zaaknummer / rolnummer: C/09/432599 / HA ZA 12-1424
Vonnis in incident van 27 februari 2013
de beursgenoteerde vennootschap naar Spaans recht
CONSTRUCCIONES Y AUXILIAR DE FERROCARRILES S.A.,
gevestigd te Beasain, Spanje,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T.E. Hovius te Amsterdam,
1.de naamloze vennootschap
HTM PERSONENVERVOER N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. Fanoy te Den Haag,
2.de naamloze vennootschap
SIEMENS NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat prof. mr. J.M. Hebly te Rotterdam.
Partijen zullen hierna CAF, HTM en Siemens genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 maart 2012;
- de akte houdende overlegging producties tevens nadere toelichting van CAF, met 17 producties;
- de conclusie van antwoord in het incident van HTM;
- de conclusie van antwoord in het incident van Siemens.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.
2.De beoordeling in het incident
2.1.De hoofdzaak heeft betrekking op de Europese aanbesteding van een opdracht tot levering van trams aan HTM waarop CAF en Siemens hebben ingeschreven. HTM heeft de opdracht gegund aan Siemens en heeft vervolgens met laatstgenoemde een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. Hiermee kan CAF zich niet verenigen.
2.2.CAF vordert in het incident dat de rechtbank HTM veroordeelt tot het in het geding brengen van de documenten en informatie als genoemd in randnummer 11.11 van de dagvaarding, althans en/of die documenten en informatie die de rechtbank in goede justitie zal bepalen, binnen veertien dagen, althans een termijn door de rechtbank in goede justitie te bepalen na het (tussen)vonnis, en HTM veroordeelt in de kosten van de incidentele procedure.
2.3.Randnummer 11.11 van de dagvaarding luidt als volgt:
"Derhalve verzoekt CAF Uw rechtbank om HTM te veroordelen om alle relevante documenten die betrekking hebben op de overeenkomst in het geding te brengen. Het betreft - niet limitatief - informatie over:
* de overeenkomst inclusief bijlagen zoals deze tussen HTM enerzijds en Siemens anderzijds is ondertekend (tot stand is gekomen) blijkende uit de door HTM op 29 september 2011 op de TED-website gepubliceerde aankondiging van een gegunde opdracht;
* eventuele overige stukken, zoals (contractuele) afspraken, correspondentie, etc., die tussen HTM enerzijds en Siemens anderzijds tot stand zijn gekomen in verband met de door HTM geïnitieerde, en door Siemens gewonnen, Europese aanbestedingsprocedure inzake de levering van trams;
* de toelichting / motivatie behorende bij de beoordeling van de Best of Final Offers van CAF en Siemens zoals opgesteld door de betreffende beoordelingcommissie in het kader van de Europese aanbestedingsprocedure inzake de levering van trams."
2.3.Aan haar vordering in het incident legt CAF, samengevat, de volgende stellingen ten grondslag. CAF baseert haar incidentele vordering op de artikelen 22 en 843a Rv. HTM weigert CAF een kopie van de overeenkomst te verstrekken. Over dit document dient CAF te beschikken ter verificatie van enkele stellingen van HTM. Laatstgenoemde stelt namelijk dat, anders dan in haar aankondiging op de TED-website is vermeld, tot de overeenkomst niet het onderhoud van de trams behoort, hetgeen CAF thans niet kan verifiëren. Voorts blijkt uit de door HTM en Siemens uitgebrachte persberichten en hun nadere mededelingen over de specificaties van de te leveren trams dat de door Siemens aangeboden tram niet voldoet aan de in de aanbestedingsdocumenten gestelde eisen. HTM weigert echter aan CAF opheldering te verschaffen over de door Siemens te leveren tram. HTM heeft geen gewichtige redenen om de overeenkomst aan CAF te onthouden: de contractssom is in het jaarverslag van HTM vermeld, een concept van de overeenkomst is reeds aan CAF bekend en daarnaast zal CAF de overeenkomst vertrouwelijk behandelen. Zo nodig kan bedrijfsgevoelige informatie in de overeenkomst onleesbaar worden gemaakt. Met haar weigering frustreert HTM de controle op de aanbestedingsprocedure.
2.4.HTM voert gemotiveerd verweer in het incident. Siemens heeft zich gerefereerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.Artikel 843a Rv ziet op een bijzondere exhibitieplicht in en buiten rechte. Deze exhibitieplicht dient ertoe om bepaalde bewijsstukken in de procedure als bewijsmiddel ter beschikking te doen komen. In Nederland bestaat géén algemene exhibitieplicht voor procespartijen in die zin dat zij als hoofdregel verplicht kunnen worden tot het elkaar verschaffen van alle denkbare informatie en documenten. Met het oog daarop en ter voorkoming van zogenaamde "fishing expeditions" is de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering in dat wetsartikel aan meerdere beperkende voorwaarden gebonden. Ten eerste dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang te stellen en te hebben, waarbij rechtmatig belang moet worden uitgelegd als bewijsbelang. Bewijsbelang bestaat indien een bewijsstuk kan bijdragen aan het onderbouwen en/of aantonen van een voor de te beoordelen vorderingen relevante, mogelijk doorslaggevende stelling, die voldoende concreet is onderbouwd en voldoende concreet is betwist. Ten tweede moet de vordering "bepaalde bescheiden" betreffen waarover ten derde de verweerder daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen. Ten vierde dient de eiser tot exhibitie partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de gevorderde specifieke bescheiden zien. Hieronder valt ook de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad ontstaan. Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, bestaat desondanks géén gehoudenheid tot overlegging indien ten vijfde daarvoor gewichtige redenen zijn of indien ten zesde redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.
2.6In de hoofdzaak vordert CAF, kort gezegd, primair, a) vernietiging van de overeenkomst en een verbod om aan de overeenkomst verdere uitvoering te geven, althans b) een verklaring voor recht dat HTM onrechtmatig jegens CAF heeft gehandeld althans misbruik van recht maakt door de overeenkomst te sluiten en een verbod daaraan verder uitvoering te geven, althans c) een gebod aan HTM om de overeenkomst te beëindigen alsmede een verbod om aan de overeenkomst verdere uitvoering te geven. Subsidiair vordert CAF jegens HTM schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad.
2.7.Aan deze vorderingen legt CAF, sterk samengevat, het volgende ten grondslag. De overeenkomst dient te worden vernietigd op grond van procedurele en inhoudelijke bezwaren tegen de gunningsbeslissing. Het procedurele bezwaar houdt in dat aangezien de gunningsbeslissing gebrekkig is gemotiveerd, de "standstill" termijn nooit is aangevangen en de overeenkomst bijgevolg vernietigbaar is op grond van artikel 8 lid 1 sub b Wira. De inhoudelijke (aanbestedingsrechtelijke) bezwaren zijn dat HTM een aantal "knock-out" criteria niet (op Siemens) heeft toegepast, achteraf wegingsfactoren heeft bekend gemaakt, wijzigingen heeft aangebracht in de beoordelingssystematiek en/of niet transparante gunningscriteria heeft gehanteerd, onjuiste inlichtingen in de nota van inlichtingen heeft gegeven en de Best of Final Offers (hierna: BAFO's) onjuist heeft beoordeeld. Deze inhoudelijke bezwaren legt CAF tevens ten grondslag aan haar overige vorderingen.
de overeenkomst inclusief bijlagen
2.8.Er is met betrekking tot de overeenkomst voldaan aan het vereiste van "bepaalde bescheiden". Tevens is voldaan aan het vereiste dat CAF partij is bij de rechtsbetrekking waarop de overeenkomst ziet. Bij dit oordeel acht de rechtbank niet beslissend dat CAF geen contractspartij is bij de overeenkomst. De vorderingen van CAF zijn gericht op (ongedaanmaking van de gevolgen van) de overeenkomst en zijn mede gebaseerd op onrechtmatige daad. Daar komt nog bij dat CAF inschrijver is bij de met het oog op het sluiten van de overeenkomst gehouden aanbesteding. Gelet op deze omstandigheden is sprake van een voldoende nauw verband tussen de overeenkomst enerzijds en de positie van CAF anderzijds om haar aan te merken als partij bij de rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het recente arrest HR 26 oktober 2012, LJN: BW 9244 in aanmerking, welke uitspraak erop duidt dat de Hoge Raad een ruime(re) uitleg van het onderhavige vereiste heeft aanvaard.
2.9.Vervolgens is aan de orde of CAF rechtmatig belang heeft bij overlegging van de overeenkomst. Uit haar stellingen als weergegeven onder 2.3 maakt de rechtbank op dat CAF wenst kennis te nemen van de inhoud van de overeenkomst om te kunnen verifiëren of deze tevens ziet op het onderhoud van de trams en of de door Siemens te leveren tram voldoet aan de in de aanbestedingsdocumenten gestelde eisen. Echter in de hoofdzaak heeft CAF (nog) niet aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de overeenkomst (ten onrechte) ziet op het onderhoud van de trams. Bovendien heeft CAF in de hoofdzaak haar stelling dat de door Siemens te leveren tram niet aan de (knock-out) eisen voldoet reeds toegelicht en met documenten onderbouwd. Nog afgezien van het feit dat HTM hierop in de hoofdzaak nog niet heeft gereageerd, zodat nog niet aan de orde is of laatstbedoelde stelling van CAF nadere onderbouwing behoeft en afgezien van de omstandigheid dat HTM
- volgens CAF - in het hoger beroep in de kortgedingprocedure heeft erkend dat de trams van Siemens niet aan één van de knock-out eisen voldoen (namelijk de zogenaamde dertig meter eis), kan onder eerdergenoemde omstandigheden niet worden gezegd dat CAF een onredelijk nadeel lijdt of dat HTM en Siemens een onredelijk voordeel genieten doordat de overeenkomst niet als bewijsmiddel ter beschikking komt. Uit het voorgaande volgt dat een rechtmatig belang bij CAF als bedoeld in artikel 843a Rv (thans) ontbreekt.
eventuele overige stukken, zoals (contractuele) afspraken, correspondentie, etc.
2.10.CAF heeft in het incident niet, althans onvoldoende, concreet toegelicht welk rechtmatig belang zij heeft bij overlegging van deze stukken. Daarnaast zijn deze stukken onvoldoende concreet omschreven om te worden aangemerkt als "bepaald" in de zin van artikel 843a Rv. De overige vereisten van dit artikel behoeven dan ook geen bespreking meer.
de toelichting / motivatie behorende bij de beoordeling van de BAFO's
2.11.In het incident heeft CAF niet toegelicht welk rechtmatig belang zij heeft bij overlegging van deze toelichting / motivering. Hierdoor heeft CAF haar stelplicht geschonden, ten gevolge waarvan ervan moet worden uitgegaan dat CAF een dergelijk belang niet heeft. Gelet hierop behoeven de overige vereisten van artikel 843a Rv geen bespreking meer.
ten aanzien van alle gevorderde bescheiden
2.12. Voor zover CAF haar incidentele vordering ook baseert op artikel 22 Rv overweegt de rechtbank dat CAF op grond van dit artikel geen vorderingsrecht toekomt en dat het aan de rechtbank is om te bepalen of zij aanleiding ziet om bijvoorbeeld HTM te bevelen bepaalde bescheiden over te leggen. Op dit moment ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze uit artikel 22 Rv voortvloeiende bevoegdheid gebruik te maken.
2.13.Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.
3.De beslissing
De rechtbank
3.1.wijst de vordering af;
3.2houdt de beslissing over de kosten van het incident aan;
3.3.verwijst de zaak naar de rol van 10 april 2013 voor conclusie van antwoord aan de zijde van HTM en Siemens.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.