ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3845
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Pakistaanse nationaliteit, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 21 januari 2013, weigerde de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had deze afwijzing gebaseerd op een eerder besluit van 11 mei 2011, waarbij de aanvraag van verzoeker was afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter constateerde dat het procesdossier door verweerder niet tijdig was toegezonden, waardoor een zorgvuldige inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet mogelijk was. Gezien de omstandigheden en het belang van verzoeker om niet in een onomkeerbare situatie te geraken, besloot de voorzieningenrechter om bij wijze van ordemaatregel te verbieden dat verzoeker uit Nederland zou worden gezet totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker zwaarder woog dan het belang van verweerder om tot uitzetting over te gaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 472,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.