ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 13/1960
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen. De voorzieningenrechter constateerde dat het procesdossier door verweerder niet tijdig was toegezonden, waardoor een zorgvuldige inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet mogelijk was. Gezien het belang van verzoeker om niet in een onomkeerbare situatie te geraken, oordeelde de voorzieningenrechter dat dit belang zwaarder woog dan het belang van verweerder om verzoeker op korte termijn uit te zetten. Daarom werd bij wijze van ordemaatregel bepaald dat verweerder verzoeker niet mocht uitzetten totdat op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 472,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13 / 1960 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2013 in de zaak tussen
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit,
verzoeker,
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher, advocaat te Dordrecht),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt de beroepsprocedure in Nederland te mogen afwachten.
Overwegingen
1. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Artikel 8:83, eerste lid, Awb schrijft voor, dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken binnen een door de voorzieningenrechter bepaalde termijn aan hem zendt.
3. Ter uitwerking hiervan is in artikel 39, eerste lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2010 bepaald dat de voorzieningenrechter het bestuursorgaan verzoekt de op de zaak betrekking hebbende stukken uiterlijk op het tijdstip vermeld in de Bijlage betreffende AC-zaken (www.rechtspraak.nl) in te zenden. Voor AC-zaken moet thans worden gelezen AA-zaken. Voor rechtbank Haarlem moet thans worden gelezen rechtbank Noord-Holland.
4. In genoemde bijlage is, voor zover hier relevant, het volgende bepaald:
“De op de zaak betrekking hebbende stukken dienen, onder gelijktijdige kopieverlening aan de indiener, te zijn ingediend uiterlijk ten minste 4 werkdagen vóór de zitting, met dien verstande dat de stukken op de vijfde werkdag vóór de zitting om 16.00 uur bij de rechtbank binnen dienen te zijn.
In geval van een verzoek ingediend naar aanleiding van een beschikking die is uitgereikt in AC-Schiphol dienen de op de zaak betrekking hebbende stukken, onder gelijktijdige kopieverlening aan de indiener, uiterlijk op de hierna vermelde tijdstippen bij de rechtbank ontvangen te zijn:
bij de rechtbank Haarlem uiterlijk donderdag vóór de zitting om 16.00 uur”.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder het procesdossier niet, althans niet tijdig heeft toegezonden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter niet in staat om het verzoek op zorgvuldige wijze inhoudelijk te beoordelen. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding bij wijze van ordemaatregel verweerder te verbieden verzoeker uit te zetten totdat op het beroep is beslist. Daarbij is betrokken dat het belang van verzoeker om niet in een onomkeerbare situatie te geraken van zwaarder gewicht is dan het belang van verweerder om op korte termijn tot uitzetting van verzoeker over te gaan.
6. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorziening toewijzen met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, Awb. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de door verzoeker gemaakte kosten. De kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn € 472,- in verband met het verzoek om voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen zolang nog niet op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de kosten en draagt verweerder op € 472,- te betalen aan verzoeker in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.M.A. Bataille, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.