ingeschakeld toen de situatie met de broer uit de hand dreigde te lopen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de gronden voor uithuisplaatsing, zoals genoemd in het Burgerlijk Wetboek, niet of onvoldoende aanwezig zijn. De kinderrechter heeft overwogen dat de minderjarige graag bij de moeder wil wonen en dat de rust in de thuissituatie lijkt te zijn teruggekeerd nu de broer niet langer thuis woont. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.