ECLI:NL:RBDHA:2013:BY9791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/33208, 11/33209 & 11/33210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verblijfsvergunning asiel op basis van onjuiste gegevens en de beoordeling van een individueel ambtsbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2013 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunningen asiel van drie eisers, afkomstig uit Azerbajdzjan. De intrekking vond plaats op basis van afzonderlijke besluiten van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, waarin werd gesteld dat de eisers onjuiste gegevens hadden verstrekt in hun asielaanvragen. De rechtbank heeft in haar overwegingen het individueel ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken als uitgangspunt genomen. Dit ambtsbericht, dat op 15 februari 2010 was opgesteld, concludeerde dat eiser 1 onjuiste informatie had gegeven over zijn verblijf in Armenië, zijn lidmaatschap van de politieke partij Orinats Jerkir, en zijn werkzaamheden als chauffeur. De rechtbank oordeelde dat de twijfels die eiser 1 had geuit over de deskundigheid en onpartijdigheid van de vertrouwenspersoon die het ambtsbericht had opgesteld, niet voldoende waren om aan de juistheid van het ambtsbericht te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen en documenten die eiser 1 had overgelegd geen concrete aanknopingspunten boden voor twijfel aan de bevindingen in het ambtsbericht. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunningen op goede gronden was gebeurd, omdat de verstrekte onjuiste gegevens tot afwijzing van de aanvragen zouden hebben geleid. Het beroep van eiser 1, eiseres en eiser 2 werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/33208 (eiser 1)
AWB 11/33209 (eiseres)
AWB 11/33210 (eiser 2)
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 januari 2013 in de zaak tussen
[naam eiser 1],
geboren op [geboortedatum],
eiser 1,
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum],
eiseres,
mede namens haar minderjarige kinderen,
[naam kind 1] geboren op [geboortedatum],
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum], en
[naam eiser 2],
geboren op [geboortedatum],
eiser 2,
allen van Azerbajdzjaanse nationaliteit en tezamen te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. U. Koopmans, advocaat te Haarlem),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 7 oktober 2011 (bestreden besluiten) heeft verweerder de verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd van eisers ingetrokken.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten ieder afzonderlijk beroep ingesteld.
Bij brief van 13 december 2011 heeft de rechtbank de minister van Buitenlandse Zaken verzocht de stukken die ten grondslag liggen aan het individuele ambtsbericht van 15 februari 2010 (kenmerk DPV/AM-U090311.0007) toe te zenden. De minister van Buitenlandse Zaken heeft op grond van artikel 8:29, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank meegedeeld dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de stukken die aan het ambtsbericht ten grondslag liggen. Bij beslissing van 8 mei 2012 (AWB 11/33208, AWB 11/33209) heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats in een andere samenstelling bepaald dat de door de minister van Buitenlandse Zaken verzochte beperking van de kennisneming van voornoemde stukken gerechtvaardigd is.
Partijen hebben de rechtbank op grond van artikel 8:29, vijfde lid, Awb toestemming verleend om mede op grond van die stukken uitspraak te doen.
Verweerder heeft op 11 oktober 2012 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2012. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling van de beroepen de volgende feiten.
Eiser 1 en eiseres hebben op 5 september 2007 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Bij besluiten van 12 september 2007 zijn die aanvragen afgewezen.
Bij brief van 12 september 2007 heeft verweerder, op grond van medisch advies van 10 september 2007 over eiser 1, besloten de uitzetting van eiser 1, eiseres en hun minderjarige kinderen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) achterwege te laten tot 12 oktober 2007.
In rapporten van 27 september 2007 heeft het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (MAPP) ten aanzien van eiser 1 en eiseres geconcludeerd dat sprake is van psychische problemen die interfereren met het vermogen om een coherent en consistent relaas te kunnen doen in het kader van de asielaanvraag en dat gezien de ernst van de klachten verder onderzoek en behandeling is geïndiceerd.
Bij brief van 28 september 2007 heeft verweerder de besluiten van 12 september 2007 ingetrokken.
Op 23 mei 2008 is eiser 1 wederom nader gehoord op zijn asielaanvraag. Eiseres is door verweerder op 13 oktober 2008 opnieuw op haar asielaanvraag gehoord.
Bij besluiten van 8 oktober 2009 heeft verweerder aan eiser 1 en aan eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, vanaf 5 september 2007 tot 5 september 2012. Aan hun minderjarige kinderen is over diezelfde periode een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, Vw. Bij besluit van 8 oktober 2009 is aan eiser 2, die op 11 februari 2008 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, Vw, vanaf 11 februari 2008 tot 11 februari 2013. In de aanbiedingsbrieven bij de besluiten tot het verlenen van genoemde verblijfsvergunningen aan eisers heeft verweerder opgemerkt dat ten aanzien van eisers op 13 maart 2009 een onderzoek is gestart door het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat het onderzoek naar eisers niet is stopgezet en dat afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek de verleende verblijfsvergunningen mogelijk kunnen worden ingetrokken.
Het beroep van eiser 1
2. Eiser 1 heeft aan zijn asielaanvraag, samengevat en voor zover van belang, het volgende ten grondslag gelegd. Eiser 1 is afkomstig uit Azerbajdzjan en woonde van [..] tot [...] met zijn gezin in [naam dorp], een dorp in Armenië. In 2001 is hij lid geworden van de politieke partij Orinats Jerkir. Voor die partij werkte hij als chauffeur en was hij verantwoordelijk voor het vervoer van documenten en partijleden, waaronder [naam ondervoorzitter],(de ondervoorzitter van het dorpskantoor van de partij Orinats Jerkir), naar verschillende locaties voor de verkiezingscampagne in april/mei 2007. Eiser 1 had ook toezichthoudende taken bij demonstraties. Vanwege zijn werkzaamheden is eiser 1 in die periode bedreigd met een pistool door drie jonge mannen. Eiser 1 is daarbij mishandeld, flauwgevallen en drie dagen bewusteloos geweest. Hij is in het ziekenhuis in [plaatsnaam] (Medisch Centrum [naam ziekenhuis]) bijgekomen en na een week uit het ziekenhuis ontslagen. Van zijn opname in het ziekenhuis heeft eiser 1 bij zijn aanvraag een verklaring van 23 april 2007 overgelegd van de hoofdarts en behandelend arts van het Medisch Centrum [naam ziekenhuis]. Vlak voor de verkiezingen op 12 mei 2007 moest eiser 1 opnieuw documenten vervoeren. Hij is daarop weer door dezelfde mensen bedreigd. Zijn oudste zoon, [naam oudste zoon], is toen ontvoerd en vermoord. Op [...] heeft eiser 1 met hulp van [naam ondervoorzitter] zijn gezin in veiligheid gebracht in Georgië. Eiser 1 is daarop met [naam ondervoorzitter] teruggekeerd en heeft in het ziekenhuis in [plaatsnaam] zijn vermoorde oudste zoon gevonden. Eiser 1 heeft een klacht ingediend bij de politie in [plaatsnaam]. Kort daarop kreeg hij te horen dat de politie naar aanleiding van de klacht geen onderzoek ging doen en dat hij beter kon vertrekken. Eiser 1 heeft daarop nog twee maanden met zijn gezin in Georgië verbleven en is toen, op aanraden van [naam ondervoorzitter], met zijn vrouw (eiseres) en hun minderjarige kinderen doorgereisd naar Nederland. Zijn andere zoon, eiser 2, is enige tijd later nagereisd.
3. Verweerder heeft zich, samengevat, op het volgende standpunt gesteld. Uit het individueel ambtsbericht van 15 februari 2010 is gebleken dat eiser 1 onjuiste gegevens heeft verstrekt ten aanzien van zijn verblijf in [naam dorp]r te Armenië, ten aanzien van de registratie bij de Armeense autoriteiten als vluchteling uit Azerbajdzjan en ten aanzien van zijn asielrelaas. Wanneer ten tijde van de vergunningverlening de gegevens van voornoemd ambtsbericht bekend zouden zijn geweest, was aan eisers geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, nu geen sprake is van een geloofwaardig en consistent individueel relaas. Niet gebleken is dat eiser 1 bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiser 1 niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de inhoud van de door hem bij zijn zienswijze overgelegde documenten met betrekking tot het verblijf in [naam dorp]r, het overlijden van zijn zoon, zijn lidmaatschap van de Orinats Jerkir-partij en de registratie als vluchteling uit Azerbajdzjan tot stand is gekomen. Daarbij komt dat de gegevens met een tonertechniek zijn aangebracht en er geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de documenten.
4. Eiser 1 heeft in de gronden van het beroep, waarin de zienswijze is herhaald en ingelast, samengevat het volgende aangevoerd. Ten onrechte is aan hem tegengeworpen dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt ten aanzien van het verblijf in het dorp [naam dorp], ten aanzien van de registratie bij de Armeense autoriteiten als vluchteling uit Azerbajdzjan en ten aanzien van zijn asielrelaas. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft eiser 1 bij de zienswijze en in beroep een aantal documenten en verklaringen overgelegd. Met betrekking tot zijn gestelde verblijf in [naam dorp]r heeft eiser 1 een verklaring van 7 juni 2010 overgelegd van het dorpshoofd van [naam dorp], de heer [naam ondervoorzitter], alsmede (ongedateerde) verklaringen en identiteitsgegevens van een drietal buurmannen. Voorts heeft eiser 1 de overlijdensakte van zijn zoon [naam oudste zoon] overgelegd en een tweetal verklaringen van 25 oktober 2011 van de plaatsvervangend uitvoerend directeur van het Medisch Centrum [naam ziekenhuis] in [plaatsnaam]. Daaruit zouden de opname van eiser 1 in dat centrum en de opbaring van [naam oudste zoon] in het daaraan grenzende mortuarium blijken. Ter staving van zijn lidmaatschap van de Orinats Jerkir-partij heeft eiser een lidmaatschapkaart overgelegd alsmede een aantal stukken uit het partijdossier over hem en een (ongedateerde) verklaring van de voorzitter van de provinciale afdeling van de partij, de heer [voorzitter]. Ter onderbouwing van zijn registratie als vluchteling uit Azerbajdzjan heeft eiser 1 een verklaring van 26 november 2011 overgelegd van de voorzitter van de maatschappelijke organisatie Berkordz. Voor wat betreft zijn verblijf in [naam dorp] verwijt eiser 1 verweerder dat niet ‘de dorpelingen’ zijn benaderd door Buitenlandse Zaken, maar slechts enkelen van hen die hebben gesteld eiser 1 en zijn gezin niet te kennen. Eiser 1 stelt dat gelet op de functies van de ondertekenaars van de documenten, er geen nader inzicht hoeft te worden gegeven in hoe de documenten tot stand zijn gekomen. Dat de gegevens met een tonertechniek zijn aangebracht maakt nog niet dat de documenten niet authentiek zouden zijn. Nu daarnaast Bureau Documenten in het onderzoek van 13 september 2010 heeft aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de echtheid van de documenten, moet aan eiser 1 het voordeel van de twijfel worden gegeven. Eiser 1 voert voorts aan dat uit de aanbevelingsbrieven van 6 november 2001, het persoonlijk dossier van eiser 1 van de partij Orinats Jerkir van 6 november 2001 en de verklaring van 6 november 2001 van eiser 1, gericht aan de voorzitter van voornoemde partij, blijkt dat eiser 1 lid is van deze partij. Ook ten aanzien van deze documenten kunnen redelijkerwijs geen vragen bestaan met betrekking tot de totstandkoming van de inhoud. Voorts heeft eiser 1 nimmer gesteld dat hij chauffeur was in dienst van de partij. Dat kan evenmin worden afgeleid uit zijn verklaringen in de nadere gehoren van 2007 en 2008. Eiser vervoerde, als lid van de partij, af en toe personen en stukken. Volgens eiser 1 is het individueel ambtsbericht onzorgvuldig tot stand gekomen, aangezien getwijfeld kan worden aan de deskundigheid en de onpartijdigheid van de vertrouwenspersoon, en heeft hij door middel van de overgelegde documenten en verklaringen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de essentiële onderdelen van het individueel ambtsbericht aangeleverd.
4.1 Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, voor zover hier van belang, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen zouden hebben geleid.
4.2 Zoals blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) - waaronder de uitspraak van 13 februari 2009 in zaak nr. 200805405/1 (LJN: BH3705) - ligt het, indien verweerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt, omdat zich de grond bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, Vw voordoet, op zijn weg aannemelijk te maken dat zich die afwijzingsgrond voordoet. Als door verweerder aan deze bewijslast is voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om het door de staatssecretaris geleverde bewijs te weerleggen. Verweerder heeft door het laten opstellen van een individueel ambtsbericht door de minister van Buitenlandse Zaken op 15 februari 2010 beoogd aan de op hem rustende bewijslast te voldoen.
4.3 Een individueel ambtsbericht kan, gelet op vaste jurisprudentie, worden aangemerkt als een deskundigenadvies waarbij verweerder in beginsel van de juistheid van het ambtsbericht mag uitgaan. Daartoe dient een dergelijk advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen, onder aanduiding – voor zover mogelijk en verantwoord – van de bronnen, aan welke die informatie is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de besluitvorming op aanvragen voor een verblijfsvergunning of intrekking daarvan van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Ten aanzien van individuele ambtsberichten heeft de Afdeling eerder overwogen (zie bijvoorbeeld uitspraak van 16 januari 2004, nr. 200305368/1, JV 2004/83) dat, indien een individueel ambtsbericht het asielrelaas waarop het ziet, op essentiële punten weerspreekt, het aan de vreemdeling is om het ambtsbericht te weerleggen.
4.4 Nu eiser 1 de totstandkoming en de juistheid van het individueel ambtsbericht van 15 februari 2010 heeft betwist dient de rechtbank, gelet op het voormelde toetsingskader, allereerst te beoordelen of er grond bestaat voor het oordeel dat het ambtsbericht niet op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft onder aanduiding van de bronnen waaraan die informatie is ontleend. Het ambtsbericht is gebaseerd op een onderzoek dat is uitgezet door de Nederlandse ambassade te Tbilisi. De uitvoerder van het onderzoek is een vertrouwenspersoon van die ambassade. Blijkens het rapport leert de ervaring dat de verkregen informatie van deze vertrouwenspersoon als juist en betrouwbaar kan worden aangemerkt. De resultaten van het onderzoek door de vertrouwenspersoon zijn neergelegd in het vertrouwelijke rapport van 1 februari 2010 en weergegeven in de antwoorden op 16 vragen die verweerder aan het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voorgelegd. Die antwoorden zijn overgenomen in het individueel ambtsbericht. Uit het vertrouwelijke rapport blijkt verder welke bronnen door de vertrouwenspersoon zijn geraadpleegd.
Gezien het bovenstaande en de (volledige) inhoud van het vertrouwelijke rapport van 1 februari 2010, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het individueel ambtsbericht niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De door eiser 1, enkel op grond van de door hem ingebrachte documenten en verklaringen, ter zitting geuite twijfel over de deskundigheid en partijdigheid van de vertrouwenspersoon is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden.
4.5 De rechtbank is voorts van oordeel dat alle bevindingen in het individueel ambtsbericht op de vragen van verweerder kunnen worden gedragen door de inhoud van het daaraan ten grondslag liggende vertrouwelijke rapport van 1 februari 2010.
4.6 Vervolgens dient te worden beoordeeld of eiser 1 concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het individueel ambtsbericht.
Uit het individueel ambtsbericht blijkt onder meer het volgende. Eiser 1 en zijn gezin hebben in de periode [..] tot [...] niet in het dorp [naam dorp] gewoond. Ze zijn bij de dorpelingen niet bekend en staan bij de Armeense autoriteiten niet geregistreerd als vluchtelingen afkomstig uit Azerbajdzjan. Het door eiser 1 bij zijn aanvraag overgelegde kopiedocument van Medisch Centrum [naam ziekenhuis] van 24 april 2007 is geen afschrift van een echt document en niet afgegeven door de daartoe bevoegde instantie. Hij heeft in de maand april 2007 niet in het Medisch Centrum [naam ziekenhuis] gelegen. De door eiser 1 overgelegde kopie van de overlijdensakte van zijn oudste zoon [naam oudste zoon] is een afschrift van een echt document. In [plaatsnaam] bevindt zich geen centraal ziekenhuis en het lichaam van [naam oudste zoon] heeft in de maand mei 2007 in geen van de drie districtsziekenhuizen in [plaatsnaam] gelegen. De door eiser 1 overgelegde lidmaatschapskaart van de Orinats Jerkir-partij is geen echt document. Eiser 1 is in 2001 niet als chauffeur van [naam ondervoorzitter] werkzaam geweest.
4.7 In het licht van de inhoud van het vertrouwelijke rapport en de geraadpleegde bronnen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen en documenten die eiser 1 bij de zienswijze en in beroep heeft overgelegd, geen concrete aanknopingspunten vormen voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen in het individueel ambtsbericht. Ter motivering van dit oordeel overweegt de rechtbank als volgt.
Het asielrelaas van eiser 1 heeft betrekking op de problemen die hij en zijn gezin zouden hebben ondervonden tijdens hun gestelde verblijf in het dorp [naam dorp] in Armenië in de periode van [..] tot [...] vanwege de werkzaamheden van eiser 1 voor [naam ondervoorzitter], de ondervoorzitter van het dorpskantoor van de Orinats Jerkir-partij. Ten aanzien van de vraag of eiser 1 met zijn gezin in voormelde periode in [naam dorp] heeft gewoond, heeft de vertrouwenspersoon twee bronnen geraadpleegd, waarbij is opgemerkt dat [naam dorp] een klein dorp is van circa 3000 inwoners. Beide bronnen kennen eiser 1 en zijn gezin niet, waarbij bron 3 heeft aangegeven dat, mocht eiser 1 en zijn gezin in [naam dorp]r hebben gewoond, hij hem en zijn gezin ongetwijfeld gekend moet hebben. Alle documenten en verklaringen die eiser 1 ter staving van zijn verblijf in [naam dorp] en zijn lidmaatschap voor de Orinats Jerkir-partij bij de zienswijze heeft overgelegd zijn door verweerders Bureau Documenten onderzocht op echtheid, waarvan op 13 september 2010 een rapport is opgemaakt. Ten aanzien van al deze stukken heeft het Bureau Documenten geconcludeerd dat met het ontbreken van voldoende referentiemateriaal geen uitspraak gedaan kan worden over de echtheid ervan. Gelet op de inhoud van het vertrouwelijke rapport van 1 februari 2010 en de geraadpleegde bronnen, volgt de rechtbank eiser 1 niet in zijn standpunt dat niettemin van de echtheid van deze stukken en de juistheid van de inhoud daarvan moet worden uitgegaan. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat uit het individueel ambtsbericht blijkt dat de door eiser 1 bij zijn aanvraag overgelegde verklaring van 23 april 2007 van het Medisch Centrum [naam ziekenhuis] geen afschrift is van een echt document en niet is afgegeven door de daartoe bevoegde instantie en dat de door hem overgelegde lidmaatschapkaart van de Orinats Jerkir-partij geen echt document is. De verklaringen die eiser ter staving van zijn verblijf in [naam dorp], zijn opname in het Medisch Centrum [naam ziekenhuis] en lidmaatschap van de Orinats Jerkir-partij in beroep heeft overgelegd zijn door verweerder niet onderzocht op echtheid. Deze verklaringen vormen echter, gelet op de inhoud van het voormelde rapport, de geraadpleegde bronnen en de eerder op echtheid onderzochte documenten en verklaringen, evenmin grond voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen opgenomen in het individueel ambtsbericht van 15 februari 2010. Hetzelfde geldt voor de door eiser 1 al eerder overgelegde overlijdensakte van zijn zoon [naam oudste zoon]. Weliswaar blijkt uit die akte dat [naam oudste zoon] op [...] in [naam dorp] is overleden, maar daaruit volgt nog niet dat eiser 1 en zijn gezin van [..] tot [...] in [naam dorp] hebben gewoond. De rechtbank merkt voorts nog op dat ook als van de echtheid van de in beroep overgelegde ongedateerde verklaring van [voorzitter], de voorzitter van de provinciale afdeling van de Orinats Jerkir-partij, zou moeten worden uitgegaan, daaruit nog niet volgt dat eiser zelf lid is (geweest) van de Orinats Jerkir-partij. Immers, in die verklaring wordt alleen bevestigd dat de heer[naam] als hoofd van de hoofdkwartieren van de in de verklaring genoemde gemeenten, waaronder [naam dorp], actief heeft deelgenomen aan de parlementsverkiezingen van [...].
4.8 Nu eiser 1 geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het individueel ambtsbericht heeft aangedragen en de bevindingen die blijken uit dat ambtsbericht de kern van eisers asielrelaas betreffen, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit kan worden gedragen door het ambtsbericht. Uit een vergelijking tussen het ambtsbericht en de verklaringen die eiser 1 tijdens de gehoren op zijn asielaanvraag heeft afgelegd, blijkt dat eiser 1 onjuiste gegevens heeft verstrekt over in elk geval het verblijf in [naam dorp], zijn verblijf in het Medisch Centrum [naam ziekenhuis], zijn lidmaatschap van de Orinats Jerkir-partij en het werken als chauffeur voor [naam ondervoorzitter]. De vraag of de gegevens die eiser 1 tijdens het onderzoek naar zijn asielaanvraag heeft verstrekt over zijn registratie als vluchteling bij de Armeense autoriteiten en de plaats van opbaring van zijn zoon [naam oudste zoon] ook onjuist zijn, behoeft daarom geen bespreking meer.
4.9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op het bovenstaande, op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser 1 onjuiste gegevens heeft verstrekt. Verweerder heeft zich voorts op goede gronden op het standpunt gesteld dat de verstrekte onjuiste gegevens tot afwijzing van de aanvraag zouden hebben geleid, nu verweerder het relaas van eiser 1 op grond daarvan als ongeloofwaardig heeft kunnen aanmerken. De aan eiser 1 verstrekte verblijfsvergunning asiel is derhalve op goede gronden ingetrokken.
5. Het beroep van eiser 1 is ongegrond.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het beroep van eiseres
7. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in april 2007 problemen heeft ondervonden in [naam dorp]. De problemen zijn gerelateerd aan wat haar echtgenoot, eiser 1, is overkomen.
8. Verweerder heeft de asielvergunning van eiseres ingetrokken, omdat zij, evenals haar echtgenoot (eiser 1), tijdens de behandeling van haar asielaanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. Ook haar relaas heeft verweerder op grond van de bevindingen in het individuele ambtsbericht ongeloofwaardig bevonden.
9. Vaststaat dat eiseres bij haar asielaanvraag heeft verklaard dat zij met haar gezin van [..] tot [...] in [naam dorp] heeft verbleven en dat het asielrelaas van eiseres gerelateerd is aan het asielrelaas van eiser 1. Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van eiser 1 is besproken, is de conclusie gerechtvaardigd dat ook eiseres bij haar asielaanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook de aan eiseres verstrekte verblijfsvergunning asiel op goede gronden ingetrokken, nu de door eiseres verstrekte onjuiste gegevens tot afwijzing van de aanvraag zouden hebben geleid, aangezien verweerder het relaas van eiseres op grond daarvan als ongeloofwaardig heeft kunnen aanmerken. Nu de aan de minderjarige kinderen van eiser 1 en eiseres verleende verblijfsvergunningen afhankelijk zijn van de aan hun ouders verleende verblijfsvergunningen asiel, heeft verweerder ook de aan hen verleende vergunningen op goede gronden ingetrokken.
10. Het beroep van eiseres, mede omvattend haar minderjarige kinderen, is ongegrond.
11. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het beroep van eiser 2
12. Eiser 2 heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat op 10 mei 2007 zijn broer is ontvoerd. Eiser 2 dreigde daarbij zelf ook het slachtoffer te worden van ontvoering en kon maar ternauwernood ontsnappen. Later hoorde hij van zijn vader dat zijn ontvoerde broer is vermoord. Volgens eiser 2 heeft het incident te maken met de functie van zijn vader, die chauffeur is van een parlementslid. Zijn vader zou geheime stukken hebben verplaatst.
13. Eiser 2 heeft tijdens het eerste gehoor op zijn asielaanvraag verklaard dat hij van [.] tot [...] bij zijn ouders in [naam dorp]r heeft verbleven. Het asielrelaas van eiser 2 is gerelateerd aan het asielrelaas van eiser 1. Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van eiser 1 en eiseres is besproken, is de conclusie gerechtvaardigd dat ook eiser 2 bij zijn asielaanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook de aan eiser 2 verstrekte verblijfsvergunning asiel op goede gronden ingetrokken, nu de door eiser 2 verstrekte onjuiste gegevens tot afwijzing van de aanvraag zouden hebben geleid, aangezien verweerder het relaas van eiser 2 op grond daarvan als ongeloofwaardig heeft kunnen aanmerken.
14. Het beroep van eiser 2 is ongegrond.
15. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzitter, en mrs. B.M.A. Bataille en E.B. de Vries-van den Heuvel, rechters, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.