ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1744
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het inreisverbod en terugkeerbesluit van een Marokkaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, was opgelegd. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 november 2012, waarbij hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het inreisverbod wel degelijk rechtsgevolgen heeft en als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden gekwalificeerd. De rechtbank stelde vast dat het Belgische inreisverbod, hoewel het dezelfde effecten heeft, geen afbreuk doet aan de rechtsgevolgen van het Nederlandse inreisverbod, dat is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheid in de Nederlandse wetgeving.
De rechtbank concludeerde dat eiser ontvankelijk was in zijn beroep, ondanks het feit dat verweerder geen verweerschrift had ingediend. Tijdens de zitting op 22 november 2012 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd hij geholpen door een tolk. Eiser had verklaard dat hij geen werk of familie in Nederland had en dat hij niet terug wilde naar Marokko, maar naar Noorwegen wilde gaan. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn zienswijze mondeling naar voren te brengen en dat er geen schending van de Awb was geweest.
De rechtbank oordeelde verder dat het gebruik van een standaardformulier voor het terugkeerbesluit en inreisverbod geen motiveringsgebrek opleverde, omdat er voldoende maatwerk was toegepast. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.