ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ2434
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.Th. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Ontkenning van vaderschap in het kader van het Nederlands recht met betrekking tot vluchtelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De vrouw, die in Nederland woont en afkomstig is uit Somalië, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man over hun minderjarige kind. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij op correcte wijze was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoek tijdig heeft ingediend, binnen een jaar na de geboorte van het kind.
De rechtbank heeft de bevoegdheid om kennis te nemen van het verzoek op basis van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De beoordeling van het vaderschap is gebaseerd op het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de ouders ten tijde van de geboorte van het kind. Aangezien de nationaliteit van de vrouw als onbekend is geregistreerd, en beide ouders afkomstig zijn uit Somalië, heeft de rechtbank aangenomen dat zij de Somalische nationaliteit hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en het kind als vluchtelingen in Nederland verblijven, waardoor het Nederlands recht van toepassing is. De gronden van het verzoek zijn niet weersproken door de man of de bijzonder curator, wat betekent dat deze in rechte vaststaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten zijn die erop wijzen dat de man de vader van het kind is, en dat hij ook geen toestemming heeft gegeven voor een daad die tot de verwekking van het kind heeft geleid.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw tot ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.