ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/9015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van besluiten tot korting op de bezoldiging van een ambtenaar wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als bijstandsconsulent bij de gemeente Rijswijk, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Eiseres was sinds 8 april 2010 arbeidsongeschikt en had in de periode daarna werkzaamheden verricht. De rechtbank beoordeelde de rechtsgeldigheid van besluiten van verweerder die de bezoldiging van eiseres kortten op basis van artikel 7:3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling (CAR). De rechtbank oordeelde dat het besluit van 27 september 2010, waarbij de bezoldiging van eiseres met 10% werd gekort, in rechte vaststaat, omdat eiseres tegen dit besluit geen rechtsmiddelen heeft aangewend. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was en dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in of door de dienst. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan de vraag of er abnormale of excessieve arbeidsomstandigheden waren.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het verzoek van eiseres om schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat zij de gestelde schade onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 944,-. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard voor zover verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om toelating tot haar functie en voor de weigering om het rapport van de vertrouwenspersoon te verstrekken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/9015
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 maart 2013 in de zaak tussen
[eiseres], te Den Haag, eiseres
(gemachtigde: mr. J. Jaab),
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder
(gemachtigde: mr. I.M. Speel).
Procesverloop
Eiseres heeft bij brief van 21 november 2011 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 oktober 2011.
Verweerder heeft de stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 23 januari 2013 ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eveneens is aan de zijde van eiseres verschenen [A.].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is namens verweerder verschenen W. van der Giessen.
Overwegingen
1 Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Eiseres is sinds 1 april 2002 werkzaam geweest als bijstandsconsulent bij de gemeente Rijswijk.
1.2 Eiseres is op 8 april 2010 uitgevallen wegens ziekte en heeft in de periode daarna werkzaamheden verricht (gedurende een wisselend aantal uren per week). Bij tussentijdse contacten met de bedrijfsarts is aan de orde gekomen dat sprake is van onderlinge spanningen tussen eiseres en [B.], haar leidinggevende (hierna: de leidinggevende).
Per 21 september 2010 is eiseres volledig uitgevallen in verband met medische klachten en daarnaast ervaart eiseres nog altijd spanningsklachten ten gevolge van werkgerelateerde problematiek.
Eiseres en de leidinggevende zijn betrokken bij een mediationtraject. De bedrijfsarts heeft verweerder bij brief van 21 september 2010 geadviseerd eiseres per
1 november 2010 geleidelijk te laten hervatten.
1.3 Bij besluit van verweerder van 27 september 2010 is eiseres medegedeeld dat, gelet op artikel 7:3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling (CAR), de bezoldiging van eiseres na zes maanden ziekte zal worden gekort met 10% en dat eiseres vanaf 8 oktober 2010 90% van haar bezoldiging ontvangt over de uren dat zij arbeidsongeschikt is. Bij voortduring van de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid na 12 maanden zal de bezoldiging worden gekort naar 75%, tot en met de vierentwintigste maand.
Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4 Bij brief van 29 oktober 2010 heeft de bedrijfsarts verweerder, naar aanleiding van een mededeling van eiseres dat verweerder haar een week later wil laten hervatten, medegedeeld dat zijn eerdere advies van 21 september 2010 wordt gehandhaafd en heeft hij geadviseerd in onderling overleg te treden.
Bij brief van 2 november 2010 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat de
re-integratiemediation op 27 oktober is beëindigd omdat het niet de gewenste oplossing heeft gebracht. In verband met de verstoorde werkrelatie is hervatting binnen dezelfde werkomgeving geen logische stap. Verweerder zal derhalve eerst in contact treden met de bedrijfsarts.
Bij brief van 24 november 2010 heeft de bedrijfsarts verweerder medegedeeld dat eiseres inmiddels gedurende een aantal uren per week werkzaam is. Geadviseerd is eiseres haar uren te laten uitbreiden in haar eigen werk, met volledige hersteldmelding per
27 december 2010.
Eiseres is per 21 december 2010 volledig uitgevallen. Bij brief van 22 december 2010 heeft de bedrijfsarts verweerder geadviseerd met eiseres een schema voor werkhervatting per begin januari 2011 op te stellen.
1.5 Bij brief van 23 december 2010 heeft verweerder eiseres medegedeeld het niet wenselijk te achten dat eiseres terugkeert in haar functie. Eiseres is verzocht haar werkzaamheden in haar functie van bijstandsconsulent niet te hervatten. Mocht eiseres wel op het werk verschijnen, dan verwacht verweerder dat dit tot een crisissituatie zal leiden. Verweerder sluit niet uit dat in dat geval ordemaatregelen jegens eiseres moeten worden getroffen.
Eiseres heeft bij brief van 4 januari 2011 gereageerd op de brief van verweerder van 23 december 2010. Eiseres vraagt zich af welke concrete re-integratie-inspanningen verweerder heeft verricht. Voorts is het haar niet duidelijk waarop verweerder de conclusie baseert dat haar terugkeer tot een crisissituatie zal leiden.
Bij brief van 28 maart 2011 heeft eiseres verweerder verzocht haar brief van
4 januari 2011 te beantwoorden. Voorts heeft zij verzocht om toezending van het Rapport inzake de werkverhoudingen binnen de afdeling Sociale Zaken en de Rapportage van de [vertrouwenspersoon]
1.6 Op 4 april 2011 is in opdracht van verweerder door Bezemer & Kuiper de Rapportage inzake onderzoek sociale veiligheid/omgangsvormen Sectie Inkomen en Schuldhulpverlening Gemeente Rijswijk uitgebracht.
1.7 Bij besluit van 4 april 2011 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat, gelet op artikel 7:3 van de CAR, de bezoldiging van eiseres na 12 maanden ziekte zal worden gekort met 25% per 8 april 2011.
1.8 Bij brief van 20 april 2011 heeft eiseres verweerder verzocht binnen twee weken na dagtekening van deze brief een schriftelijk besluit te nemen en eiseres toe te laten tot haar functie.
1.9 Bij besluit van 21 april 2011 heeft verweerder, naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 28 maart 2011 om toezending van twee rapportages medegedeeld dat de rapportage van Bezemer & Kuiper van 4 april 2011, vooralsnog vertrouwelijk, beschikbaar wordt gesteld. De rapportage van de vertrouwenspersoon, mevrouw Van Kralingen, wordt niet ter beschikking gesteld in verband met de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon en het privacybelang van de betreffende klagers.
Voorts is naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 20 april 2011 medegedeeld dat de directie, in het verlengde van de rapportage van Bezemer & Kuiper, vanaf 28 april 2011 met alle medewerkers afspraken voor de toekomst zal maken en dat dan ook de eventuele vragen van eiseres over re-integratie zullen worden behandeld.
1.10 Bij brief van 12 mei 2011 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van
4 april 2011.
1.11 Bij brief van 20 mei 2011 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 23 maart 2011 om een deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen van haar werkgever, eiseres medegedeeld dat het UWV van oordeel is dat verweerder onvoldoende meewerkt aan de
re-integratie van eiseres. Daartoe is verwezen naar de rapportage arbeidsdeskundige van
19 mei 2011.
1.12 Bij brief van 1 juni 2011 heeft eiseres de gronden van het bezwaar tegen het besluit van 4 april 2011 aangevuld en tevens bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 april 2011, voor zover daarin afwijzend, althans niet tijdig, is beslist op haar verzoek van 20 april 2011.
Voorts heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de weigering om het rapport van de vertrouwenspersoon beschikbaar te stellen.
1.13 Op 22 juni 2011 en 29 juni 2011 hebben tussen partijen gesprekken plaatsgevonden. Bij besluit van 22 augustus 2011 (I) heeft verweerder eiseres medegedeeld dat de gesprekken over haar re-integratie met de gesprekken van 22 juni 2011 en 29 juni 2011 zijn afgerond.
Voorts heeft verweerder medegedeeld dat eiseres vanaf 25 mei 2011 volledig hersteld wordt gemeld, dat de korting op de bezoldiging met ingang van 25 mei 2011 wordt beëindigd en dat het salaris van eiseres met ingang van die datum volledig zal worden uitbetaald.
1.14 Bij brief van 22 augustus 2011 (II) heeft verweerder eiseres, in vervolg op een met haar gevoerd gesprek op 18 augustus 2011 en naar aanleiding van het rapport van Bezemer & Kuiper, medegedeeld dat zij niet kan blijven werken binnen de sectie Inkomen en Schuldhulpverlening, noch elders binnen de afdeling Sociale Zaken. Verweerder heeft niet het vertrouwen dat met eiseres nog een werkbare samenwerking binnen de sectie of afdeling kan ontstaan. Verweerder wil in overleg met eiseres tot een oplossing, vermoedelijk buiten de gemeente Rijswijk, komen. Eiseres wordt tot 8 september 2011 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden en zal in deze periode volledig worden doorbetaald.
1.15 Bij brief van 2 september 2011 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2011 (I) omdat niet volledig wordt tegemoetgekomen aan het bezwaar van
12 mei 2011 tegen het besluit van 4 april 2011. Eiseres stelt primair aanspraak te maken op volledige bezoldiging vanaf 1 november 2010, subsidiair vanaf 8 april 2011. Voorts is geen wettelijke rente toegekend.
1.16 Bij besluit van 12 oktober 2011 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 4 april 2011 ongegrond verklaard, onder de overweging dat nu het besluit van 27 september 2010 in rechte vast staat, de vraag of sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst thans niet meer aan de orde kan zijn. Voor zover dit wel aan de orde zou zijn, stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is gebleken dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de lichamelijke klachten van eiseres en de aard van de werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden zoals die ten tijde van het ontstaan van de aandoening bestonden. Met betrekking tot de spanningsklachten stelt verweerder zich op het standpunt dat de werkomstandigheden objectief gezien geen buitensporig of excessief karakter hebben.
Voorts heeft verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar voor zover gericht tegen het besluit van 22 augustus 2011 (I) ontvankelijk geacht, maar zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de overwegingen ter zake van het besluit van 4 april 2011, geen aanleiding bestaat het besluit van 22 augustus 2011 te herzien.
Tot slot heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 21 april 2011 ongegrond verklaard, onder de overweging dat eiseres in februari 2011 met dertien andere personen bij de vertrouwenspersoon een melding heeft gedaan van ongewenst gedrag op de afdeling, dat de overige melders de vertrouwenspersoon hebben medegedeeld anoniem te willen blijven en dat de vertrouwenspersoon daarom heeft besloten de rapportage niet te verstrekken. De vertrouwenspersoon is verbonden aan de Arbodienst Maetis en is in die zin niet verbonden aan de gemeente. Eiseres wordt wel de mogelijkheid geboden de rapportage in het bijzijn van de vertrouwenspersoon in te zien.
2 Eiseres heeft bij brief van 21 november 2011 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich niet kan vinden in de overweging van verweerder ter zake van het besluit van 4 april 2011 dat het besluit van 27 september 2010 in rechte vast staat. Dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit is mede het gevolg van de bij eiseres bestaande medische klachten en kan haar niet worden tegengeworpen. Eiseres meent dat sprake is van objectiveerbare medische klachten en dat sprake was van werk c.q werkomstandigheden met buitensporig of excessief karakter. Dit blijkt alleen al uit het feit dat door maar liefst 14 medewerkers melding is gemaakt van ongewenst gedrag door de leiding. Dit zou ook kunnen blijken uit het rapport van de vertrouwenspersoon, welk rapport tot op heden niet wordt verstrekt. Het rapport van Bezemer & Kuiper is niet op onafhankelijke en objectieve wijze tot stand gekomen. Voorts heeft verweerder, gelet op het deskundigenoordeel van het UWV, onvoldoende meegewerkt aan haar re-integratie, met het gevolg dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres in stand is gelaten.
Daarnaast voert eiseres aan dat zij zich niet kan vinden in de overweging van verweerder ter zake van het besluit van 21 april 2011. Zij meent dat verweerder geen besluit heeft genomen op haar verzoek van 20 april 2011 om haar toe te laten tot haar functie en in het bestreden besluit van 12 oktober 2011 wordt hier niet op ingegaan. Zij kan zich voorts niet vinden in het besluit om haar geen afschrift van het rapport van de vertrouwenspersoon te verstrekken, nu de betreffende klagers in het rapport anoniem zijn. Verweerder en de ondernemingsraad beschikken wel over dit rapport. Eiseres meent dat zij recht heeft op een afschrift van dit rapport, omdat dit vooraf met haar is afgesproken. Zij neemt ook genoegen met een geanonimiseerd rapport.
Ook stelt eiseres het niet eens te zijn met het besluit van 22 augustus 2011 (I), nu het lopende bezwaar van 12 mei 2011 tegen het besluit van 4 april 2011 moet worden geacht mede te zijn gericht tegen voornoemd besluit van 22 augustus 2011. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij arbeidsongeschikt is geworden in en door de dienst. Haar medische klachten hebben, ondanks de formele hersteldmelding door verweerder, onverminderd voortgeduurd. In verband hiermee heeft zij zich op 8 november 2011 opnieuw moeten ziekmelden. Eiseres meent dat zij aanspraak heeft op volledige bezoldiging vanaf
1 november 2010, subsidiair vanaf 8 april 2011, alsmede op vergoeding van wettelijke rente.
Tenslotte vordert eiseres op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een vergoeding van schade, bestaande uit juridische bijstand en immateriële schade. Zij begroot de schade op € 10.000,--.
3 Verweerder heeft bij brief van 24 januari 2012 een verweerschrift ingediend, waarbij verweerder in de eerste plaats naar de overwegingen van het bestreden besluit heeft verwezen onder herhaling en inlassing van dit besluit. In aanvulling daarop heeft verweerder gesteld dat wat betreft het rapport van de vertrouwenspersoon de inhoud van deze rapportage bij eiseres bekend mag worden verondersteld. Eiseres was immers een van de personen die de vertrouwenspersoon heeft benaderd. Wat betreft het niet onderbouwde verzoek om schadevergoeding benadrukt verweerder op geen enkele wijze onrechtmatig jegens eiseres te hebben gehandeld.
4 Vooraf is de rechtbank van oordeel dat het horen van de door eiseres naar de zitting meegebrachte getuige, de heer [A.], redelijkerwijs niet aan de beoordeling van de zaak kan bijdragen. Daartoe overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat de heer [A.] raadslid is bij de gemeente Rijswijk en dat hij, onder meer van eiseres, een melding heeft gekregen over de ontstane situatie op de afdeling waar eiseres werkzaam was. De heer [A.] is zelf niet bij de betreffende afdeling werkzaam noch is hij daar in het verleden werkzaam geweest. Gelet hierop heeft de rechtbank besloten van het horen van de heer [A.] af te zien.
4.1 De rechtbank overweegt verder als volgt.
4.2 Ter zake van het besluit van 4 april 2011 op grond waarvan de bezoldiging van eiseres met 25% is gekort, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het besluit van
27 september 2010 waarbij de bezoldiging van eiseres met 10% is gekort en besloten is dat na 12 maanden de bezoldiging zal worden gekort naar 75%, in rechte vaststaat nu eiseres tegen laatstgenoemd besluit geen rechtsmiddelen heeft aangewend.
Vaststaat dat eiseres in die periode weliswaar arbeidsongeschikt was, maar niet gebleken is dat de toestand van eiseres zodanig ernstig was dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn buiten staat moet worden geacht een bezwaarschrift in te dienen dan wel een derde in te schakelen om haar belangen te behartigen. Dat eiseres hoop had dat een en ander nog goed zou komen, dient voor haar rekening te blijven. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
Het besluit van 27 september 2010 heeft naar het oordeel van de rechtbank in zich dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in of door de dienst. Nu dit besluit in rechte vaststaat, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of in het geval van eiseres sprake was van abnormale of excessieve arbeidsomstandigheden.
4.3 Met het besluit van 21 april 2011 heeft verweerder beslist op het verzoek van eiseres om toezending van twee rapportages inzake de werkverhoudingen binnen de afdeling Sociale Zaken. Voor de rechtbank is komen vast te staan dat verweerder met dit besluit nog geen beslissing heeft genomen op het verzoek van eiseres van 20 april 2011 haar toe te laten tot haar functie. De in het besluit van 21 april 2011 aangekondigde gesprekken met de medewerkers in het verlengde van het rapport van Bezemer & Kuiper, hebben volgens verweerder in mei dan wel juni 2011 plaatsgevonden. Eerst in de brief van
22 augustus 2011 (II) heeft verweerder op het verzoek van eiseres van 20 april 2011 beslist.
Bij brief van 1 juni 2011 is namens eiseres bezwaar gemaakt tegen onder meer het besluit van verweerder van 21 april 2011 voor zover verweerder daarin niet, althans niet tijdig op het verzoek van eiseres zou hebben beslist. Nu in het besluit van verweerder van
21 april 2011 nog geen beslissing omtrent dit verzoek besloten ligt en de beslistermijn voor verweerder op 1 juni 2011 nog niet was verstreken, moet het bezwaar van eiseres van 1 juni 2011 in zoverre prematuur worden geacht. Verweerder had hierin aanleiding moeten zien het bezwaar van eiseres in zoverre niet-ontvankelijk te achten. Nu verweerder dit heeft nagelaten, ziet de rechtbank aanleiding het beroep van eiseres in zoverre gegrond te verklaren en het bestreden besluit op dit punt te vernietigen.
4.4 Voor zover het beroep van eiseres zich richt tegen de weigering van verweerder bij het besluit van 21 april 2011 afschrift te verstrekken van de rapportage van de vertrouwenspersoon, is voor de rechtbank komen vast te staan dat het verzoek van eiseres om afschrift van dit rapport niet gericht was op openbaarheid van het rapport voor een ieder in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Eiseres heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij afschrift van het rapport wenste te hebben om inzicht te krijgen in het onderzoek ter onderbouwing van haar bezwaar.
Ter zitting is door verweerder gesteld dat hij uitsluitend de beschikking heeft over een brief van de vertrouwenspersoon van 25 februari 2011, die ook aan de rechtbank is overgelegd en dat hij niet de beschikking heeft over een andere rapportage van de vertrouwenspersoon. In de brief van 25 februari 2011 heeft de vertrouwenspersoon verweerder geïnformeerd over het aantal meldingen dat door haar is ontvangen en de achtergrond van deze meldingen. Voorts heeft de vertrouwenspersoon verweerder in deze brief geadviseerd met de melders die in dienst van zijn van de gemeente Rijswijk in gesprek te gaan. De brief van de vertrouwenspersoon van 25 februari 2011 is door verweerder niet aan het besluit van 21 april 2011 ten grondslag gelegd noch is in het bestreden besluit van
12 oktober 2011 naar deze brief verwezen.
Nu verweerder eerst ter zitting de stelling heeft ingenomen dat het niet verstrekte rapport van de vertrouwenspersoon de hiervoor genoemde brief van deze vertrouwenspersoon van 25 februari 2011 betreft die deel uitmaakt van de door verweerder in beroep overgelegde stukken, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Het beroep van eiseres is in zoverre gegrond en het bestreden besluit komt ook op dit punt voor vernietiging in aanmerking.
4.5 Wat betreft het besluit van 22 augustus 2011 (I) is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de overwegingen ter zake in het besluit van 4 april 2011, terecht geen aanleiding heeft gezien het besluit van 22 augustus 2011 te herzien.
4.6 Het door eiseres in beroep gedane verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 Awb komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing in aanmerking, nu eiseres de gestelde schade en de omvang daarvan onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover eiseres in het kader van dit verzoek heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, wijst de rechtbank er op dat vergoeding van deze kosten enkel kan plaatsvinden op de voet van artikel 8:75 Awb, dat is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4.7 Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiseres gegrond is voor zover verweerder bij het bestreden besluit heeft nagelaten het bezwaar van eiseres van 1 juni 2011 voor zover dit was gericht tegen het niet dan wel niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek om toelating tot haar functie
niet-ontvankelijk te verklaren. Voorts is het beroep van eiseres gegrond voor zover verweerder in het bestreden besluit zijn besluit van 21 april 2011 heeft gehandhaafd voor wat betreft de weigering het rapport van de vertrouwenspersoon te verstrekken. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
4.8 Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank termen aanwezig om verweerder op grond van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, € 472,- per punt) als kosten voor verleende rechtsbijstand. Verweerder dient eveneens het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond voor zover verweerder in het bestreden besluit heeft nagelaten het bezwaar van eiseres van 1 juni 2011 gericht tegen het niet dan wel niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek tot toelating tot haar functie niet-ontvankelijk te verklaren, alsmede voor zover verweerder in het bestreden besluit zijn besluit van 21 april 2011 heeft gehandhaafd voor wat betreft de weigering het rapport van de vertrouwenspersoon te verstrekken;
- vernietigt het besluit van 12 oktober 2011 in zoverre;
- draagt verweerder op in zoverre een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de gemaakte kosten in beroep tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 152,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzitter, en mr. K. Schaffels en
mr. A. Douwes, leden, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.