ECLI:NL:RBDHA:2013:BY9169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409378 - FA RK 11-9786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag na tijdelijke onbevoegdheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2013 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om haar opnieuw met het gezag over haar minderjarige kind te belasten. De moeder was tijdelijk onbevoegd tot het uitoefenen van het gezag, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de oorzaak van deze onbevoegdheid is vervallen. De moeder heeft haar leven weer op de rails gekregen en is in staat om constructief samen te werken met de biologische vader van het kind. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van Bureau Jeugdzorg, dat aangaf dat de minderjarige veel heeft meegemaakt en dat terugplaatsing bij de moeder in de toekomst niet wordt uitgesloten, maar thans niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder voldoende inzicht heeft verworven in de problematiek van de minderjarige en dat zij bereid is om hulp in te schakelen voor de benodigde psycho-educatie. De rechtbank heeft daarom besloten om de moeder opnieuw met het gezag te belasten, waarbij de voogdes van rechtswege uit de voogdij wordt ontslagen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen is afgewezen, omdat zij als gezagsouder bevoegd is om deze te bepalen. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 26 april 2012 gehandhaafd voor zover deze niet in deze beschikking is gewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 11-9786
Zaaknummer: 409378
Datum beschikking: 21 januari 2013
Gezag
Beschikking op het op 14 december 2011 ingekomen verzoek van:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M. Bredius te Gorinchem.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
vestiging Den Haag Zuid,
de tijdelijk voogd,
en
[de biologische vader],
de biologische vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. --.
Procedure
Bij beschikking van 26 april 2012 van deze rechtbank is een beslissing ter zake van het gezag en de hoofdverblijfplaats aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief d.d. 22 november van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) met als bijlagen het rapport en advies van de raad te 's-Gravenhage
d.d. 14 november 2012, kenmerk [nummer] en de rapportage psychologisch onderzoek van de minderjarige;
- de brief d.d. 28 november 2012 van de zijde van de raad met als bijlage een brief van de minderjarige.
Op 13 december 2012 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de biologische vader, mevrouw O. Belgharbi namens Bureau Jeugdzorg en mevrouw M. van Asperen namens de raad.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Gezag
De raad heeft in zijn rapport geadviseerd om zowel het verzoek van de moeder om haar weer met het gezag over de minderjarige te belasten als het verzoek om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder te bepalen, af te wijzen. Daarbij betrekt de raad met name dat de minderjarige specifieke problemen heeft (reactieve hechtingsstoornis), welke een specifieke aanpak vereisen die de vaardigheden van een gewone ouder te boven gaat. Ondanks dat de moeder haar leven weer op orde heeft en goed samenwerkt met de ingeschakelde hulpverlening is de raad van oordeel dat moeder op dit moment onvoldoende kennis en inzicht heeft in de problematiek van de minderjarige. De raad acht het derhalve in het belang van de minderjarige dat zij in [instelling] blijft waar professionals werken en meer afstand wordt bewaard. Daarnaast vreest de raad dat de rol van de biologische vader onder druk zal komen te staan als moeder met het gezag wordt belast.
Namens Bureau Jeugdzorg (hierna: BJZ) is ter terechtzitting gesteld dat de minderjarige veel heeft meegemaakt en veel woonplekken heeft gekend. Hoewel 'terugplaatsing' bij de moeder in de toekomst niet wordt uitgesloten acht BJZ een wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder thans niet in haar belang. Moeder dient eerst meer inzicht te verkrijgen in de problematiek van de minderjarige, aldus BJZ.
Zoals reeds bij tussenbeschikking is overwogen bepaalt artikel 1:253q, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat wanneer de grond van de onbevoegdheid van een ouder die alleen het gezag uitoefent is vervallen, deze ouder op zijn verzoek wederom met het gezag wordt belast indien de rechter overtuigd is dat het kind wederom aan de ouder mag worden toevertrouwd.
Vast staat dat de oorzaak van de tijdelijke onbevoegdheid tot het uitoefenen van het gezag door de moeder is komen te vervallen. Immers, haar verblijfplaats is bekend. Beoordeelt dient derhalve te worden of de rechtbank overtuigd is dat de minderjarige wederom aan de moeder mag worden toevertrouwd.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is, zodat zij de moeder wederom met het gezag zal belasten. Zij overweegt hiertoe dat niet ter discussie staat dat moeder haar leven weer op de rails heeft. Ter zitting is voorts gebleken dat de biologische vader en moeder in staat zijn om constructief met elkaar te overleggen over de zorg voor de minderjarige, wat ondersteund wordt door het feit dat moeder de vader thans toestemming heeft gegeven om over te gaan tot erkenning. De biologische vader ondersteunt ook dat de minderjarige weer bij moeder gaat wonen, mits zij daarbij hulp krijgt. De moeder heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij de minderjarige niet uit haar huidige zorginstelling zal weghalen alvorens zij de nodige psycho-educatie heeft gevolgd. Het gaat daarbij dan om een meer algemene psycho-educatie die gericht moet zijn op het omgaan met kinderen met de problemen zoals de minderjarige die heeft (reactieve hechtingsstoornis en verstandelijke beperking), naast de psycho-educatie die moeder reeds krijgt in de instelling. De eerstgenoemde psycho-educatie moet moeder wel zelf verzorgen. De rechtbank gaat er gelet op de opstelling van de moeder ter terechtzitting vanuit dat zij hulp in het vrijwillig kader zal inschakelen teneinde haar hulp te bieden bij die psycho-educatie en haar te begeleiden wanneer de minderjarige weer bij haar komt wonen.
Als gevolg van toewijzing van dit verzoek wordt de voogdes van rechtswege uit de voogdij ontslagen.
Hoofdverblijfplaats
Nu de moeder als gezagsouder bevoegd is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen, heeft zij geen belang bij haar verzoek de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen, zodat dit wordt afgewezen.
De rechtbank beslist mitsdien als na te melden.
Beslissing
De rechtbank - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank [plaats] d.d. [datum] -:
*
heft op de tijdelijke schorsing van het ouderlijk gezag van [de moeder], over de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en bepaalt dat zij thans weer belast zal zijn met het ouderlijk gezag over deze minderjarige;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, bijgestaan door
mr. J.H. van Berkel als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2013.