Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/752111-12
Datum uitspraak: 28 februari 2013
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [plaats A] op [datum] 1996,
adres: [plaats A].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.R.M. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. C.C. Peterse, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2012 te [plaats A] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- direct met een of meer donker geklede perso(o)n(en) met bedekt hoofd/gezicht
de woning van die [slachtoffer] binnenkomen nadat zij de deur had geopend en/of
- het in de hand(en) houden van een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of
- (nadat die [slachtoffer] hard ging schreeuwen) het leggen van een hand over de mond van die
[slachtoffer];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
18 september 2012 te [plaats A] samen met twee anderen heeft geprobeerd mevrouw [slachtoffer] in haar woning te overvallen. Zij waren daartoe in het donker gekleed en hadden hun hoofd en gezicht bedekt. De verdachte en zijn medeverdachten drongen direct de woning van mevrouw [slachtoffer] binnen toen zij de deur had geopend en de verdachte hield daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand en legde zijn hand op de mond van mevrouw [slachtoffer] toen zij hard ging schreeuwen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd.
Zij heeft ten aanzien van de rol van de verdachte betoogd dat de verklaring van de verdachte dat hij is overgehaald om mee te doen, gelet op de persoonlijkheid van de verdachte moet worden geïnterpreteerd als dat de verdachte onder leiding van een of beide medeverdachten heeft meegedaan.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. 1
Op dinsdag 18 september 2012, overdag, hoort mevrouw [slachtoffer], woonachtig op de [adres] te [plaats A], de bel van de voordeur. Zij denkt dat het de buurvrouw is die even daarvoor ook aan de deur is geweest en doet gelijk open. Als zij de voordeur opendoet, ziet zij drie donker geklede personen staan met donkere kappen over hun hoofden. Deze personen komen haar woning binnen.
Mevrouw [slachtoffer] ziet dat één van de daders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft. Mevrouw [slachtoffer] is doodsbang. Eén van de daders wil de voordeur dichtdoen. Mevrouw [slachtoffer] wil dit voorkomen en gaat heel hard schreeuwen: "Help me, help me nu toch, help me nu toch", zodat ze in de portiek en buiten zal worden gehoord.
Eén van de drie daders legt zijn hand op haar mond en mevrouw [slachtoffer] bijt hem vervolgens in één van zijn vingers. Ze hoort een krakend geluid. De dader probeert zijn vinger uit de mond van mevrouw [slachtoffer] te rukken. Mevrouw [slachtoffer] hoort iemand zeggen: "Wegwezen", of woorden van gelijke strekking. De daders gaan alle drie weg. Mevrouw [slachtoffer] loopt de portiek in en gaat op de trap zitten. Op dat moment realiseert zij zich dat zij uit haar mond bloedt. Zij voelt dat zij heel veel pijn aan haar ondertanden heeft, en dat één van haar ondertanden naar buiten staat.2
De verdachte komt tijdens zijn vlucht ten val en wordt door een getuige vastgehouden3, waarna hij door de politie wordt aangehouden4.
De verdachte heeft bij de politie5, bij de rechter-commissaris6 en ter terechtzitting7 bekend dat hij de poging woningoverval samen met twee anderen heeft gepleegd.
Hij heeft daarbij verklaard dat hij eerder met medeverdachte [verdach[verdachte 2] het plan heeft opgevat om 'spullen te gaan pakken' uit een woning. Het plan was om op zoek te gaan naar geld of waardevolle spullen. [verdachte 2] zou een mes met kartels met van die driehoekjes en een pistool, een speelgoedpistool, meenemen. De verdachte zou, op verzoek van [verdachte 2], ook een mes meenemen. Dit was een vleesmes. De verdachte zou ook nog speelgoedhandboeien en tape meenemen. De spullen zouden in een voetbaltas worden gedaan, die de verdachte bij zich zou hebben.
De verdachte heeft verklaard dat [verdachte 2] hem heeft overgehaald om mee te doen en dat [verdachte 2] een woning heeft uitgekozen en heeft bedacht dat er dubbele kleding aan zou moeten worden gedaan, omdat die extra kleding achteraf kon worden uitgedaan en weggegooid. Ook heeft [verdachte 2] volgens de verdachte de derde jongen, die de verdachte niet kende, opgehaald.
Op de bewuste dag heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten bij de gekozen woning aangebeld. In de portiek van de woning hebben alle verdachten witte plastic handschoenen aangetrokken, die de dag ervoor door de verdachte en [verdachte 2] bij het Kruidvat op de Dierenselaan te [plaats A] zijn gekocht. De verdachte had op dat moment een muts op en een sjaal voor zijn gezicht. Ook zijn medeverdachten hadden hun gezicht bedekt.
In de portiek heeft de verdachte het (nep)pistool van [verdachte 2] gekregen en toen de verdachte aanbelde, had hij dit in zijn hand. [verdachte 2] stond achter hem met een mes en ook de derde jongen had een mes in zijn hand. Een dame op leeftijd heeft de deur opengedaan en de verdachte heeft het (nep)pistool op de vrouw gericht. [verdachte 2] heeft de verdachte naar binnen geduwd. De vrouw is begonnen te schreeuwen en de verdachte heeft zijn hand op haar mond gelegd. De vrouw heeft in de rechterduim van de verdachte gebeten, waarna de verdachte zijn duim heeft losgetrokken. De vrouw is blijven schreeuwen en alle verdachten zijn weggerend.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 18 september 2012 te [plaats A] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer]
met zijn mededaders de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- direct met donker geklede personen met bedekt hoofd/gezicht de woning van die [slachtoffer]
binnenkomen nadat zij de deur had geopend en
- in de hand houden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- (nadat die [slachtoffer] hard ging schreeuwen) het leggen van een hand over de mond van die
[slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 122 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het afmaken van het ITB Harde Kern traject en het volgen van een behandeling bij het Palmhuis in de vorm van MDFT en/of een individuele behandeling.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw kan zich ten aanzien van de strafmaat met de eis van de officier van justitie verenigen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen op klaarlichte dag geprobeerd het slachtoffer in haar woning te overvallen. Deze overval, waarbij een dame op leeftijd is bedreigd met onder meer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is door de verdachte en diens mededaders grondig voorbereid. Het is enkel aan de assertieve reactie van het slachtoffer te danken dat het delict niet is voltooid en dat de verdachte en zijn mededaders de woning zonder buit hebben moeten verlaten.
De overval vond plaats in de beschermde omgeving van de woning van het slachtoffer, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote emotionele impact hebben op de slachtoffers, hetgeen ook uit de verklaring van het slachtoffer, die zich tevens als benadeelde partij in deze strafzaak heeft gevoegd, is gebleken. Het slachtoffer heeft doodsangst uitgestaan en haar leven is ernstig ontregeld door de voortdurende angst waarin zij leeft. Deze gevoelens van angst en onveiligheid maken dat het slachtoffer geen rust meer heeft om in haar eigen woning te verblijven, laat staan te overnachten. Ook heeft zij als gevolg van de overval nog steeds problemen met haar gebit.
De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen behoefte aan spanning, zonder voldoende stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daar komt nog bij dat een dergelijk feit de rechtsorde schokt en bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent de verdachte het feit dan ook zwaar aan.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat mee dat de verdachte zich niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten voor de rechter heeft moeten verantwoorden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 20 december 2012 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door A.M.I. Peelen, GZ-psycholoog. Blijkens dit rapport is de verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is bij hem sprake van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en daarnaast is er sprake van ADHD.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft betrekking op de cognitieve capaciteiten van de verdachte; hij functioneert op laagbegaafd intelligentieniveau.
Tijdens het plegen van het ten laste gelegde waren de oppositioneel opstandige gedragsstoornis evenals de kenmerken van de ADHD en de laagbegaafdheid aanwezig. Er kan daarom worden gesproken van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Het recidiverisico wordt door de rapporteur gezien als licht verhoogd. Dit gezien de spanningsbehoefte van de verdachte, zijn geringe frustratietolerantie en zijn kwetsbaarheid door zijn zwakke cognitieve vermogen en zijn beïnvloedbaarheid voortkomend uit deze cognitieve vermogens, gevoed door de onzekerheid over zijn sociale functioneren.
De betrokkenheid van het gezinssysteem draagt bij aan een verlaging van het recidiverisico.
Geadviseerd wordt zowel systemische als individuele hulp in te zetten voor de verdachte. Deze hulp kan worden ingezet als bijzondere voorwaarde bij een maatregel hulp en steun, Harde Kern, bij een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie. De ITB Harde Kern maatregel wordt als haalbaar gezien en vanuit Teylingereind is reeds MDFT ingezet. Naast MDFT is individuele hulp aangewezen. Medicatie voor ADHD wordt eveneens geadviseerd.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de kans op recidive en de mate van toerekeningsvatbaarheid uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming. Volgens het meest recente rapport d.d. 30 januari 2013 zijn er bij de Raad zeer veel zorgen over de psychosociale situatie van de verdachte. Er is sprake van agressieregulatie problematiek. De Raad acht het van groot belang dat de verdachte behandeling volgt voor zijn agressieregulatie. Ouders lijken machteloos. Zij proberen duidelijke regels en consequenties te stellen, maar dit heeft geen effect op de verdachte. Op school laat de verdachte sinds kort geen gedragsproblemen meer zien en het is van belang is dat de verdachte zijn schoolgang zo blijft voortzetten. De Raad heeft ook zorgen omtrent de vrijetijdsbesteding en vriendenkeuze van de verdachte. Belangrijk is dat er meer structuur komt in de vrije tijd van de verdachte middels een baan, sport en/of hobby en dat ouders meer zicht gaan krijgen op hetgeen de verdachte buitenshuis doet.
Het algemeen recidive risico en dynamisch risicoprofiel komen uit op midden. De verdachte wordt verdacht van een zeer ernstig strafbaar feit. Er is bovendien sprake van een vooropgezet plan en dit maakt de zaak extra zorgelijk. De verdachte heeft op meerdere momenten kunnen afzien van het plan, maar heeft dit niet gedaan.
De Raad heeft zorgen op veel domeinen en acht om deze reden Jeugdreclassering geïndiceerd. Middels ITB Harde Kern kan de verdachte goed gemonitord worden en wordt er duidelijkheid en structuur aangebracht. De Raad acht het voorts van belang dat de verdachte MDFT behandeling blijft volgen en dat er gekeken wordt naar zijn ADHD.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de kinderrechter om de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, waarbij hij zijn ITB Harde Kern traject afrond, ook als dit inhoudt dat de verdachte zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of bepaalde instantie zal stellen. Indien de rechtbank van mening is dat een werkstraf wenselijk is, dan ziet de Raad hier geen contra-indicaties voor.
De rechtbank onderschrijft het advies van de deskundige en de Raad voor de Kinderbescherming.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft mevrouw J. Bos, werkzaam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering/ITB Harde Kern, en gehoord als deskundige, verklaard dat de begeleiding van de verdachte heel positief verloopt en dat de verdachte vanaf het begin open is geweest over zijn rol bij het gepleegde feit en inziet dat zijn gedrag heel fout is geweest. Dit houdt hem erg bezig. Het voortzetten van de behandeling en begeleiding van de verdachte zal recidive voorkomen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, zal de rechtbank een deel van voornoemde vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering/ITB Harde Kern, ook als dit inhoudt het (blijven) volgen van een behandeling bij het Palmhuis, te weten MDFT en/of een individuele behandeling.
Het onvoorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsbenemende straf heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een groot aandeel heeft gehad in de poging woningoverval. Hij heeft samen met medeverdachte [verdachte 2] het plan opgevat een woning te overvallen, ook heeft hij tijdens de voorbereiding diverse hulpmiddelen meegenomen en tijdens de overval het (nep)pistool op het slachtoffer gericht en zijn hand op haar mond gelegd toen zij ging schreeuwen.
Het hiervoor overwogene alsmede de omstandigheid dat één van de medeverdachten een aanzienlijk langere tijd in voorarrest heeft gebracht brengen de rechtbank ertoe een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal de verdachte daarom naast voornoemde - deels voorwaardelijke - vrijheidsbenemende straf een werkstraf opleggen.
Omdat er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen spreekt de rechtbank ambtshalve uit dat, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht, de op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en de op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert in totaal een bedrag van € 40.065,71 voor de navolgende schadeposten:
1. tandarts begroting;
2. tandarts rekening;
3. mondspoeling;
4. sherpa verpleegkundige, 2 behandelingen;
5. sherpa geadviseerd 10 vervolg behandelingen;
6-11. polyergische behandeling;
12. opschrijfmiddelen;
13. IMO/EMDR behandeling;
14. art-therapie;
15. art-therapie 10 vervolgsessies;
16. verblijf na herstellingsoord 101 dagen;
17. telefoonkosten gedurende 147 dagen;
18. gemiste tuinbeurten;
19. vliegticket herstellingsoord;
20. eigen risico Azivo 2012 en 2013;
21. vervanging bebloed tapijt in de gang;
22. verblijf 18 dagen in herstellingsoord;
23. reiskosten;
24. slaapbankje;
25. gemiste werkprojecten;
26. verhuizing;
27. waardedaling woning gedwongen verkoop;
28. immateriële schade.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.608,99 en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Genoemd bedrag omvat het onder de posten 1, 2, 3, 20, 21 gevorderde alsmede een schatting van de kosten van de (deels nog te volgen) therapieën onder de posten 4, 5, 6-11, 13, 14 en 15 tot een bedrag van € 1.500,00 en tevens de post immateriële schade ad € 2.500,00.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit, gelet op de onevenredige belasting van het strafgeding, meer in het bijzonder in verband met de onduidelijkheid omtrent de vraag of enkele posten wellicht voor vergoeding door de ziektekostenverzekeraar in aanmerking zullen komen.
Ten aanzien van de vergoeding van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkheid
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de vordering voor wat betreft de posten 'tandarts begroting' (1), 'tandarts rekening' (2), 'mondspoeling' (3), 'sherpa geadviseerd' (5), 'art-therapie, vervolgsessies' (15), 'verblijf na herstellingsoord' (16), 'telefoonkosten gedurende 147 dagen' (17), 'vliegticket herstellingsoord' (19), 'eigen risico' (20), 'verblijf 18 dagen herstellingsoord' (22), 'gemiste werkprojecten' (25), 'verhuizing' (26) en 'waardedaling woning gedwongen verkoop' (27) niet-ontvankelijk verklaren, omdat de behandeling en beoordeling van deze - niet steeds voldoende onderbouwde - schade dermate complex is dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toewijzing
De rechtbank zal de vordering, voor wat betreft de posten 'sherpa verpleegkundige' (4), 'polyergische behandeling' (6-11), 'IMO/EMDR' (13), 'art-therapie' (14) ter hoogte van in totaal € 874,00, toewijzen, nu deze schade voldoende is onderbouwd en als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit is aan te merken. De benadeelde partij heeft, in aanvulling op de door haar overgelegde stukken, ter zitting verklaard dat zij de eerder genoemde therapieën op advies van haar huisarts heeft gevolgd en dat deze therapieën niet door haar verzekering worden vergoed. Tevens heeft de benadeelde partij aangegeven dat zij baat heeft gehad bij deze therapieën.
Ten slotte zal de rechtbank de vordering, voor wat betreft de post 'immateriële schade', naar billijkheid tot een bedrag van € 2.500,00 toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
Gedeeltelijke toewijzing
De rechtbank zal de vordering, voor wat betreft de posten 'vervanging bebloed tapijt gang' (21) en 'reiskosten' (23) matigen. De rechtbank acht een bedrag van € 150,00 euro toewijsbaar ten aanzien van de post 'vervanging bebloed tapijt gang', nu niet is gebleken dat het bebloede tapijt vervangen dient te worden en niet kan worden gereinigd. Voorts acht de rechtbank een bedrag van € 250,00 toewijsbaar ten aanzien van de post 'reiskosten', nu een deel van de gevraagde vergoeding toekomstige schade betreft en er tevens met een te hoge vergoeding per kilometer is gerekend. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering hoger is dan het thans toegewezen bedrag.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 3.774,00.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Afwijzing
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor wat betreft de posten 'opschrijfmiddelen' (12), 'gemiste tuinbeurten' (18) en 'slaapbankje' (24) af, aangezien deze schade niet of onvoldoende rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
Hoofdelijkheid
De rechtbank bepaalt - ambtshalve - dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.774,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich verenigen met het standpunt van de officier van justitie.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan en voorts dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 200 DAGEN
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 122 DAGEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering/ITB Harde Kern, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het (blijven) volgen van een behandeling bij het Palmhuis, te weten MDFT en/of een individuele behandeling;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde
arbeid, voor de tijd van 80 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 40 DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 3.774,00 (zijnde een bedrag van
€ 1.274,00 aan materiële en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade);
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten aanzien van de
posten 12, 18 en 24 af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.774,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1.00 STK Vuurwapen Kl: zwart; IMITATIE; zat in tas.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Dam, kinderrechter,
en mr. C.L. Strop, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Haaglanden, met het nummer PL1533 2012199881-28, dossierpagina 1 t/m 280.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] pagina 39/42.
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 46.
4 Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte], 18/20.
5 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 70/72.
6 Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 21 september 2012.
7 Proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2013, eigen verklaring van de verdachte.