Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 12/19814 en AWB 12/19812
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 januari 2013 in de zaak tussen
[naam eiseres 1],
geboren op [geboortedatum], eiseres 1,
en haar minderjarige kind:
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum]
en
[naam eiseres 2],
geboren op [geboortedatum], eiseres 2,
en haar minderjarige kinderen:
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum], en
[naam kind 3], geboren op [geboortedatum],
allen van Jamaicaanse nationaliteit, hierna tezamen te noemen eiseressen, (gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq, advocaat te Haarlem),
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde: mr. S.Q. Sandifort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Bij besluiten van 28 mei 2012 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft 30 oktober 2012 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2012. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseressen hebben ter onderbouwing van hun aanvragen het volgende aangevoerd. Eiseres 1 is in Jamaica vanwege haar homoseksuele geaardheid sinds 2001 meerdere keren mishandeld, bedreigd en beledigd door de bende Dog Paw. Ook haar familieleden, waaronder haar dochter (eiseres 2) werden belaagd door de bende. Eiseres 2 werd in 2003 verkracht omdat haar moeder lesbisch is. De mannen zeiden tegen haar dat zij ook lesbisch was. Later bleek eiseres 2 zwanger te zijn geworden. Bij de eerste aanval op eiseres 1, in 2001, probeerde haar zus haar te helpen. De zus van eiseres 1 werd daarbij met bijtend zuur overgoten. De directe aanleiding om Jamaica te verlaten was de bedreiging door bendeleden op 31 oktober 2011 om de jongste zoon van eiseres 1, [naam kind 1], te verkrachten als eiseres 1 niet zou vertrekken uit de wijk. Eiseres 1 heeft de meeste voorvallen wel gemeld bij inspecteur [naam] van de politie, maar zij wilde niet dat er iets mee gedaan werd, uit angst voor vergelding. De politie in Jamaica werkt namelijk nauw samen met de bendes en homoseksualiteit is in Jamaica niet geaccepteerd.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eiseressen afgewezen op de volgende gronden. Uit het medisch advies dat tijdens de procedure is opgesteld blijkt dat bij eiseres 1 sprake is van verminderd korte- en lange termijn geheugen. In verband daarmee en vanwege het feit dat geen contra-indicaties in de zin van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan eiseressen zijn tegengeworpen, zal de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres 1 worden beoordeeld op hoofdlijnen. Verweerder concludeert echter dat het relaas van eiseres 1, zelfs bij beoordeling op basis van enkel de essentie van de verklaringen, volstrekt ongeloofwaardig is. Eiseres 1 heeft onder meer met betrekking tot het meest recente voorval van 31 oktober 2011 wisselend en tegenstrijdig verklaard, ook ten opzichte van het relaas van eiseres 2, terwijl dit voorval de directe aanleiding voor vertrek uit Jamaica is geweest. Voor zover eiseres 2 zich beroept op de problemen die haar moeder, eiseres 1, heeft ondervonden, kunnen die, gelet op het voorgaande, evenmin tot een verblijfsvergunning voor eiseres 2 leiden. In de overige verklaringen van eiseres 2 heeft verweerder evenmin aanleiding gezien voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
3. In de eerste plaats voeren eiseressen aan dat de bestreden besluiten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, omdat verweerder gebruik heeft gemaakt van een tolk die niet voldoet aan het gestelde in artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er geen beëdigde tolk in de Engelse taal beschikbaar was tijdens de gehoren van eiseressen en waarom de beschikbaarheid van een beëdigde tolk niet kon worden afgewacht.
3.1. Verweerder stelt zich in de bestreden besluiten op het standpunt dat eiseressen niet in hun belangen zijn geschaad omdat de gebruikte tolken voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen en de eigen gedragscode van de IND die gebaseerd is op de gedragscode voor registertolken. Voorts zijn eiseressen niet in hun belangen geschaad omdat tijdens de gehoren niet is gebleken van communicatieproblemen tussen de tolk en eiseressen. Eiseressen hebben na afloop van de gehoren dan ook verklaard dat zij de tolken goed hebben kunnen verstaan. In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat op het voorblad van het nader gehoor van 18 januari 2012 met redenen omkleed is vastgelegd waarom gebruik is gemaakt van een niet-beëdigde tolk, te weten dat er op dat moment geen beëdigde tolk tijdig beschikbaar was. Verweerder stelt zich op het standpunt dat daarmee voldaan is aan het gestelde in artikel 28, vierde lid, Wbtv. Verweerder acht het in dat kader van belang dat het voornemen van 22 januari 2012 is opgesteld binnen de algemene asielprocedure en dat de spoedeisendheid derhalve voortvloeit uit de termijnen die voortkomen uit deze procedure. Op grond van artikel 3.110 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) duurt de algemene asielprocedure in beginsel acht dagen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verweerder voorts naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s Hertogenbosch, van 1 augustus 2012 (AWB 12/17598) welke uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) (201207634/1/V4) onder verwijzing naar artikel 91, tweede lid, Vw is bevestigd.
3.2. Artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv bepaalt dat verweerder gebruik maakt van beëdigde tolken. In het derde lid van voormeld artikel is bepaald dat gebruik kan worden gemaakt van een niet beëdigde tolk, indien wegens de vereiste spoed een ingeschreven tolk niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal geen ingeschreven tolk bevat. In het vierde lid is opgenomen dat deze redenen, indien aanwezig, schriftelijk moeten worden vastgelegd.
3.3. Uit de memorie van toelichting bij de Wbtv (kamerstukken II, 2004-05, 29 936, nr, 3) komt naar voren dat het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers een belangrijk onderdeel vormt van de Wbtv. De in artikel 28, vierde lid, Wbtv neergelegde verplichting om, indien geen gebruik wordt gemaakt van een beëdigde tolk of vertaler, dit voorzien van een motivering schriftelijk vast te leggen, biedt een waarborg dat zorgvuldig wordt omgegaan met de verplichting om, behoudens in de uitzonderingssituaties beschreven in het derde lid, van een beëdigde tolk of vertaler gebruik te maken en biedt voorts in het vervolg van de procedure duidelijkheid over wie als tolk of vertaler is opgetreden, aldus de memorie van toelichting.
3.4. Niet in geschil is dat geen beëdigde tolk is gebruikt bij de gehoren van eiseressen op 16 januari 2012 (de eerste gehoren) en op 18 januari 2012 (de nadere gehoren). Op het voorblad bij de gehoren van 16 januari 2012 is bij het kopje ‘Registertolk’ vermeld: Nee, want geen registertolk tijdig beschikbaar. Op het voorblad bij de gehoren van 18 januari 2012 is achter het kopje ‘Registertolk’ vermeld: Nee, want geen registertolk beschikbaar.
3.5. De Afdeling heeft in de uitspraak van 31 januari 2012 (201111416/1/V2) geoordeeld dat de duidelijke bewoordingen van artikel 28, vierde lid, Wbtv niet toelaten dat verweerder gebruik maakt van een niet beëdigde tolk, zonder dit voorzien van een motivering schriftelijk vast te leggen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met hetgeen op de voorbladen bij de gehoren van eiseressen is vermeld over de reden om geen gebruik maken te maken van een beëdigde tolk, niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 28, vierde lid, Wbtv. Met de enkele mededeling “niet (tijdig) beschikbaar” valt immers niet te verifiëren dat bij de eerste en nadere gehoren van eiseressen daadwerkelijk geen beëdigde tolk beschikbaar was. Het voorgaande klemt temeer nu het een tolk in de Engelse taal betreft en er - volgens opgave van eiseressen, hetgeen door verweerders gemachtigde niet is betwist -139 geregistreerde tolken Engels op de lijst staan. Derhalve is geen sprake van een deugdelijke motivering waarom geen gebruik is gemaakt van een geregistreerde tolk en is niet voldaan aan de waarborg dat zorgvuldig wordt omgegaan met het uitgangspunt van artikel 28 Wbtv dat van een beëdigde tolk of vertaler gebruik wordt gemaakt. De uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch waarnaar verweerder verwijst, maakt het voorgaande niet anders, nu het geen vergelijkbare zaak betreft. In die zaak was op het voorblad bij het gehoor vermeld dat voor het gehoor, na het op een laat moment afzeggen van een (register)tolk in de Georgische taal, niet tijdig een van de registertolken of tolken vermeld op de uitwijklijst in die taal beschikbaar was. Ook het feit dat eiseressen mogelijk niet in hun belang zijn geschaad, zoals verweerder heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders, nu dat gelet op de duidelijke bewoordingen van artikel 28 Wbtv en de memorie van toelichting bij de Wbtv niet relevant is. De beroepsgrond slaagt. Reeds hierom is het beroep gegrond en komen de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking.
4. Eiseressen stellen voorts dat het nader gehoor van eiseres 1 op onzorgvuldige wijze is afgenomen. Daartoe is aangevoerd dat het medisch advies horen en beslissen van Medifirst over eiseres 1 van 14 januari 2012 afwijkt van het bijbehorende onderzoeksformulier. In het medisch advies staat immers dat er geen sprake is van medische problematiek die van invloed kan zijn op de verklaringen van eiseres 1, terwijl uit het formulier expliciet blijkt dat dit wel het geval is. Nu de gehoorambtenaar niet op de hoogte was van deze problematiek, kon hiermee ook geen rekening worden gehouden. Voorts blijkt uit het voornemen noch uit het bestreden besluit van eiseres 1 op welke wijze verweerder rekening heeft gehouden met haar psychische beperkingen. Verweerder handelt daarmee in strijd met het beleid zoals neergelegd in paragraaf C11/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en IND werkinstructie nr. 2010/13 (Werkinstructie).
4.1. Verweerder heeft als bijlage bij het verweerschrift een brief van Medifirst van 29 februari 2012 overgelegd waarin het oorspronkelijke medisch advies van 14 januari 2012 wordt gecorrigeerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de gehoren van eiseres 1 blijkt dat de gehoorambtenaar op de hoogte was van het gehele medisch advies en dat uit de gehoren blijkt dat er rekening is gehouden met de psychische gesteldheid en beperkingen van eiseres 1. Verweerder acht daarbij van belang dat noch uit het medisch advies, noch uit het onderzoeksformulier of de overige medische stukken blijkt dat eiseres 1 niet in staat is om consistent en helder te verklaren. Zij heeft dit zelf ook niet naar voren gebracht. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van eiseres 1 gemotiveerd dat de geloofwaardigheid van het asielrelaas enkel is beoordeeld op de hoofdlijnen van het relaas en de essentie van de verklaringen, nu is komen vast te staan dat eiseres 1 een verminderd korte en lange termijn geheugen heeft. Derhalve stelt verweerder zich op het standpunt dat er voldoende rekening is gehouden met de psychische gesteldheid van eiseres 1 tijdens het gehoor en dat de medische beperkingen in voldoende mate zijn betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag.
4.2. In paragraaf 1.2 ‘doel en doelgroep werkinstructie’ van de Werkinstructie staat onder meer: (…) Deze werkinstructie heeft betrekking op: 1. zaken waarin de medisch adviseur heeft geconcludeerd dat er sprake is van beperkingen die van invloed kunnen zijn op het horen en beslissen; (…) De mate waarin de in deze werkinstructie geboden alternatieven toegepast moeten worden, is afhankelijk van de individuele zaak. Er dient zoveel als mogelijk maatwerk te worden toegepast.(…).
4.2.1 In paragraaf 5 van de Werkinstructie staat onder meer: (…) Indien geoordeeld wordt dat het afleggen van incoherente en inconsistente verklaringen te herleiden is tot de medische/ psychische situatie van de asielzoeker, dan zullen deze verklaringen niet snel worden tegengeworpen. Hiaten, vaagheden, tegenstrijdigheden en ongerijmde wendingen zullen dan ook niet worden tegengeworpen. In die gevallen zal ook sneller worden getoetst op de zwaarwegendheid van het asielverzoek. Een relaas kan desondanks wel ongeloofwaardig worden geacht op hoofdlijnen of omdat er zeer onwaarschijnlijke gebeurtenissen in voorkomen of omdat het relaas niet overeenstemt met wat bekend is uit openbare bronnen. (…)
4.3. Uit de door verweerder bij het verweerschrift overgelegde brief van Medifirst van 29 februari 2012, waarmee de rechtbank met toepassing van artikel 83 Vw rekening houdt, blijkt dat in het oorspronkelijke medisch advies van Medifirst van 14 januari 2012 de onderzoeksresultaten, zoals weergegeven in het onderzoeksformulier, niet correct zijn weergegeven. In de brief van 29 februari 2012 constateert de medisch adviseur dat bij eiseres 1 - anders dan in het advies van 14 januari 2012 - sprake is van medische beperkingen die van invloed kunnen zijn op haar verklaringen. Uit de Werkinstructie volgt dat in dat geval maatwerk moet worden toegepast met betrekking tot het horen. Nu de gehoorambtenaar ten tijde van het nader gehoor, dat plaats had op 16 januari 2012, slechts op de hoogte was van het medisch advies van 14 januari 2012, waaruit niet blijkt dat er bij eiseres 1 sprake is van medische problematiek die van invloed kan zijn op haar verklaringen, is de rechtbank van oordeel dat de gehoorambtenaar niet in staat kan zijn geweest om maatwerk te leveren zoals de IND-werkinstructie voorschrijft. Dat, zoals verweerder stelt, de gehoorambtenaar op de hoogte was van de medische problematiek en uit de gehoren blijkt dat er rekening is gehouden met de psychische gesteldheid en beperkingen van eiseres 1 kan hieraan niet afdoen, aangezien van een onjuiste medische conclusie is uitgegaan. De gehoren van eiseres 1 zijn dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en uitgevoerd. De beroepsgrond slaagt.
5. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij met eiseressen van oordeel is dat voorshands niet valt in te zien hoe verweerder tot het oordeel is gekomen dat het asielrelaas van eiseres 1 ongeloofwaardig is. Uit de hiervoor weergegeven Werkinstructie volgt immers dat, indien geoordeeld wordt dat het afleggen van incoherente en inconsistente verklaringen te herleiden is tot de medische/psychische situatie van de asielzoeker, zoals bij eiseres 1 het geval is in verband met het feit dat zij een verminderd korte- en lange termijn geheugen heeft, deze verklaringen niet snel zullen worden tegengeworpen. Hiaten, vaagheden, tegenstrijdigheden en ongerijmde wendingen zullen dan ook niet worden tegengeworpen, volgens de Werkinstructie. Het besluit ten aanzien van eiseres 1 is op dit onderdeel dan ook onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd, nu van dergelijke tegenwerpingen wel sprake is. Ook deze beroepsgrond slaagt.
6. Nu het asielrelaas van eiseres 2 grotendeels afhankelijk is van het asielrelaas van eiseres 1, en in het besluit ten aanzien van eiseres 2 wordt verwezen naar de overwegingen uit het besluit ten aanzien van eiseres 1, geldt al hetgeen in rechtsoverwegingen 4.3 en 5 is overwogen evenzeer voor het besluit ten aanzien van eiseres 2.
7. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de beroepen gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met artikel 28 van de Wbtv en de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet daarop behoeven de overige gronden van beroep geen bespreking. De rechtbank zal verweerder opdragen nieuwe besluiten te nemen.
8. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseressen hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 944,- (vanwege de samenhang van de zaken 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 944,- te betalen aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries- van den Heuvel, rechter, in aanwezigheid van E. Heemsbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2013.
afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.