ECLI:NL:RBDHA:2013:9949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
09/857076-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs in woningovervalzaak

Op 6 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een woningoverval op 11 december 2012 in Zoetermeer. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij samen met anderen een grote hoeveelheid goederen had weggenomen, waarbij geweld was gebruikt tegen het slachtoffer, [benadeelde partij C.]. Tijdens de zitting op 23 juli 2013 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien niet kon worden vastgesteld dat hij in de woning was geweest tijdens de overval.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer had een gedetailleerde beschrijving gegeven van de overval en de daders, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk aanwezig was in de woning. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte als medepleger bij de overval betrokken was. De verklaring van de verdachte dat hij op de achterbank van de auto zat en geen betrokkenheid had bij de overval, werd geloofwaardig bevonden in het licht van de tegenstrijdige verklaringen van de medeverdachte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.P.C. van Essen, en is op 6 augustus 2013 openbaar gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857076-13
Datum uitspraak: 6 augustus 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats],
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid goederen, waaronder: vier, Apple Macbooks en/of drie koptelefoons en/of negen horloges (merk Guess en/of TW Steel en/of Seiko en/of Breil) en/of een geldbedrag (van in totaal ca 1095,- euro) en/of drie IPhones en/of twee kettingen (met hanger(s)) en/of een zonnebril (merk Prada) en/of een sporttas (merk Adidas) en/of voetbalschoenen en/of een pennenset, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij A.] en/of [benadeelde partij B.] en/of [benadeelde partij C.] en/of [benadeelde partij D.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij C.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vluchtmogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • met kracht slaan tegen het hoofd (waardoor hij ten val kwam) en/of
  • vervolgens) binnendringen in de woning van die [benadeelde partij C.] en/of
  • van het hoofd trekken van de bril en/of
  • met een hand voorzien van een handschoen bedekken van de ogen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte zich samen met onder meer medeverdachte[medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte]) heeft schuldig gemaakt aan een woningoverval waarbij geweld is gebruikt tegen [benadeelde partij C.] (hierna ook: [benadeelde partij C.]).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat zijns inziens niet kan worden vastgesteld dat verdachte een van de twee mannen is die in de woning zijn geweest, terwijl ook overigens onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt van enige strafrechtelijke betrokkenheid bij het tenlastegelegde.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Vaststaat dat aangever [benadeelde partij C.] op de avond van 11 december 2012 in zijn woning in Zoetermeer slachtoffer is geworden van een overval. [benadeelde partij C.] heeft verklaard dat op de bewuste avond werd aangebeld door een man (hierna ook wel: dader 1). Het door [benadeelde partij C.] in de aangifte beschreven signalement strookt met het uiterlijk van [medeverdachte]. Bovendien heeft [benadeelde partij C.] later bij een meervoudige fotoconfrontatie [medeverdachte] herkend als dader 1. Op de achtergrond zag [benadeelde partij C.] een auto staan met daarin nog twee mannen; een man op de bijrijdersstoel en een man op de achterbank. Laatstgenoemde kon hij door het getinte glas niet goed zien. Nadat [benadeelde partij C.] een klap tegen het hoofd had gekregen van dader 1, stapte deze man samen met de man die eerst nog op de bijrijderstoel zat (dader 2) de woning in, alwaar zij de nodige goederen hebben weggenomen. Dader 2 omschrijft [benadeelde partij C.] als een man die in ieder geval langer was dan dader 1.
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte dader 1 is en hijzelf dader 2. Hij zou zijn gedwongen door de derde betrokken (en onbekend gebleven) man en zou zelf geen enkel geweld hebben gebruikt. Verdachte heeft daarentegen verklaard op de achterbank van de auto te hebben gezeten en geen enkele wetenschap van of betrokkenheid bij de overval te hebben gehad. Naar zijn zeggen was [medeverdachte] dader 1 en de onbekend gebleven man dader 2.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [benadeelde partij C.] zeer nauwkeurig en gedetailleerd is en acht deze verklaring en het resultaat van de fotoconfrontatie betrouwbaar. Op grond hiervan kan niet worden vastgesteld dat verdachte dader 1 is. Nu [benadeelde partij C.] bovendien stellig heeft verklaard dat dader 2 langer is dan dader 1, terwijl de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen dat verdachte kleiner is dan [medeverdachte], kan ook niet de conclusie worden getrokken dat verdachte dader 2 is.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de woning is geweest, resteert de vraag of hij in het licht van de tenlastelegging anderszins strafrechtelijk verwijtbaar bij de overval betrokken is geweest. Vast is komen te staan dat gebruik is gemaakt van een auto die op dat moment werd beheerd door verdachte en dat hij met [medeverdachte] en een ander naar Zoetermeer is gereden en zich ten tijde van de overval in de nabijheid van die woning heeft bevonden. Hoewel een verbalisant deze auto ongeveer een half uur voor de overval in de nabijheid van de woning heeft waargenomen en heeft gezien dat de drie inzittenden aldaar toen zijn uitgestapt en na enige tijd weer ingestapt en vertrokken – een handelwijze die als een voorverkenning zou kunnen worden beschouwd – is geen concreet betrouwbaar bewijs voorhanden waaruit volgt dat verdachte wist van (een voornemen tot) een overval, of bij de uitvoering daarvan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De andersluidende verklaring van [medeverdachte] kan, nu de rechtbank de verklaring van [benadeelde partij C.] als uitgangspunt neemt en de verklaring van [medeverdachte] op in ieder geval onderdelen ongeloofwaardig moet worden beschouwd, niet tot een ander oordeel leiden. Dit maakt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte als medepleger bij de overval betrokken is geweest, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan voorzitter,
mrs. S.M. Krans en A. Dantuma-Hieronymus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. van Essen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2013.
Mr. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.