Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/752110-12
Datum uitspraak: 28 februari 2013
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats A] op [datum] 1997,
wonende te [plaats A]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 20 december 2012 en 14 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.R.M. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. W. Römelingh, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Het slachtoffer heeft ter terechtzitting een schriftelijke slachtofferverklaring doen voorlezen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2012 te [plaats A] ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- direct met een of meer donker geklede perso(o)n(en) met bedekt hoofd/gezicht
de woning van die [slachtoffer] binnenkomen nadat zij de deur had geopend en/of
- het in de hand(en) houden van een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of
- (nadat die [slachtoffer] hard ging schreeuwen) het leggen van een hand over de mond
van die [slachtoffer];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Op 18 september 2012 zijn drie personen de woning van [slacht[slachtoffer] binnengedrongen onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Door het aanhoudende geschreeuw van het slachtoffer zijn de verdachten op de vlucht geslagen, waardoor het bij een poging tot een woningoverval is gebleven.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de bewezenverklaring.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging. 1
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangeefster [slachtoffer], woonachtig aan de [adres] in [plaats A], verklaart2 dat er op 18 september 2012 wordt aangebeld waarna zij de voordeur opent. Zij ziet dan drie donker geklede personen staan met donkere kappen over hun hoofden. Deze personen komen haar woning binnen. Aangeefster ziet dat de persoon die zij dader 1 noemt, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand heeft. Dader 2 en dader 3 willen de voordeur sluiten, wat aangeefster wil voorkomen. Aangeefster gaat hard schreeuwen, om in het portiek en buiten te worden gehoord. Een van de verdachten legt dan zijn hand op haar mond. Aangeefster bijt vervolgens in een van de vingers van deze verdachte. Daarna kan aangeefster zich verder niet veel meer herinneren dan dat de drie verdachten uit haar woning zijn weggegaan. Medeverdachte [verdachte 2] komt tijdens zijn vlucht ten val en wordt door getuigen vastgehouden3, waarna hij door de politie wordt aangehouden en de poging woningoverval samen met onder andere de verdachte bekent.4
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend5 dat hij de poging woningoverval samen met twee anderen heeft gepleegd. Hij heeft daarbij verklaard dat hij eerder met medeverdachte [verdachte 2] het plan had opgevat om 'spullen te gaan pakken' uit een woning. Kort voor de woningoverval heeft de verdachte hiertoe (samen met medeverdachte [verdachte 2]) latex handschoenen, een bivakmuts en een balletjespistool aangeschaft, is er gesproken over de rolverdeling en is er tevens gezocht naar een geschikte woning, die overigens niet is gevonden. Op de bewuste dag heeft de verdachte samen met medeverdachte [verdachte 2] en een tweede medeverdachte bij een willekeurig gekozen woning aangebeld. De verdachte had op dat moment een bivakmuts op en ook de medeverdachten hadden hun gezicht bedekt. Alle verdachten droegen donkere kleding. Medeverdachte [verdachte 2] stond met een vuurwapen vooraan, gevolgd door de verdachte en een medeverdachte die allebei een mes vasthadden. Medeverdachte [verdachte 2] heeft het neppistool, wat hij had gekregen van de verdachte, op de vrouw gericht. Toen de vrouw ging schreeuwen heeft hij zijn hand op haar mond gelegd, waarna hij in zijn duim is gebeten door het slachtoffer.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 18 september 2012 te [plaats A] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer], met zijn mededader(s), de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- direct met donker geklede personen met bedekt hoofd/gezicht de woning van die [slachtoffer] binnenkomen nadat zij de deur had geopend en
- het in de hand houden van een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en
- (nadat die [slachtoffer] hard ging schreeuwen) het leggen van een hand over de mond
van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. J.R.M. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 220 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 94 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van behandeling bij het Palmhuis, alsmede deelname aan ITB Harde Kern en MDFT. De officier van justitie is bij de berekening van de voorlopige hechtenis uitgegaan van een periode van 126 dagen.
De officier van justitie heeft op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht door de Stichting Bureau Jeugdzorg gevorderd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerking gemaakt over de strafmaat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd het slachtoffer in haar woning te overvallen. Deze overval, waarbij een dame op leeftijd is bedreigd met onder meer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is door de verdachte en diens medeverdachten grondig voorbereid. Het is enkel aan de assertieve reactie van het slachtoffer te danken dat het delict niet is voltooid en dat verdachte en zijn mededaders de woning zonder buit hebben moeten verlaten.
De overval vond plaats in de beschermde omgeving van de woning van het slachtoffer, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote emotionele impact hebben op de slachtoffers, hetgeen ook uit de verklaring van het slachtoffer, die zich tevens als benadeelde partij in deze strafzaak heeft gevoegd, is gebleken. Het slachtoffer heeft doodsangst uitgestaan en haar leven is ernstig ontregeld door de voortdurende angst waarin zij leeft. Deze gevoelens van angst en onveiligheid maken dat het slachtoffer geen rust meer heeft om in haar eigen woning te verblijven, laat staan te overnachten. Ook heeft zij als gevolg van de overval nog steeds problemen met haar gebit.
Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen behoefte aan spanning, zonder voldoende stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daar komt nog bij dat een dergelijk feit de rechtsorde schokt en bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent de verdachte het feit dan ook zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van het psychologisch onderzoek, ondertekend door A.M.I. Peelen, GZ-psycholoog, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
[verdachte] is lijdende aan een ziekelijke stoornis. Bij [verdachte] is sprake van ADHD en een gedragsstoornis. De ADHD uit zich bij [verdachte] in druk gedrag, impulsiviteit, moeite met concentratie en focus. De gedragsstoornis uit zich bij [verdachte] in een grote spanningsbehoefte, hij houdt weinig rekening met anderen en staat egocentrisch in het leven, hij zoekt grenzen op waar hij over heen gaat en hij liegt van jongsaf stelselmatig. Er is bij [verdachte] geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Zowel de ADHD als de gedragsstoornis is van invloed geweest op het ten laste gelegde en de gedragskeuzes in de aanloop er naar toe. De spanningsbehoefte van [verdachte] heeft gemaakt dat hij heeft deelgenomen aan de woningoverval. Zijn gewetensontwikkeling is lacunair verlopen. Passend bij zijn ADHD en zijn intelligentieniveau heeft [verdachte] weinig reflectiemomenten ingebracht. Voorts lukt het [verdachte] niet om zich in anderen te verplaatsen en zijn gedrag daar op aan te passen. Dit alles maakt dat gesproken kan worden van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. De kans op recidive is hoog. Uit de SAVRY komt naar voren dat er historische, sociaal-contextuele en individuele risicofactoren zijn. Er worden geen beschermende factoren gezien.
Geadviseerd wordt individuele en systematische hulp in te zetten voor [verdachte] en diens gezin. Gedacht wordt aan voortzetting van de behandeling bij het Palmhuis in de vorm van individuele gesprekken. Daarnaast is het van belang dat [verdachte] in de thuissituatie meer ondersteund wordt door ouders en dat de gezagsrelatie van ouders tot [verdachte] wordt hersteld. Hier kan aan gewerkt worden met de reeds ingezette MDFT. Een denkbaar juridisch kader is een intensieve jeugdreclasseringsmaatregel, de ITB Harde Kern als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 6 februari 2013.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over, voor zover deze zien op de problematiek van de verdachte, zijn enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid en de noodzaak van adequate hulpverlening, en maakt deze tot de hare.
Alles overwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank ziet, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, aanleiding een groot deel van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde verplichte begeleiding door Bureau Jeugdzorg, ook als dat inhoudt behandeling bij het Palmhuis en deelname aan ITB Harde Kern en MDFT.
Het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht. Bij de berekening van het voorarrest is de rechtbank uitgegaan van een periode van 125 dagen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen spreekt de rechtbank uit dat, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht, de op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en de op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert in totaal een bedrag van € 40.065,71 voor de navolgende schadeposten:
1. tandarts begroting;
2. tandarts rekening;
3. mondspoeling;
4. sherpa verpleegkundige, 2 behandelingen;
5. sherpa geadviseerd 10 vervolg behandelingen;
6-11. polyergische behandeling;
12. opschrijfmiddelen;
13. IMO/EMDR behandeling;
14. art-therapie;
15. art-therapie 10 vervolgsessies;
16. verblijf na herstellingsoord 101 dagen;
17. telefoonkosten gedurende 147 dagen;
18. gemiste tuinbeurten;
19. vliegticket herstellingsoord;
20. eigen risico Azivo 2012 en 2013;
21. vervanging bebloed tapijt in de gang;
22. verblijf 18 dagen in herstellingsoord;
23. reiskosten;
24. slaapbankje;
25. gemiste werkprojecten;
26. verhuizing;
27. waardedaling woning gedwongen verkoop;
28. immateriële schade.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.608,99 en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Genoemd bedrag omvat onder de posten 1, 2, 3, 20, 21 gevorderde, alsmede een schatting van de kosten van de (deels nog te volgen) therapieën onder de posten 4, 5, 6-11, 13, 14 en 15 tot een bedrag van € 1.500,00 en tevens de post immateriële schade ad € 2.500,00.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft per schadepost inhoudelijk verweer gevoerd dat in zijn optiek zou moeten leiden tot afwijzing van de gehele vordering.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkheid
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de vordering voor wat betreft de posten 'tandarts begroting' (1), 'tandarts rekening' (2), 'mondspoeling' (3), 'sherpa geadviseerd' (5), 'art-therapie, vervolgsessies' (15), 'verblijf na herstellingsoord' (16), 'telefoonkosten gedurende 147 dagen' (17), 'vliegticket herstellingsoord' (19), 'eigen risico' (20), 'verblijf 18 dagen herstellingsoord' (22), 'gemiste werkprojecten' (25), 'verhuizing' (26) en 'waardedaling woning gedwongen verkoop' (27) niet-ontvankelijk verklaren, omdat de behandeling en beoordeling van deze -niet steeds voldoende onderbouwde- schade dermate complex is dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toewijzing
De rechtbank zal de vordering, voor wat betreft de posten 'sherpa verpleegkundige' (4), 'polyergische behandeling' (6-11), 'IMO/EMDR' (13), 'art-therapie' (14) ter hoogte van in totaal € 874,00, toewijzen, nu deze schade - anders dan de raadsman heeft betoogd- voldoende is onderbouwd en als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit is aan te merken. De benadeelde partij heeft, in aanvulling op de door haar overgelegde stukken, ter terechtzitting verklaard dat zij de eerder genoemde therapieën op advies van haar huisarts heeft gevolgd en dat zij baat heeft gehad bij deze therapieen. Deze therapieën worden echter niet door haar verzekering vergoed. Tevens heeft de benadeelde partij aangegeven dat zij baat heeft gehad bij deze therapieën.
Ten slotte zal de rechtbank de vordering, voor wat betreft de post 'immateriële schade', naar billijkheid tot een bedrag van € 2.500,00 toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
Gedeeltelijke toewijzing
De rechtbank zal de vordering, voor wat betreft de posten 'vervanging bebloed tapijt gang' (21) en 'reiskosten' (23) matigen. De rechtbank acht -anders dan de raadsman- een bedrag van € 150,00 euro toewijsbaar ten aanzien van de post 'vervanging bebloed tapijt gang', nu niet is gebleken dat het bebloede tapijt vervangen dient te worden en niet kan worden gereinigd. Voorts acht de rechtbank een bedrag van € 250,00 toewijsbaar ten aanzien van de post 'reiskosten', nu een deel van de gevraagde vergoeding toekomstige schade betreft en voorts met een te hoge vergoeding per kilometer is gerekend. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering voor zover dit hoger is dan het thans toegewezen bedrag.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 3.774,00.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Afwijzing
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor wat betreft de posten 'opschrijfmiddelen' (12), 'gemiste tuinbeurten' (18) en 'slaapbankje' (24) af, aangezien deze schade niet of onvoldoende rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
Hoofdelijkheid
De rechtbank bepaalt -ambtshalve- dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.774,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 220 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 95 DAGEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt behandeling bij het Palmhuis alsmede deelname aan ITB Harde Kern en MDFT;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 3.774,00 (zijnde een bedrag van € 1.274,00 aan materiële en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade);
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten aanzien van de posten 12, 18 en 24 af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.774,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Dam, kinderrechter,
en mr. C.L. Strop, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.H.M. van Toor-van Essen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL 1533 201219981, doorgenummerd blz. 1 t/m 110, 111 t/m 144, 145 t/m 185 en 186 t/m 280
2 Proces-verbaal van aangifte, blz. 39-40
3 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], blz. 47
4 Proces-verbaal verhoor medeverdachte [verdachte 2], blz. 69-72
5 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013, verhoor verdachte