ECLI:NL:RBDHA:2013:BY9887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
432346 FA RK 12-9140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en vaststellingsovereenkomst tussen ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een internationale kinderontvoering waarbij de moeder de minderjarige op 20 december 2011 vanuit België naar Nederland heeft meegenomen. Na een regiezitting op 13 december 2012 hebben de ouders, met behulp van crossborder mediation, op 17 december 2012 een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Hierin is overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder in Nederland zal zijn en dat er een zorg- en vakantieregeling is afgesproken. De vader heeft op 20 december 2012 verzocht om deze overeenkomst in de beschikking op te nemen, waarop de moeder instemde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, aangezien de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats in Nederland heeft verkregen.

De rechtbank heeft de vaststellingsovereenkomst opgenomen in de beschikking, omdat het belang van de minderjarige zich daar niet tegen verzet. De beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, kinderrechter, en is uitgesproken op 7 januari 2013. De rechtbank heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De vader heeft zijn verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige naar België ingetrokken, wat de basis vormde voor de uiteindelijke beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 12-9140
Zaaknummer: 432346
Datum beschikking: 7 januari 2013
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 29 november 2012 ingekomen verzoek van:
[de vader],
de vader,
wonende te [woonplaats], België,
advocaat: mr. M.A. de Voort te Breda.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. A.A.T. van Ginderen te Etten-Leur.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
Op 13 december 2012 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen vergezeld van hun advocaten.
Het betrof hier een regiezitting in het kader van crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J. Brandt.
Na genoemde regiezitting hebben de vader en de moeder getracht door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau, onderdeel van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke schikking te komen. Op 18 december 2012 heeft het Mediation Bureau de rechtbank meegedeeld dat de mediation volledig is geslaagd.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 20 december 2012 van de zijde van de vader, met als bijlage de door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst;
- de brief d.d. 2 januari 2013 van de zijde van de moeder.
Feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat tussen partijen het volgende vast.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit de moeder is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De moeder en de vader zijn naar Belgisch recht gezamenlijk met het gezag over de minderjarige belast.
De moeder is met de minderjarige op 20 december 2011 vanuit België naar Nederland vertrokken.
De vader en de moeder hebben de Nederlandse nationaliteit.
De na de regiezitting plaatsgevonden mediation heeft geresulteerd in algehele overeenstemming. De vader en de moeder hebben op 17 december 2012 een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin zij zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder in Nederland zal zijn. Verder hebben zij onder meer een reguliere zorg- en vakantieregeling afgesproken.
Verzoek en verweer
De vader heeft zijn verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige naar België ingetrokken.
De vader heeft de rechtbank bij brief van 20 december 2012 verzocht de tussen de moeder en de vader tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking.
Blijkens de brief van 2 januari 2013 stemt de moeder met het verzoek van de vader in.
Beoordeling
Vaststellingsovereenkomst
De vader en de moeder zijn op 17 december 2012 overeengekomen dat [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats bij de moeder in Nederland zal hebben. Derhalve is ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel IIbis aan de bevoegdheid van de Belgische rechter ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande de minderjarige vanaf die datum een einde gekomen.
Nu het thans voorliggende verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst in de beschikking op 27 december 2012 is ingekomen - derhalve nadat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats in Nederland heeft verkregen - is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht van dat verzoek kennis te nemen.
De vader en de moeder hebben eensluidend verzocht de door hen ondertekende vaststellingsovereenkomst in de beschikking op te nemen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
neemt op de door de vader en de moeder getroffen onderlinge regeling ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zoals neergelegd in de (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2013.