ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ2628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/9874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een plan van aanpak re-integratie in het kader van de Ziektewet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over een plan van aanpak voor re-integratie in het kader van de Ziektewet. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof een plan van aanpak dat op 16 augustus 2012 was opgesteld, waarin eiseres werd gevraagd zich de komende zes weken te oriënteren op de arbeidsmarkt. Eiseres stelde dat het plan onvoldoende concreet was, omdat het niet duidelijk maakte welke specifieke activiteiten zij moest ondernemen en welk resultaat zij moest laten zien aan de arbeidsdeskundige.

De mondelinge behandeling vond plaats op 7 augustus 2013, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot en het UWV door mr. M. de Bluts. De rechtbank oordeelde dat het plan van aanpak niet voldeed aan de eisen van concretisering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Ziektewet. De rechtbank stelde vast dat het plan geen duidelijke richtlijnen gaf over de te ondernemen stappen en de te behalen resultaten, wat noodzakelijk is om van een besluit te kunnen spreken.

Op 7 februari 2013 heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseres tegen het eerdere besluit niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 42,--. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank benadrukte dat een plan van aanpak als een besluit moet worden beschouwd wanneer het de rechten en verplichtingen van de verzekerde concretiseert, zoals eerder is geoordeeld door de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/9874
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 7 februari 2013 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats],
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
Zitting
De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. de Bluts.
De rechtbank heeft na het onderzoek te hebben gesloten bij mondelinge uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.
Overwegingen
Bij het bestreden besluit van 5 oktober 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard tegen een beslissing van 16 augustus 2012, waarbij een plan van aanpak voor eiseres is opgesteld in het kader van haar re-integratie.
In dit plan wordt als door eiseres te ondernemen activiteit vermeld: “betrokkene gaat zich de komende 6 weken oriënteren op de arbeidsmarkt”.
Bij de uitspraak van 23 september 2009 (LJN BJ8466) heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat ene plan van aanpak een besluit is als bedoeld in artikel 1:3 Awb.
Bij de uitspraak van 16 mei 2012 (LJN BW6282) heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat een plan van aanpak een besluit is als de uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen voor de verzekerde (nader) worden geconcretiseerd.
In het plan van aanpak van 16 augustus 2010 wordt op geen enkele manier aangegeven wat eiseres nu daadwerkelijk moet gaan doen en welk concreet resultaat zij na de genoemde 6 weken bij het vervolggesprek met de arbeidsdeskundige moet kunnen laten zien.
Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat onvoldoende sprake is van het concretiseren van voor eiseres uit de wet voortvloeiende verplichtingen (met name in het licht van artikel 45, eerste lid, onder p, Ziektewet) om van een besluit te kunnen spreken.
Daarom is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank voorziet met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder c, Awb, zoals dat luidde vóór 1 januari 2013, zelf in de zaak door het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar ven eiseres tegen de beslissing van 16 augustus 2012 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van W. Colpa, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.