ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ2439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/09/421788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot verklaring van rechtsvermoeden van overlijden. Het verzoek is ingediend door een man afkomstig uit Afghanistan, die stelt dat zijn vrouw, de vermiste, sinds 2004 niet meer van zich heeft laten horen. Tijdens de zitting op 3 december 2012 is de verzoeker, vergezeld door zijn advocaat, verschenen voor de rechter-commissaris, mr. E.S.G. Jongeneel. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

De verzoeker heeft aangevoerd dat er aanwijzingen zijn voor het overlijden van zijn vrouw, onder andere door een brief van een oom en informatie van een vriend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het bestaan van de vermiste onzeker is. De enkele verklaring van de oom, die niet op eigen waarneming is gebaseerd, is niet voldoende. Ook de verwijzing naar de oorlogssituatie in Afghanistan en een krantenartikel over een bomaanslag in 2004 zijn niet overtuigend genoeg om het verzoek te onderbouwen.

De rechtbank heeft bovendien het aanbod om een vriend van de oom te horen, afgewezen, omdat deze verklaring ook niet op eigen waarneming is gebaseerd. Gezien het gebrek aan bewijs dat het bestaan van de vermiste onzeker maakt, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker op artikel 1:413 BW afgewezen. De rechtbank heeft ten overvloede opgemerkt dat de verzoeker een echtscheidingsprocedure zou kunnen starten om zijn huwelijk met de vermiste te beëindigen.

De beschikking is gegeven door de rechters A.M. Brakel, J. Brandt en E.S.G. Jongeneel, bijgestaan door mr. C.J.M. Manders, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 februari 2013. Het verzoek is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 12-4598
Zaaknummer: C/09/421788
Datum beschikking: 4 februari 2013
Verklaring rechtsvermoeden van overlijden
Beschikking op het op 15 juni 2012 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker],
verzoeker,
wonende te [woonplaats],
advocaat: voorheen mr. K.B. Spoelstra, thans mr. M.J. Flach te Groningen.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 12 juli 2012 van de zijde van verzoeker;
- de brief d.d. 1 november 2012 van de officier van justitie.
Op 3 december 2012 is de zaak ter terechtzitting behandeld door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter-commissaris. Hierbij is verschenen: verzoeker vergezeld van zijn advocaat.
Verzoek
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank zal gelasten [de vermiste] (hierna te noemen: de vermiste) op te roepen teneinde van haar in leven zijn te doen blijken, en, zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat, zulks met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van het verzoek.
Feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Verzoeker, afkomstig uit Afghanistan, heeft bij binnenkomst in Nederland ten overstaan van een medewerker van de IND, zoals opgenomen in het rapport van eerste gehoor van [datum] 1999 en in het rapport van nader gehoor van [datum] 2000, verklaard dat hij gehuwd is met de vermiste, dat hij een zoon ([naam]) en een dochter ([naam]) heeft en dat zij nog in Afghanistan verblijven, in het dorp [naam dorp]. Verzoeker heeft voorts verklaard dat hij is gevlucht voor de Taliban en dat zijn familie persoonlijke problemen ondervindt met de autoriteiten.
- Blijkens ambtshalve raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat de man in de GBA geregistreerd als gehuwd met [de vermiste], geboren op [geboortedatum] te [naam dorp], datum huwelijk [datum huwelijk], alsmede als gehuwd met [naam], datum huwelijk [datum huwelijk].
- Verzoeker heeft de Afghaanse nationaliteit.
Beoordeling
Indien het bestaan van een persoon onzeker is en een termijn van vijf jaar na het vertrek van de vermiste of sinds de laatste tijding van zijn leven is verlopen kunnen belanghebbenden ingevolge artikel 1:413, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW), de rechter verzoeken hen te gelasten de vermiste op te roepen ten einde van zijn in leven zijn te doen blijken. Voorts kunnen zij, indien hiervan niet blijkt, de rechter verzoeken te verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat.
Verzoeker stelt in aanvulling op hetgeen bij de feiten is weergegeven dat uit de brief d.d. [datum] 2005 van [naam], volgens stelling van verzoeker zijn oom, blijkt dat [dochter] en [de vermiste] "deze wereld vaarwel gezegd" hebben. Daarnaast heeft verzoeker ook nog van een vriend vernomen dat de vermiste is overleden, toen zij op weg was om te gaan stemmen tijdens de presidentiële verkiezingen in 2004. Verzoeker stelt dat de Afghaanse politie het lichaam van de vermiste heeft geïdentificeerd en dat noch verzoeker, noch iemand anders, nadien nog iets van de vermiste heeft vernomen.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van omstandigheden die het bestaan van een persoon onzeker maken. De enkele verklaring van de oom van verzoeker is daartoe niet voldoende, mede in aanmerking genomen dat hierbij niet uit eigen waarneming is verklaard over het overlijden van de vermiste. Evenmin is de algemene verwijzing naar de oorlogssituatie in Afghanistan voldoende. Immers, de stelling dat er in 2004 veel doden zijn gevallen bij (bom)aanslagen brengt niet als vanzelfsprekend met zich dat de vermiste hierbij is omgekomen. Dit klemt temeer nu over de precieze omstandigheden van het overlijden van de vermiste geen tot onvoldoende informatie is verschaft. Een enkel krantenartikel over een bomaanslag in 2004 waarbij twee vrouwen om het leven zijn gekomen, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende.
De rechtbank gaat voorbij aan het aanbod van het horen van een vriend van de oom van verzoeker nu zijn verklaring ziet op hetgeen de oom tegen de vriend heeft gezegd. Immers, de rechtbank heeft hieromtrent in het voorgaande reeds geoordeeld dat deze enkele (niet uit eigen waarneming opgestelde) verklaring onvoldoende is om aan te nemen dat het bestaan van de vermiste onzeker is.
Nu onvoldoende is gebleken dat sprake is van omstandigheden die het bestaan van een persoon onzeker maken, slaagt het beroep van verzoeker op artikel 1:413 BW niet. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verzoeker een echtscheidingsprocedure zou kunnen entameren teneinde zijn huwelijk met de vermiste te kunnen beëindigen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Brakel, J. Brandt en E.S.G. Jongeneel, bijgestaan door mr. C.J.M. Manders, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2013.