ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ0530

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758719-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens brandstichting en diefstal met levensgevaar voor derden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 februari 2013 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en pogingen daartoe, alsook aan diefstal en vernieling. De verdachte heeft op 8 juli 2012 opzettelijk brand gesticht in een washok in 's-Gravenhage, waarbij levensgevaar voor omwonenden en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Daarnaast heeft zij op verschillende tijdstippen geprobeerd brand te stichten bij woningen en voertuigen, en heeft zij een zonnescherm vernield en een tuinstoel gestolen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, met terbeschikkingstelling (tbs) en dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat de veiligheid van anderen de oplegging van tbs met dwangverpleging noodzakelijk maakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tbs-maatregel opgelegd. Tevens zijn vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, en heeft geconcludeerd dat de opgelegde straffen en maatregelen in overeenstemming zijn met de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/758719-12
Datum uitspraak: 4 februari 2013
(Verkort vonnis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande anders dan hierna genoemd,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Zuid-Oost HvB Ter Peel Evertsoord" te Evertsoord.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 januari 2013.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. C. Krijger, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot ter beschikkingstelling met dwangverpleging en een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 tot en met 3 geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]ter grootte van € 200 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partijen:
- [slachtoffer 2], ter grootte van € 200;
- Mercedes-Benz dealer B.V., ter grootte van € 18.408,26;
en toewijzing van de gedeeltelijke vordering van de benadeelde partijen:
- [slachtoffer 3], ter grootte van € 1.819,82;
- [slachtoffer 4], ter grootte van € 1.900;
- [slachtoffer 5], ter grootte van € 1.150;
steeds onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen voor het overige.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 08 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht in het washok (gelegen in het portiek van de woningen en/of wooneenheden gelegen aan de [adres]27 t/m 36), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk afval en/of (andere) goederen (in een prullenbak/afvalton) en/of een prullenbak/afvalton aangestoken en/of meerdere/een prop(pen) papier en/of watjes (besprenkeld met nagellakremover/aceton) neergelegd en/of (daarna) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met afval en/of (andere) goederen (in een prullenbak/afvalton) en/of een prullenbak/afvalton en/of een of meer prop(pen) papier en/of watjes (welke besprenkeld waren met nagellakremover/aceton), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de wasmachine(s) en/of de daarboven opgehangen lockers en/of het verwarmingselement in het washok en/of de vloer en/of de muren en/of het plafond van het washok geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan - gemeen gevaar voor goederen in dat washok en/of dat portiek en/of in de belendende woningen en/of wooneenheden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de bewoners van de belendende en/of omliggende en/of daarboven gesitueerde woningen en/of wooneenheden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 08 juli 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk (meermalen) brand te stichten te weten: in/bij
a) een auto met kenteken [NUMMER](toebehorende aan [slachtoffer 6]) en/of
b) de voor- en/of de achterdeur van de woning/wooneenheid aan de [adres]27 en/of
c) het pand [adres]143,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
a) (een) naast en/of vlakbij die auto geparkeerd(e) andere auto('s) en/of
straatmeubilair en/of
b) de goederen in die woning en/of in de daarnaast en/of daarboven gelegen
woningen en/of wooneenheden en/of
c) de goederen in dat pand,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, te
weten
b) de bewoners en/of aanwezigen in die woning/wooneenheid op de [adres] 27 en/of in de belendende woningen en/of wooneenheden en/of
c) de bewoners en/of aanwezigen in of nabij het pand aan de [adres] 143, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet
a) op/in het luchtrooster van die auto en/of
b) bij de voordeur en/of de achterdeur en/of
c) bij de sluisingang van dat pand
(een) prop(pen) papier en/of (een) watje(s) (besprenkeld met nagellakremover/aceton) heeft aangebracht/neergelegd welke zij vervolgens heeft aangestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met papier en/of watjes en/of aceton, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juni 2012 tot en met 3 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht in vier, althans een of meer, personenauto's, te weten
d) een auto met kenteken [nummer](zwarte Seat) en/of
e) een auto met kenteken [nummer](grijze Mercedes-Benz) en/of
f) een auto met kenteken [NUMMER](gele Daewoo) en/of
g) een auto met kenteken [NUMMER](rode Suzuki),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een of meer proppen papier en/of watjes (besprenkeld met nagellakremover/aceton) bij voornoemde auto's neergelegd en/of aangebracht en/of (vervolgens) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier en/of watjes (besprenkeld met nagellakremover/aceton) (welke zich op en/of in, althans in de directe nabijheid van voornoemde auto's lag(en)/bevond(en)), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto's en/of (een) andere auto('s) (waaronder een auto met kenteken [NUMMER], een grijze Mitsubishi en/of een auto met kenteken [nummer], een grijze Kia) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of (deels) is/zijn gesmolten, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) andere, in de directe nabijheid van die auto('s) geparkeerde, auto('s) en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4.
zij op of omstreeks 23 juni 2012 en/of 24 juni 2012 te 's-Gravenhage om (ongeveer) 02:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, vanaf het besloten erf, te weten vanaf het terras, van een woning gelegen aan [adres]63, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tuinstoel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
zij op of omstreeks 10 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een zonnescherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Anton Contandse, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes, althans een scherp voorwerp, in het doek van dit zonnescherm te snijden en/of dit doek (vervolgens) te scheuren;
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 onder c ten laste gelegde feit. Verdachte kan zich dit feit namelijk niet meer herinneren terwijl zij zich de rest van de ten laste gelegde feiten wel herinnert en bekent.
Ten aanzien van de consequenties van de door verdachte ten laste gelegde handelingen heeft de raadsman zich wat betreft feit 1, feit 2 onder b en subsidiair wat betreft feit 2 onder c, op het standpunt gesteld dat er geen levensgevaar voor personen te duchten is geweest. Zo heeft verdachte de deur van het washok gesloten. Die deur is brandwerend, zodat geen levensgevaar te duchten is geweest, aldus de raadsman.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft alle ten laste gelegde feiten bekend, behalve hetgeen onder feit 2 sub c ten laste is gelegd.
Feit 2 onder c
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel verdachte zich dit niet meer kan herinneren, zij wel brand heeft proberen te stichten bij de sluisingang van het pand van Stichting Anton Constandse gelegen aan de [adres]143 te Den Haag. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft in de nacht van 8 juli 2011 brand gesticht in het gezamenlijke washok gelegen bij de woningen [adres]27 tot en met 36. Ook heeft verdachte in dezelfde nacht getracht brand te stichten bij de aan het washok aangrenzende woning, gelegen aan de [adres]27 te Den Haag. Zij heeft dit gedaan door zowel tegen de voor- als tegen de achterdeur van deze woning een brandend propje papier te leggen. Tijdens het onderzoek naar de propjes papier bij nummer 27 ruikt de verbalisant in de sluisingang bij het pand gelegen aan de [adres]143 een brandgeur en ziet hij daar een verschroeid stuk papier liggen. Op bewakingsbeelden is te zien dat verdachte in de ochtend van 8 juli 2011 - dat is de ochtend volgend op de nacht van de brandstichting in het washok en de poging brandstichting bij de woning op nummer 27 - om 7.10 in de sluisingang komt van het pand aan de [adres]143 en even later weer vertrekt. Gelet op de overeenkomende wijzen van (poging tot) brandstichting en het feit dat verdachte in die nacht ter plaatse van de [adres]143 was, acht de rechtbank ook deze poging tot brandstichting wettig en overtuigend bewezen.
Te duchten levensgevaar
De rechtbank is van oordeel dat zowel ten aanzien van feit 1 als ten aanzien van feit 2 onder b levensgevaar te duchten is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft in de voor de nachtrust bestemde tijd brand gesticht in een washok waarvan zij wist dat daarnaast en daarboven mensen woonden. Daarnaast heeft zij geprobeerd zowel de voor- als de achterdeur van de aan het washok aangrenzende woning op nummer 27 in brand te steken. De bewoner van nummer 27 was op dat moment thuis. Uit haar 112 melding blijkt dat verdachte wist dat er gevaar bestond voor de bewoner van nummer 27. Dat verdachte zelf de brand bij 112 heeft gemeld, betekent niet dat daarmee het levensgevaar voor andere personen was geweken. Ook het feit dat in bouwwerken uit een oogpunt van brandveiligheid brandwerende materialen worden gebruikt, kan verdachte niet baten. Het is een feit van algemene bekendheid dat de ontwikkeling van brand heel snel kan gaan. Voorts kan de daarbij veelal voorkomende rookontwikkeling eveneens tot (levens)gevaarlijke situaties leiden. Niet gezegd kan worden dat in dit geval geen gevaar voor personen aanwezig is geweest. De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
4. De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
5.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
1.
op 8 juli 2012 te s-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht in het washok (gelegen in het portiek van de woningen gelegen aan de [adres]27 t/m 36), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk afval (in een afvalton) en een afvalton aangestoken ten gevolge waarvan de wasmachine en de daarboven opgehangen lockers en het verwarmingselement in het washok en de vloer en de muren en het plafond van het washok geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen in dat washok en dat portiek en in de belendende woningen en/of
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de bewoners van de belendende en/of omliggende en/of daarboven gesitueerde woningen en/of wooneenheden, te duchten was;
2.
op 8 juli 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk meermalen brand te stichten te weten: in/bij
a) een auto met kenteken [NUMMER] (toebehorende aan [slachtoffer 6]) en
b) de voor- en de achterdeur van de woning aan de [adres]27 en
c) het pand [adres]143,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
a) een naast en vlakbij die auto geparkeerde andere auto en
b) de goederen in die woning en/of in de daarnaast en/of daarboven gelegen
woningen en/of
c) de goederen in dat pand,
te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, te
weten
b) de bewoners en/of aanwezigen in die woning op de [adres] 27 en/of in de belendende woningen en/of
c) de bewoners en/of aanwezigen in of nabij het pand aan de [adres]143,
met dat opzet
a) in het luchtrooster van die auto en
b) bij de voordeur en de achterdeur en
c) bij de sluisingang van dat pand
proppen papier en/of watjes besprenkeld met nagellakremover/aceton heeft aangebracht/neergelegd welke zij vervolgens heeft aangestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op tijdstippen in de periode van 29 juni 2012 tot en met 3 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht in vier personenauto's, te weten
d) een auto met kenteken [nummer](zwarte Seat) en
e) een auto met kenteken [nummer](grijze Mercedes-Benz) en
f) een auto met kenteken [NUMMER](gele Daewoo) en
g) een auto met kenteken [NUMMER](rode Suzuki),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk proppen papier en watjes besprenkeld met nagellakremover/aceton bij voornoemde auto's aangebracht en vervolgens aangestoken, ten gevolge waarvan voornoemde auto's en andere auto's waaronder een auto met kenteken [NUMMER], een grijze Mitsubishi en een auto met kenteken [nummer], een grijze Kia geheel en/of gedeeltelijk zijn verbrand en/of deels is/zijn gesmolten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
4.
op 24 juni 2012 te 's-Gravenhage om ongeveer 02:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, vanaf het besloten erf, te weten vanaf het terras, van een woning gelegen aan [adres]63, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tuinstoel, toebehorende aan [slachtoffer 7];
5.
zij op 10 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een zonnescherm, toebehorende aan Stichting Anton Constandse, heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes in het doek van dit zonnescherm te snijden.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
7. De straf/maatregelen
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en tevens dat verdachte ter beschikking wordt gesteld (tbs) en van overheidswege zal worden verpleegd.
7.2 Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit om de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. Onderdeel van de voorwaarden is dat verdachte meewerkt aan een plaatsing op een forensisch psychiatrische afdeling. Zij kan van daar uit doorstromen naar een vorm van begeleid wonen. Daarnaast heeft de raadsman bepleit om de tbs maatregel te maximeren tot vier jaren. Alvorens de tbs maatregel op te leggen, verzoekt de raadsman om de zaak aan te houden om een maatregelenrapport op te laten stellen.
De raadsman heeft bepleit om een eventuele opname te laten aansluiten op de detentie en daar bij de strafoplegging rekening mee te houden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan brandstichting en pogingen daartoe. Daarnaast heeft zij een zonnescherm vernield en een tuinstoel gestolen. Als gevolg van deze brandstichtingen en de pogingen daartoe is levensgevaar voor personen en gevaar voor goederen te duchten geweest.
Omtrent de persoon van verdachte is op 2 november 2012 gerapporteerd door drs. J.H. Ruijs, psycholoog, op 8 november 2012 door drs. R. Thomassen, psychiater, en op 20 november 2012 door reclasseringsmedewerker [A]onder leiding van [B].
Uit voornoemde rapportages van psycholoog Ruijs en psychiater Thomassen blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis en dat zij afhankelijk is van alcohol. Op grond daarvan kan verdachte volgens de psycholoog en psychiater worden beschouwd als in verminderde mate toerekeningsvatbaar. De psycholoog en de psychiater achten het delictrisico hoog omdat het risico op hernieuwd alcoholgebruik hoog is. Zowel de psycholoog als de psychiater acht een langdurige klinische behandeling ten aanzien van de borderline persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte weinig zinvol. De kans is groot dat in een tbs-kliniek de borderline problematiek in ernst zal toenemen. Daarom adviseren zij beiden de maatregel van tbs met voorwaarden en opname op een forensisch psychiatrische afdeling. De maatregel van tbs met dwangverpleging wordt door de psycholoog en psychiater als laatste redmiddel gezien en enkel in het kader van bescherming van de maatschappij als optie genoemd.
De reclassering deelt de conclusie van de psycholoog en de psychiater ten aanzien van tbs met voorwaarden en opname op een forensische afdeling niet. Verdachte heeft deze maatregelen eerder na een veroordeling wegens brandstichting opgelegd gekregen. Volgens de reclasseringsmedewerker is het positieve effect daarvan onvoldoende gebleken. Oorzaak daarvan is, kort gezegd, dat verdachte de bijzondere voorwaarden niet naleefde, terugviel in alcoholgebruik, vergaande bemoeienissen niet accepteerde en behandelcontacten afhield. Verdachte wilde met rust worden gelaten. Uiteindelijk heeft dit er in geresulteerd dat verdachte opnieuw onder invloed van alcohol brand heeft gesticht.
De rechtbank neemt de conclusies over van de deskundigen ten aanzien van de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis bij verdachte in de vorm van borderline problematiek en afhankelijkheid van alcohol en maakt deze tot de hare. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de onder de feiten 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Uit het vorenstaande komt naar het oordeel van de rechtbank evenwel naar voren dat, gelet op het hoge recidiverisico, en gelet op het belang van veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege noodzakelijk is. Een behandeling in een minder gedwongen kader, zoals de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden en opname op een forensisch psychiatrische afdeling, acht de rechtbank gelet op de ervaringen met de eerdere terbeschikkingstelling met voorwaarden en de opname in een forensisch psychiatrische kliniek, geen reële optie meer. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de rapportages van de psychiater en de psycholoog die deze maatregel als laatste redmiddel beschouwen. Bescherming van de maatschappij tegen verdachte dient thans, nu verdachte twee keer eerder voor brandstichting is veroordeeld, zwaarder te wegen dan het negatieve effect van deze maatregel op verdachte.
Voor de volledigheid overweegt de rechtbank expliciet dat zij in aanmerking heeft genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van bovengenoemde maatregel, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens;
- op de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de oplegging van de maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juli 2012 is verdachte twee keer eerder veroordeeld voor brandstichting. Verdachte werd op 8 september 2006 voor de tweede keer veroordeeld voor het opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen van te duchten is geweest. Zij kreeg toen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 272 dagen opgelegd alsmede werd de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank, mede gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend.
8. De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregels
[slachtoffer 1]en [slachtoffer 2]
Ter zake van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade, zal de rechtbank - gelet op hetgeen de benadeelde partijen ter toelichting hebben aangevoerd en gegeven de vergoedingen die in vergelijkbare zaken plegen te worden toegekend - naar billijkheid een bedrag van € 200,00 per persoon toewijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 29 juni 2012 is ontstaan.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van [slachtoffer 3] zal de rechtbank een bedrag van € 1.819,82 toewijzen ter zake van materiële schade (€ 1.237,82,00 in verband met een niet verzekerde gastank, € 250 in verband met software in de auto, en € 135 in verband met het eigen risico), nu deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 bewezen verklaarde feiten. Ten aanzien van de aanschaf van de beveiligingscamera is [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk aangezien dit geen schade betreft die een rechtstreeks verband houdt met hetgeen bewezen is verklaard.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 29 juni 2012 is ontstaan.
Mercedes-Benz dealer B.V.
Ten aanzien van de Mercedes-Benz dealer zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat vooralsnog niet duidelijk is waarop de dagwaarde van de auto is gebaseerd. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 4]
Ten aanzien van [slachtoffer 4] zal de rechtbank een bedrag van € 1.000 toewijzen ter zake van materiële schade in verband met haar auto nu deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering, niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet precies is vast te stellen wat de dagwaarde van de auto bedroeg. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 2 juli 2012.
[slachtoffer 5]
Ten aanzien van [slachtoffer 5] zal de rechtbank een bedrag van € 1.000 toewijzen ter zake van materiële schade in verband met haar auto nu deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering, niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet precies is vast te stellen wat de dagwaarde van de auto bedroeg. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 30 juni 2012.
Ten aanzien van alle toegewezen vorderingen
Het voorgaande brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 3 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot:
- € 200 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
- € 200 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
- € 1.819,82 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
- € 1.000 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4];
- € 1.000 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5].
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 24c, 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen geplaagd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 5
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd;
verstaat dat de terbeschikkingstelling met verpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1]een bedrag van € 200,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 200,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3], een bedrag van € 1.819,32, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.819,32 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 28 DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de benadeelde partij Mercedes-Benz dealer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4], een bedrag van € 1.000, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 5], een bedrag van € 1.000, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs. J.J.P. Bosman en M. Enthoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2013.
Mrs. J.J.P. Bosman en M. Enthoven zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.