ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ0023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/6126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de 30%-regeling op bonus uitbetaald na afloop van de regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van de 30%-regeling op een bonus die aan eiser is uitbetaald. Eiser, werkzaam bij [C] B.V., had in 1999 de 30%-regeling toegewezen gekregen, die eindigde op 31 juli 2008. In 2009 ontving hij een bonus van € 169.182, die betrekking had op arbeid verricht in 2008. De werkgever had de 30%-regeling niet toegepast op deze bonus, omdat deze na de afloop van de regeling was uitbetaald. Eiser was van mening dat 7/12e deel van de bonus onder de regeling viel, aangezien dit deel betrekking had op arbeid verricht tijdens de looptijd van de regeling.

De rechtbank oordeelde dat de 30%-regeling van toepassing was op 7/12e deel van de bonus, omdat deze bonus een beloning was voor arbeid verricht als ingekomen werknemer in 2008. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat het moment van uitbetaling niet bepalend is voor de toepassing van de regeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de belastingaanslag tot € 293.121. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.162.

De uitspraak benadrukt het belang van de context van de arbeid en de beloning, en dat de timing van de uitbetaling niet altijd bepalend is voor de fiscale behandeling van vergoedingen. Eiser had recht op de toepassing van de 30%-regeling op het deel van de bonus dat betrekking had op de periode waarin hij als ingekomen werknemer kwalificeerde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/6126
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 322.728 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.536.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 juni 2012 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft voor de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2012. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [B]. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Overwegingen
Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Eiser is in dienstbetrekking bij [C] B.V., voorheen [D] B.V., te [E] (de werkgever). Bij beschikking van 18 februari 1999 is de zogenaamde 30%-regeling op eiser van toepassing verklaard tot en met 31 juli 2008.
3. In april 2009 heeft de werkgever een bedrag van € 169.182 bruto aan eiser uitbetaald. Blijkens de brief van de werkgever van 31 maart 2009 gaat het om een bonus die betrekking heeft op het jaar 2008 (hierna: de bonus).
4. De werkgever heeft na overleg met de Belastingdienst de 30%-regeling niet toegepast op de bonus.
Geschil
5. In geschil is of de 30%-regeling van toepassing is op 7/12e deel van de bonus. Niet in geschil is dat de bonus betrekking heeft op arbeid verricht in 2008 en dat eiser tot en met 31 juli 2008 kwalificeerde als ingekomen werknemer in de zin van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 2009 (hierna: UB).
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat 7/12e deel van de bonus onder de 30%-regeling valt omdat dit deel betrekking heeft op arbeid verricht in een periode dat de 30%-regeling van toepassing was. Dat de bonus is uitbetaald buiten de looptijd van de 30%-regeling doet daar volgens eiser niet aan af. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 293.121.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aangezien de bonus is uitbetaald buiten de looptijd van de 30%-regeling, deze niet van toepassing is. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
8. Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
9. In artikel 9, lid 1, letter a, van het UB is de grondslag voor de berekening van vrij te stellen vergoedingen op grond van de 30%-regeling omschreven als de som van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ter zake van het verblijf buiten het land van herkomst en de vergoeding voor extraterritoriale kosten. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat ook variabele loonbestanddelen ongeacht de vorm daarvan, en derhalve ook bonussen, tot die grondslag worden gerekend.
10. Nu de grondslag voor de berekening van de vrij te stellen vergoeding wordt gevormd door loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ter zake van het verblijf buiten het land van herkomst, inclusief variabele loonbestanddelen, is de rechtbank van oordeel dat de 30%-regeling kan worden toegepast op 7/12e deel van de bonus. De bonus is in zoverre immers toe te rekenen aan de arbeid die eiser in het jaar 2008 als ingekomen werknemer heeft verricht. Dat de bonus pas is uitbetaald en (- kennelijk -) onvoorwaardelijk is geworden na afloop van de looptijd van de 30%-regeling, doet aan het karakter van (nagekomen) beloning voor die arbeid niet af. Het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het arrest van de Hoge Raad van 27 april 2012, nr. 11/01873, LJN BU8932. In voormeld arrest ligt – anders dan verweerder kennelijk veronderstelt – naar het oordeel van de rechtbank niet besloten dat de 30%-regeling in die zaak van toepassing was omdat de looptijd van de 30%-regeling op het fiscale genietingsmoment van het voordeel nog niet was verstreken. Over de looptijd heeft de Hoge Raad zich immers niet uitgelaten.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard. Eisers beroep op het beleidsbesluit van 21 oktober 2005 behoeft daarom geen behandeling meer, evenmin als de in zijn nadere stuk ingenomen stelling en zijn daarbij gedane bewijsaanbod dat de bonus op 31 juli 2008 een onvoorwaardelijk karakter had.
Proceskosten
12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.162 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag in zoverre dat het belastbare inkomen uit werk en woning wordt vastgesteld op € 293.121 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.162, te betalen aan eiser;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C de Haas - van der Voort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.