ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ4201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-09-421382 - HA ZA 12-728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schadeloosstelling voormalig woonwagenbewoner

In deze zaak vordert eiser, een voormalig woonwagenbewoner van het woonwagencentrum Escamplaan te Den Haag, een verklaring voor recht dat hij recht heeft op schadeloosstelling van de gemeente 's-Gravenhage. De gemeente heeft het woonwagencentrum opgeheven en stelt dat eiser op de peildatum niet als woonachtig op de Escamplaan was ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), maar slechts met een briefadres. Eiser betwist dit en stelt dat hij feitelijk op de peildatum op de Escamplaan woonde, en dat hij erop mocht vertrouwen dat de GBA-gegevens niet op de door de gemeente voorgestane wijze zouden worden gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de gemeente wordt toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling van eiser dat hij op de peildatum feitelijk woonachtig was op de Escamplaan. De procedure omvat een aantal processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusie van antwoord, en er is een comparitie van partijen bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GBA-gegevens van 1 oktober 2006 als uitgangspunt worden genomen voor de herstructurering van de locatie. Eiser heeft een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij vanaf 17 juni 1974 op de Escamplaan heeft gewoond. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser op de peildatum op de Escamplaan woonde, behoudens tegenbewijs door de gemeente. De gemeente wordt in de gelegenheid gesteld dit tegenbewijs te leveren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/421382 / HA ZA 12-728
Vonnis van 20 februari 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.B. van Heijningen,
tegen
het publiekrechtelijke orgaan
DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Heinrich.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 juni 2012;
- de akte verzoek overlegging producties van 20 juni 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord van 1 augustus 2012, met producties;
- het tussenvonnis van 15 augustus 2012 waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 20 november 2012.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De gemeenteraad van Den Haag heeft in 2001 in verband met beoogde deconcentratie van woonwagencentra besloten tot opsplitsing en renovatie van het woonwagencentrum aan de [straat 1]. De bedoeling was dat het centrum aan de [straat 1] zou worden verkleind en dat in Ypenburg een nieuwe locatie zou worden gerealiseerd.
2.2. Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Den Haag besloten tot een koerswijziging, met als insteek vermindering van het totale aantal woonwagenstandplaatsen binnen de Gemeente. Daarbij is besloten dat de woonwagenlocatie [straat 1] zou worden opgeheven en is de bewoners aangezegd de standplaats per 1 september 2008 te verlaten.
2.3. De Gemeente heeft op 14 december 2006 een Plan van Aanpak woonwagenlocatie [straat 1] (hierna: Plan van Aanpak) geaccordeerd, waarin de herhuisvesting van de betrokken bewoners van de standplaatsen en de hen in verband met de verhuizing te betalen vergoedingen is opgenomen. In het Plan van Aanpak is - onder meer - opgenomen:
“(…)
2. Projectkader
(…)
De eerste fase bestaat - samengevat - uit de volgende werkzaamheden:
- inventarisatie van het huidige gebruik van de woonwagenlocatie [straat 1];
- vaststelling van het feitelijk gebruik van de standplaatsen door de verschillende bewoners;
- vaststelling van een Sociaal Plan voor het herstructureringsgebied;
- herhuisvesting van de bewoners;
- sloop locatie [straat 1].
In onderstaande paragrafen zijn de werkzaamheden die betrekking hebben op de eerste fase verder uitgewerkt.
2.1 Inventarisatie huidig gebruik woonwagenlocatie [straat 1]
Een eerste inventarisatie van de woonwagenlocatie [straat 1] heeft de volgende gegevens opgeleverd:
(…)
Overige voorzieningen op het woonwagencentrum
(…)
(…) Uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) blijkt dat er op het woonwagencentrum [straat 1] 145 personen zijn ingeschreven. Als basis voor de herstructurering van de locatie [straat 1] worden de GBA-gegevens met als peildatum 1 oktober 2006 als uitgangspunt genomen. Deze gegevens (peildatum 1 oktober 2006) vormen ook het uitgangspunt bij het opstellen van het Sociaal Plan. (…)
2.2 Vaststelling feitelijke gebruik door de verschillende bewoners
Voor de bewoners gekoppeld aan de standplaatsen op de woonwagenlocatie [straat 1] geldt, dat de aanleiding tot het gebruik van de standplaats per bewoner verschilt. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop de herhuisvesting van de bewoners gestalte krijgt. Voor wat betreft de aanleiding tot het gebruik van de standplaats zijn de bewoners van de [straat 1] in het verleden op verschillende manieren door de gemeente schriftelijk benaderd:
a. door middel van een zogenaamde artikel 10-ontheffing;
b. door middel van een tijdelijke ontheffing;
c. door middel van een aanwijzing als herstructureringskandidaat.
Daarnaast zijn er 6 bewoners die omtrent het gebruik van hun standplaats geen van bovenstaande brieven van de gemeente hebben ontvangen.
(…)
Ad c) Herstructureringskandidaat
Op 12 juni 2003 is er door de gemeente Den Haag aan 59 bewoners van de [straat 1] per brief meegedeeld dat zij op de Deconcentratielijst van standplaatszoekenden van het Stadsgewest Haaglanden werden geplaatst. De inschrijving als standplaatszoekende heeft enkel en alleen betrekking op standplaatsen. Door deze inschrijving als standplaatszoekende op de Deconcentratielijst krijgen de betreffende bewoners van de [straat 1] voorrang boven andere geregistreerde standplaatszoekenden. Het Stadsgewest Haaglanden beheert de lijst en de gemeente Den Haag kan op basis van deze lijst vrijgekomen standplaatsen toewijzen. Inmiddels zijn 2 bewoners aan wie deze brief is verzonden niet meer aanwezig in het GBA-systeem en is 1 bewoner verhuisd naar Rotterdam. Thans staan derhalve nog 56 bewoners op de Deconcentratielijst. De brief van 12 juni 2003 is in bijlage 3 opgenomen.
Geen brieven
Zes bewoners op de [straat 1] hebben geen van bovenstaande brieven ontvangen. De gemeente heeft daarnaast niet op een andere wijze over de legitimiteit en/of lengte dan wel aard van het gebruik van de desbetreffende standplaatsen met deze bewoners gecommuniceerd. In deze groep van 6 bewoners is tot op heden geen verandering opgetreden.
2.3 De juridische status van de diverse brieven
(…)
(…) Het voorgaande betekent niet dat de gemeente bij de uitvoering van het nieuwe woonwagenbeleid geen aandacht zal besteden aan haar eerdere brieven. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid willen wij ervoor kiezen om alle bewoners die één of meerdere van de hiervoor besproken brieven hebben ontvangen met inachtneming van de toewijzingscriteria in aanmerking te laten komen voor een alternatieve standplaats, dan wel een reguliere woning. Bewoners die deze brieven hebben ontvangen zijn daardoor in meer of mindere mate in de veronderstelling dat zij voor een alternatieve standplaats in aanmerking zouden komen op het moment dat hun standplaats aan de [straat 1] zou worden opgeheven. Concreet is dan sprake van een doelgroep van 56 bewoners. Naast deze grote doelgroep resteert nog een kleinere groep van 6 bewoners aan wie, zoals gezegd, nooit schriftelijke mededelingen zijn gedaan over de beschikbaarheid van een alternatieve standplaats. De wijze waarop de toewijzing van de beschikbare alternatieve standplaatsen (thans 24) en – bij gebreke daarvan - een sociale huurwoning aan de groep van 56 bewoners gestalte zal krijgen, zal nader in een Sociaal Plan worden vastgesteld.
(…)
2.5 Herhuisvesting en vergoedingsregime nader beschouwd
In concreto zijn er voor de herhuisvesting van de huidige bewoners van de [straat 1], die behoren tot de doelgroep van 56 bewoners, drie mogelijkheden, namelijk:
(…)
(IV) (…)
In het onderstaande schema zijn de verschillende vormen van mogelijke vergoedingen per doelgroep in het kort weergegeven.
Doelgroep van 56 bewoners Doelgroep van 6 bewoners
Van standplaats naar standplaats Van standplaats naar sociale huurwoning Van standplaats naar vrije sector woning Van standplaats naar woning
Tegemoetkoming in de verhuiskosten X X X X
Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten X
Tegemoetkoming in de herinrichtingskosten en mogelijk vergoedingenregime voor te verlaten woonvorm X X
Taxatie woonwagen (excl. Illegale bouwwerken en opstallen) verminderd met openstaande schuld X X
(…)
Gezien het vorenstaande stelt het college de raad voor het volgende besluit te nemen:
(…)
Besluit in te stemmen met:
I. (…)
II. het uitgangspunt dat voor de uitwerking van het Plan van Aanpak en het Sociaal Plan de gemeentelijke basisadministratiegegevens op de peildatum 1 oktober 2006 zullen worden gehanteerd;
III. de onderverdeling van bewoners van de [straat 1] in twee doelgroepen, namelijk de doelgroep van 56 bewoners en de doelgroep van 6 bewoners van de woonwagenlocatie [straat 1];
IV. het opstellen van een Sociaal Plan voor de onder III. genoemde bewoners van de woonwagenlocatie [straat 1], waaruit een actiegebiedaanwijzing volgt;
V. de mogelijkheid van het verlenen van een voorrangsverklaring aan de onder III. genoemde bewoners van de woonwagenlocatie [straat 1] die hiervoor een inschrijfformulier invullen;
VI. het reserveren van vrijgekomen standplaatsen op andere Haagse woonwagenlocaties, nu en in de toekomst, voor de onder IV genoemde bewoners van de [straat 1].
(…)”
2.4. Op 5 juli 2007 heeft de Gemeente het Sociaal Plan woonwagenlocatie [straat 1] (hierna: het Sociaal Plan) geaccordeerd. Daarin is uiteengezet op welke wijze de terbeschikkingstelling en verdeling van de beschikbare standplaatsen zou plaatsvinden en welke vergoedingen zouden worden uitgekeerd aan de van de [straat 1] vertrekkende bewoners. In het Sociaal Plan is - onder meer - opgenomen:
“(…)
3 Plangebied en planvoornemens
Het Sociaal Plan gebiedsontwikkeling [straat 1] en omgeving heeft betrekking op de opheffing van de woonwagenlocatie [straat 1]. Het betreft hier de volgende 59 bewoonde standplaatsen.
(…)
Aanpak en gevolgen voor de woonwagenlocatie [straat 1]
Aanpak (…)
Gevolgen (…)
- Bij verhuizing naar een woning komen bewoners (doelgroep van 56) in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding, een vergoeding voor de verkoop van de woonwagen en een vergoeding voor het verlaten van de woonvorm. (…) Dit en andere zaken is in detail geregeld in het Sociaal Plan.
Start actiegebied (…)
Start sloop (…)
4 De herhuisvesting stap voor stap naar een andere standplaats
(…)
4.1 Opvragen uittreksel bevolkingsregister door de gemeente
Bij de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA = het bevolkingsregister) vragen wij de inschrijfgegevens per standplaats op. Zoals reeds eerder in het Plan van Aanpak is opgenomen, worden de GBA-gegevens van 1 oktober 2006 als uitgangspunt gehanteerd. Het is voor u als gebruiker en eventuele gezinsleden dan ook noodzakelijk om op uw huidige adres ingeschreven te staan in het bevolkingsregister. Zonder inschrijving krijgen de bewoners geen voorrangsverklaring voor het zoeken naar een vervangende standplaats. De bewoners met een Bijzondere Afspraak komen zonder deze inschrijving ook niet in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding en voor de andere vergoedingen.
(…)
5 De herhuisvesting stap voor stap naar een reguliere woning
(…)
5.1 Opvragen uittreksel bevolkingsregister door de gemeente
Bij de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA = het bevolkingsregister) vragen wij de inschrijfgegevens per standplaats op. Zoals reeds eerder in het Plan van Aanpak is opgenomen, worden de GBA-gegevens van 1 oktober 2006 als uitgangspunt gehanteerd. Het is voor u als gebruiker en eventuele gezinsleden dan ook noodzakelijk om op uw huidige adres ingeschreven te staan in het bevolkingsregister. Zonder inschrijving krijgen de bewoners geen voorrangsverklaring voor het zoeken naar vervangende woonruimte, zijnde een sociale huurwoning van een woningcorporatie in de regio Haaglanden. U komt zonder inschrijving ook niet in aanmerking voor de vergoedingen die hierna nog worden besproken.
(…)
5.4 Aankoop en taxatie waarde koopwoonwagen door de gemeente
De gemeente is bereid, wanneer u tot de doelgroep van 56 behoort, uw koopwoonwagen tegen een onafhankelijk vastgestelde getaxeerde economische waarde aan te kopen, met een minimale waarde van € 12.500,-. (…)
7 Financiële regelingen
In onderstaande tabel wordt aangegeven welke bewoner/huishouden in aanmerking komt voor welke vergoeding. De uitleg van de vergoedingen is direct onder de tabel aangegeven.
Van standplaats naar standplaats Van standplaats naar woning (doelgroep van 56) Van standplaats naar woning (doelgroep van 6)
Verhuiskostenvergoeding (…) (…) (…)
Verplaatsingskostenvergoeding (…) (…) (…)
Herinrichtingskostenvergoeding (…) (…) (…)
Vergoeding verlaten woonvorm € 0,- € 15.300,- € 0,-
Taxatie van de woonwagen (…) (…) (…)
Totaal (…) (…) (…)
(…)
7.3 Herinrichtingskostenvergoeding
(…) Daarom zal er aan de verschillende bewoners/huishoudens in de doelgroep van 56 geen extra herinrichtingskostenvergoeding verstrekt worden.
(…)
7.5 Vergoeding voor het verlaten van woonvorm
Omdat de bewoners, die van een standplaats naar een reguliere woning moeten verhuizen, uit de doelgroep van 56 op grond van de eerder verzonden brieven mogelijk in de veronderstelling verkeerden dat zij voor een alternatieve standplaats in aanmerking zouden komen en ten gevolge van de beoogde herstructurering naar een reguliere woning verhuizen, komen zij ook in aanmerking komen voor een vergoeding wegens wijziging van woonvorm doordat voor deze categorie bewoners geen standplaats voorhanden is. (…)
Deze vergoeding zal in zijn geheel (100%) worden uitgekeerd nadat de bewoner/huishouden de woonwagen heeft verlaten en zich in een reguliere woning op een ander adres heeft gevestigd. Een controle in de Gemeentelijke Basisadministratie zal worden uitgevoerd.
(…)”
2.5. [eiser] behoort tot de gemeenschap van woonwagenbewoners. Vanaf zijn geboorte in 1974 heeft hij anderhalf jaar op de toenmalige woonwagenlocatie [straat 2] gewoond. Daarna is hij met zijn moeder meeverhuisd naar de woonwagenlocatie [straat 1]. Op zijn 18e is hij zelfstandig in een caravan op de woonwagenlocatie [straat 1] gaan wonen.
2.6. In de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de Gemeente (hierna: GBA) is met betrekking tot [eiser] - onder meer - opgenomen dat hij vanaf 7 maart 1994 tot 30 januari 1998 woonachtig is geweest op de [straat 1] to (tegenover) [nummer 1], vanaf 30 januari 1998 tot 10 mei 2005 op de [straat 1] to [nummer 2], vanaf 10 mei 2005 tot 29 mei 2006 op een onbekend adres en vanaf 29 mei 2006 is hij ingeschreven op het briefadres [straat 1 nummer 2] (het woonadres van zijn moeder).
2.7. In het najaar van 2009 heeft de Gemeente met toepassing van een last onder bestuursdwang een aan [eiser] toebehorende woonwagen op de [straat 1] laten verwijderen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat [eiser] € 15.300,- van de Gemeente te vorderen heeft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2009, subsidiair vanaf 3 oktober 2011 en dat [eiser] gerechtigd is deze vordering te verrekenen met de vordering(en) van de Gemeente wegens de door de Gemeente jegens hem toegepaste bestuursdwang, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat in het Sociaal Plan aan standplaatshouders op de [straat 1] die hun woonvorm verlaten een schadeloosstelling van € 15.300,- in het vooruitzicht is gesteld, welke vergoeding aan de andere woonwagenbewoners die hun woonvorm verloren ook is betaald. Primair stelt [eiser] dat hem deze leefwijze eveneens is ontnomen, nu ten gevolge van het deconcentratiebeleid zijn standplaats op de [straat 1] is opgeheven, hij altijd op de [straat 1] heeft gewoond en zijn woonwagen uiteindelijk is afgevoerd. Derhalve heeft ook [eiser] recht op de schadeloosstelling. Subsidiair stelt [eiser] dat zijn situatie zodanig vergelijkbaar is met die van de andere standplaatshouders die wel de schadeloosstelling hebben ontvangen, dat hem op basis van gelijke behandeling eveneens de schadeloosstelling behoort toe te komen.
De hem toekomende vergoeding dient verrekend te worden met de door de Gemeente van [eiser] gevorderde kosten ter zake van de jegens hem uitgevoerde bestuursdwang, aldus [eiser].
3.3. De Gemeente voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De Gemeente voert aan dat [eiser] niet onder de personele werkingssfeer van het Sociaal Plan valt, nu uit de GBA volgt dat hij slechts tot 10 mei 2005 woonde op de [straat 1] to [nummer 2]. Vanaf 10 mei 2005 is zijn woonadres onbekend en vanaf 29 mei 2006 is hij enkel met een briefadres op de [straat 1 nummer 2] opgenomen. Dat betekent dat hij bij de opheffing van het woonwagencentrum aan de [straat 1] niet als gebruiker van een standplaats is aangemerkt omdat hij op 1 oktober 2006 (de peildatum) niet als zodanig in de GBA stond ingeschreven. Volgens het Sociaal Plan komt de schadeloosstelling alleen toe aan bewoners waarvan vast stond dat zij door de opheffing van het woonwagencentrum aan de [straat 1] hun woonvorm moesten verlaten. [eiser] behoorde niet tot deze categorie bewoners, nu hij vanaf 10 mei 2005 volgens de GBA niet meer op de [straat 1] woonachtig is geweest. Hij is ook niet gelijk te stellen aan deze groep bewoners zodat evenmin sprake is van onrechtmatige ongelijke behandeling, aldus de Gemeente.
4.2. Vast staat dat de in het Plan van Aanpak en het Sociaal Plan opgenomen vergoedingen - inclusief de vergoeding voor het verlaten van de woonvorm - bedoeld waren voor de personen die feitelijk woonachtig waren op de [straat 1] op de peildatum van 1 oktober 2006. [eiser] stelt terecht dat de wijze waarop de Gemeente vervolgens in de onderhavige procedure ter zake doorslaggevende betekenis toekent aan de GBA-gegevens van [eiser] niet juist is. Uit het Plan van Aanpak en het Sociaal Plan heeft [eiser] - in tegenstelling tot wat de Gemeente aanvoert - niet hoeven opmaken dat hij voor wat betreft de daarin opgenomen vergoeding voor het verlaten van de woonvorm niet onder de personele werkingssfeer van het Sociaal Plan zou vallen. Daartoe is het volgende van belang.
4.3. In het Plan van Aanpak is opgenomen dat voor de herstructurering van de locatie [straat 1] en voor het opstellen van het Sociaal Plan de GBA-gegevens met als peildatum 1 oktober 2006 als uitgangspunt worden genomen (zie onder 2.3., § 2.1 onder “Overige voorzieningen op het woonwagencentrum”). Vervolgens worden in § 2.2 onder “Ad c) Herstructureringskandidaat” (vergelijk onder 2.3.) gesteld dat thans nog 56 bewoners op de Deconcentratielijst staan en derhalve herstructureringskandidaat zijn. Dat [eiser] op de hier bedoelde Deconcentratielijst voorkomt, volgt - onder meer - uit de door [eiser] overgelegde bijlage van 22 februari 2007 bij de brief van 22 februari 2007 aan het bestuur van de vereniging WWC [straat 1] (dagvaarding, productie 13) en de door [eiser] overgelegde lijst van 27 april 2007 (dagvaarding, productie 14), beide getiteld “Toewijzing op basis van Deconcentratielijst aan een standplaats, Op grond van GBA-gegevens laatste verhuizing”, waarop [eiser] respectievelijk op nr 56 en 54 staat genoteerd met als GBA-adres [straat 1 nummer 2]. Deze 56 bewoners op de Deconcentratielijst worden vervolgens in § 2.3 (zie onder 2.3.) aangeduid als “doelgroep van 56 bewoners”. Voor deze doelgroep van 56 bewoners worden in § 2.5 de herhuisvesting en het vergoedingsregime uitgewerkt met een tabel waaruit volgt op welke vergoedingen deze bewoners (mogelijk) recht hebben (zie onder 2.3.).
In het Sociaal Plan is opgenomen dat dit Plan betrekking heeft op “de volgende 59 standplaatsen” (zie onder 2.4., onder § 3). In de daaronder opgenomen lijst staat op nr 31 [straat 1 nummer 2]. Vervolgens wordt in het Sociaal Plan niet meer gerefereerd aan de onder § 3 genoemde 59 standplaatsen. In § 3 onder “Aanpak en gevolgen voor de woonwagenlocatie [straat 1]”, in de tabel onder § 7, in § 7.3, § 7.4 en § 7.5 wordt wel de in het Plan van Aanpak gedefinieerde doelgroep van 56 genoemd in relatie tot herhuisvesting en recht op vergoedingen (zie onder 2.4.).
4.4. Gezien het vorenstaande heeft [eiser] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij onder de personele werkingssfeer van het Sociaal Plan valt. Dat geldt temeer nu [eiser], zoals de Gemeente heeft bevestigd, de in § 4.1 en 5.1 van het Sociaal Plan genoemde voorrangsverklaring heeft gekregen, terwijl in deze paragrafen benadrukt wordt dat bewoners deze verklaring slechts krijgen wanneer zij zijn ingeschreven in de GBA op de peildatum van 1 oktober 2006. [eiser] hoefde er niet op bedacht te zijn dat de Gemeente vervolgens met betrekking tot de “vergoeding verlaten woonvorm” onderscheid zou maken tussen het ingeschreven staan in de GBA op een briefadres dan wel een woonadres aan de [straat 1]. In het Plan van Aanpak (en het daaropvolgende Sociaal Plan) gold niet de wijze waarop de bewoner in het GBA stond ingeschreven als onderscheidend criterium, maar het feit dat hij in het GBA stond ingeschreven op een adres in het woonwagencentrum en de omstandigheid dat [eiser] als herstructureringskandidaat was aangemeld.
4.5. [eiser] heeft derhalve recht op een vergoeding voor het verlaten van de woonvorm indien hij op 1 oktober 2006 feitelijk woonachtig was op de [straat 1], zoals hij gemotiveerd stelt en de Gemeente betwist. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser] niet alleen gewezen op het feit dat hij tijdens het onderzoek dat werd verricht in het kader van het Plan van Aanpak tot de doelgroep van 56 werd gerekend, maar ook als productie 6 bij dagvaarding een verklaring overgelegd, gedateerd 10 januari 2012, waarin is opgenomen dat hij vanaf 17 juni 1974 op de [straat 1] heeft gewoond, waarbij hij vanaf de leeftijd van 18 ½ jaar zelfstandig op de [straat 1] heeft gewoond in verschillende kampeerwagentjes. Deze verklaring is ondertekend door veertien getuigen. De Gemeente heeft tijdens de comparitie van partijen zonder nadere toelichting betwist dat [eiser] op 1 oktober 2006 feitelijk op de [straat 1] woonde. Gezien deze omstandigheden acht de rechtbank het voorshands aannemelijk dat [eiser] op 1 oktober 2006 woonde op de [straat 1]. Zij zal derhalve uitgaan van deze stelling van [eiser], behoudens tegenbewijs door de Gemeente. De rechtbank zal de Gemeente overeenkomstig haar aanbod in de gelegenheid stellen dit tegenbewijs te leveren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat de Gemeente toe het in rechtsoverweging 4.5. bedoelde tegenbewijs te leveren,
5.2. bepaalt dat indien de Gemeente dit tegenbewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in één van de zalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag door mr. I. Brand,
5.3. bepaalt dat de advocaat van de Gemeente in dat geval binnen twee weken na heden bij brief aan de griffie opgave zal doen van de namen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van alle betrokkenen voor een periode van vier maanden na heden, waarna dag en uur van de verhoren zal worden bepaald,
5.4. bepaalt dat het aan de hand van de opgave(n) vastgestelde tijdstip voor getuigenverhoor, behoudens in de gevallen genoemd in het Landelijk Rolreglement, niet zal worden gewijzigd,
5.5. beveelt partijen, in persoon en deugdelijk vertegenwoordigd, daarbij aanwezig te zijn tot het zonodig verstrekken van inlichtingen,
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.