ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ4450
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg in afwachting van overplaatsing van een minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van de plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg om de minderjarige, die feitelijk verblijft in een gesloten jeugdzorginstelling, te machtigen tot verdere opname en verblijf in deze accommodatie. De kinderrechter heeft eerder op 4 september 2012 een ondertoezichtstelling en een machtiging tot gesloten plaatsing verleend, die op 4 maart 2013 zou aflopen. De moeder van de minderjarige heeft ingestemd met het verzoek, terwijl de advocaat van de minderjarige, mr. J.H. Weermeijer, verweer heeft gevoerd en stelde dat niet aan de formele eisen was voldaan.
De kinderrechter overweegt dat de formele vereisten zijn nageleefd, aangezien er een instemmingsverklaring en een indicatiebesluit zijn overgelegd. Ondanks de verbeteringen in de situatie van de minderjarige, is de kinderrechter van oordeel dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De kinderrechter benadrukt dat de behandeling veilig en verantwoord moet worden voortgezet om verdere achteruitgang te voorkomen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de wetgever met de Wet op de Jeugdzorg de mogelijkheid heeft gecreëerd om trajecten binnen de machtiging tot gesloten plaatsing te laten plaatsvinden.
De beschikking houdt in dat de Stichting Bureau Jeugdzorg wordt gemachtigd om de minderjarige op te nemen en te laten verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg tot 8 juni 2013, ter effectuering van het indicatiebesluit van 18 februari 2013. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren, waaronder de moeder en de minderjarige, bijgestaan door hun advocaat. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en besloten dat de machtiging noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige.