ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ2444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
421284 - FA RK 12-4416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opname ouderschapsplan in beschikking zonder wettelijke basis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot opname van een ouderschapsplan in een beschikking. Het verzoek was ingediend door de vader, die samen met de moeder een ouderschapsplan had opgesteld na het verbreken van hun relatie. De moeder was niet verschenen op de zitting, hoewel zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen geschil bestond en dat zij enkel de opname van hun afspraken in een beschikking wensten, omdat zij belang hadden bij het verkrijgen van een executoriale titel voor de afspraken in het ouderschapsplan.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat partijen niet naar de rechtbank hoeven te komen voor de opname van hun overeenkomst, aangezien zij deze ook in een notariële akte kunnen laten vastleggen. De advocaat van de vader heeft toegelicht dat de keuze voor de rechtbank was gemaakt omdat een toevoeging wordt verleend voor een procedure bij de rechtbank, terwijl dit niet het geval is voor een verzoek aan de notaris. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat dit belang niet rechtvaardigt dat zij buiten de wet om zou overgaan tot opname van het ouderschapsplan in de beschikking.

De rechtbank heeft verder aangegeven dat artikel 819 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering enkel van toepassing is in procedures tot echtscheiding en ontbinding van een geregistreerd partnerschap, waarbij partijen gedwongen zijn zich tot de rechter te wenden. In deze zaak was dat niet het geval, aangezien partijen vrij waren om hun afspraken onderling te regelen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen, omdat het niet op de wet gegrond was. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. I.D. Bellaart, bijgestaan door griffier mr. A.A. Kuijper, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-4416
Zaaknummer: 421284
Datum beschikking: 1 februari 2013
Opname ouderschapsplan
Beschikking op het op 11 juni 2012 ingekomen gemeenschappelijke verzoek van partijen en later eenzijdige verzoek van:
[de vader],
de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. A.J. van Steensel te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: -.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het faxbericht van 26 oktober 2012 van mr. van Steensel, inhoudend dat de moeder zich heeft teruggetrokken en dat hij thans alleen nog maar de man vertegenwoordigt.
Op 4 januari 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vader. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Feiten
- Uit de moeder zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die door de vader is erkend;
- [minderjarige 2], geboren op [geboorteplaats] te [geboorteplaats], die door de vader is erkend.
- De minderjarigen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarigen belast.
- Na het verbreken van hun relatie hebben de ouders een ouderschapsplan opgesteld, waarin zij hun afspraken over de opvoeding en verzorging van de minderjarigen hebben vastgelegd.
Verzoek en verweer
(Thans nog) de vader verzoekt het ouderschapsplan van partijen op te nemen in de beschikking. De moeder voert geen verweer.
Beoordeling
Tussen partijen bestaat geen geschil. Zij verzoeken dan ook geen beslissing van de rechtbank, maar wensen enkel opname van de door hen gemaakte afspraken in een beschikking van de rechtbank, dit omdat zij belang hebben bij het verkrijgen van een executoriale titel voor (een deel van) de in het ouderschapsplan neergelegde afspraken. Hiervoor hoeven zij echter niet naar de rechtbank. Zij kunnen hun overeenkomst immers in een notariële akte laten vastleggen. Ter zitting heeft de advocaat toegelicht dat ervoor is gekozen de vastlegging aan de rechtbank te vragen omdat voor een procedure bij de rechtbank een toevoeging wordt verleend en voor een verzoek aan de notaris niet. Dit (ongetwijfeld reële) belang van partijen rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de rechtbank buiten de wet om overgaat tot opname van het ouderschapsplan in de beschikking.
De wet biedt immers slechts in artikel 819 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) de mogelijkheid een onderling getroffen regeling te laten opnemen in de beschikking. Dit artikel is van toepassing in procedures tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel in bed en van overeenkomstige toepassing in procedures tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap. In al deze procedures zijn partijen gedwongen zich tot de rechter te wenden om een beslissing over de scheiding of ontbinding te krijgen. Voor die gevallen heeft de wetgever willen faciliteren dat zij, indien zij het overigens over de gevolgen van de scheiding/ontbinding eens zijn, niet nog eens naar de notaris hoeven om de gevolgen te laten vastleggen. In deze zaak hoeven partijen zich echter in het geheel niet tot de rechter te wenden. Het staat hun vrij in onderling overleg hun uiteengaan te regelen. In zoverre ziet de rechtbank dan ook geen belang om artikel 819 Rv. naar analogie toe te passen.
De rechtbank zal het verzoek dus als niet op de wet gegrond afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, kinderrechter, bijgestaan door mr. A.A. Kuijper als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2013.