ECLI:NL:RBDHA:2013:9908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
09/817796-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen

Op 27 maart 2013 heeft de politierechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van de voorbereiding van diefstal. De verdachte, geboren in Litouwen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 18 maart 2013 in Leimuiden aangetroffen met inbrekersgereedschap in zijn rugzak. Tijdens de terechtzitting werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.F. van Kregten, en er was een tolk aanwezig om de communicatie te faciliteren.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van een maand, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet de intentie had om in te breken. De politierechter oordeelde echter dat de verdachte en zijn medeverdachte zich in de nachtelijke uren op een verdachte locatie bevonden met gereedschap dat bestemd was voor inbraak. De politierechter concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte een crimineel doel voor ogen hadden en dat de aangetroffen voorwerpen dienstig waren voor de voorbereiding van een misdrijf.

Na het sluiten van het onderzoek sprak de politierechter het vonnis uit, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De politierechter benadrukte de ernst van de feiten en de impact van inbraken op slachtoffers, en besloot tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie was gevorderd. De verdachte werd ook geïnformeerd over zijn recht om binnen veertien dagen hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Politierechter
Parketnummer 09/817796-13

Proces-verbaal terechtzitting aantekening mondeling vonnis

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 27 maart 2013.
Tegenwoordig:
mr. V.J. de Haan, politierechter,
mr. H. Mol, officier van justitie,
en mr. V.A. Veenhuizen, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Litouwen) op [datum] 1983,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Als raadsman van de verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen.
Aangezien de verdachte blijk geeft niet voldoende de Nederlandse, doch wel de Litouwse taal te verstaan, heeft het onderzoek plaats met bijstand van een persoon opgevende te zijn Ignatsas Rachkaiuskas, geboren op [datum] 1956 en wonende te [plaats], tolk in de Litouwse taal, die heeft verklaard dat hij niet is ingeschreven in het Register Beëdigde Tolken en Vertalers. De tolk legt, alvorens de werkzaamheden aan te vangen, op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed af zijn taak als tolk naar geweten te zullen vervullen.
Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken en/of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt mede de korte inhoud van:
1.
een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2013 betreffende de verdachte;
2.
een proces-verbaal van verhoor van de verdachte (inbewaringstelling), op 21 maart 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier;
3.
een bundel ambtsedig(e) proces(sen)-verbaal, nummer PL1631 2013037582, van politie Hollands Midden (doorgenummerd blz. 1 t/m 89).
3.1
het proces-verbaal van
bevindingenvan de politie Hollands Midden, nr. PL 1633 2013037582-25, als bijlage gevoegd bij het onder 3. genoemde proces-verbaal, d.d. 19 maart 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (blz. 64-65).
3.2
het proces-verbaal van
bevindingenvan de politie Hollands Midden, nr. PL 1633 2013037582-34, als bijlage gevoegd bij het onder 3. genoemde proces-verbaal, d.d. 20 maart 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (blz. 66-67).
3.3
het proces-verbaal
van bevindingenvan de politie Hollands Midden, nr. PL 1633 2013037582-12, als bijlage gevoegd bij het onder 3. genoemde proces-verbaal, d.d. 18 maart 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (blz. 76).
3.4
het proces-verbaal
van verhoor getuige [getuige 1]van de politie Hollands Midden, nr. PL 1633 2013037582-16, als bijlage gevoegd bij het onder 3. genoemde proces-verbaal, d.d. 18 maart 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (blz. 62-63).
4
een geschrift, te weten een getekende plattegrond van de situatie op de [adres] te Leimuiden als vermeld op pagina 68.
5
een geschrift, te weten een foto van de verdachte op pagina 15.
6
een geschrift, te weten een foto van de medeverdachte op pagina 18.
De verdachte legt op vragen van de politierechter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
A Ik stond op 18 maart 2013 op het trottoir voor de woning op de [adres] in Leimuiden. Ik was daar samen met[verdachte 2].
B Ik was niet van plan om in te breken. We waren op weg naar een grotere stad om daar op het openbaar vervoer te stappen. We wilden namelijk terug naar Litouwen. Ik weet niet hoe ik terug moet gaan naar Litouwen, wellicht met een bus of met hulp van de ambassade. Ik heb ook overdag gereisd. Maar ik wist niet waar ik was en ik ben verdwaald. In ben in Nederland in vier verschillende steden geweest. Ik ging wel met [verdachte 2] om, ik was samen met hem in Leimuiden. Ik heb bij de politie verklaard dat ik alleen was, omdat de politie mij beschuldigde van iets wat ik niet had gedaan. Ik stond daar gewoon. We hebben het gereedschap gevonden in een tas tussen de struiken, niet ver van de plek van aanhouding. Ik ben diezelfde avond niet bij een woning geweest waar het alarm is afgegaan. U houdt mij voor wat de getuige [getuige 1] heeft verklaard. Ik zeg u dat wij dat niet waren. Toen de politie aankwam, stond ik op het trottoir. Ik heb een strafblad in Litouwen – vanwege vechten. Als ik vrij kom wil ik een baan zoeken in Nederland. Indien dit niet lukt dan ga ik terug naar Litouwen.
De officier van justitie voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan de politierechter over.
De vordering houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie vordert voorts dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging.
De raadsman bepleit primair vrijspraak van het tenlastegelegde, omdat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft immers verklaard niet de intentie te hebben gehad om in te breken. Blijft over het feit dat er in de nachtelijke uren gereedschappen bij hem zijn aangetroffen. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat hij het doel had om met deze gereedschappen te gaan inbreken.
Voorts betoogd de raadsman dat de aangetroffen gereedschappen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Het gebruikte dwangmiddel van ‘staande houding’ is immers niet bedoeld om tassen te doorzoeken.
Subsidiair betoogd de raadsman dat - gelet op de persoonlijke omstandigheden - de straf gelijk dient te worden gesteld aan het voorarrest.
De officier van justitie en de raadsman voeren andermaal het woord.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt onmiddellijk mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

Aantekening van het mondeling vonnis

Inhoud van de tenlastelegging.
Overeenkomstig de onderstaande dagvaarding:
hij op of omstreeks 18 maart 2013 te Leimuiden, ter voorbereiding van het al dan niet met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een of meer zaklampen en/of handschoenen en/of schroevendraaiers
en/of messen, althans (diverse) voorwerpen (kennelijk) bestemd voor het al dan niet in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft;

Geval van bewezenverklaring.

Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring.

De politierechter heeft met betrekking tot het bewezen verklaarde feit
de hieronder aangeduide redengevende inhoud van de volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring (conform Hoge Raad 8 december 2009, LJN: BK0898 en BK5605; Hoge Raad 25 januari 2011, LJN: BO6759):
- Voormelde verklaring van de verdachte, voor zover weergegeven onder A;
- Het hiervoor onder 3.1 vermelde proces‑verbaal, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden zoals hieronder vermeld:
Op 18 maart 2013 reden wij omstreeks 03.30 uur in de [adres] te Leimuiden. Ik zag dat er een man voor een woning stond en dat deze man schichtig om zich heen keek. Ik zag dat deze man tegen het hek van het erf voor de woning [adres] stond. Ik heb deze man staande gehouden. Ik heb aan [verdachte] gevraagd wat er in zijn rugzak zat. Ik zag dat er schroevendraaiers in deze rugzak zaten.
Ik zag dat er een manspersoon op het erf van de woning stond. Ik zag dat verbalisant [verbalisant] deze man staande hield. Ik hoorde dat [verbalisant] zei dat hij zag dat deze man een schroevendraaier in zijn hand had.
- Het hiervoor onder 3.2 vermelde proces‑verbaal, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden zoals hieronder vermeld:
Wij hadden zojuist een melding gehad van een verdachte situatie ter hoogte van [adres 2] te Leimuiden. Aldaar had de melder twee mannen op het terrein zien lopen.
Ik zag een man staan op het voetpad voor een woning. De man bleek voor de woning van de [adres] te staan. Toen ik volledig zicht op het erf kreeg zag ik ter hoogte van het linkervoorwiel van een personenauto een man staan. Dit bleek later te zijn [verdachte 2]. Ik zag dat [verdachte 2] een schroevendraaier in zijn linkerhand had. Bij dit proces-verbaal is een schets van de aangetroffen situatie bijgevoegd.
- Het hiervoor onder 3.3 vermelde proces‑verbaal, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden zoals hieronder vermeld:
Onder verdachte [verdachte] zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • zakmes
  • klein zaklampje
  • diverse inbrekerswerktuigen, waaronder schroevendraaiers
  • zwarte handschoenen
- Het hiervoor onder 3.4 vermelde proces‑verbaal, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden zoals hieronder vermeld:
Op 18 maart 2013 om 03.00 uur ging een alarm af en werden mijn vrouw en ik wakker. Ik zag dat er twee mannen op het erf liepen die ik als volgt kan beschrijven.
Man 1:
  • normaal postuur
  • blauwe broek
  • grijze muts
  • rugtas
Man 2:
  • normaal postuur
  • zwarte broek
  • zwarte muts
  • rugtas
- Het hiervoor onder 4 vermelde geschrift, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden als vermeld op pagina 68.

Hieruit blijkt dat de verdachte [verdachte] op het trottoir voor de woning [adres] te Leimuiden staat en dat de medeverdachte [verdachte 2] op het erf is aangetroffen.

- Het hiervoor onder 5 vermelde geschrift, als vermeld op pagina 15.

Hieruit blijkt dat de verdachte een blauwe spijkerbroek en een zwarte muts droeg.

- Het hiervoor onder 5 vermelde geschrift, als vermeld op pagina 18.

Hieruit blijkt dat de medeverdachte een zwarte broek en een grijze muts droeg.

De politierechter grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de voornoemde bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

Nadere bewijsoverwegingen

Van strafbare voorbereiding is sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, verwerft of voorhanden heeft. Voor een veroordeling is noodzakelijk dat vaststaat op welk soort misdrijf met een strafmaximum van acht jaren of meer de voorbereidingshandelingen waren gericht. De politierechter dient te onderzoeken en te beoordelen of de in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig hebben kunnen zijn aan het criminele doel dat de verdachten met het gebruik van de voorwerpen voor ogen hadden. Voorts moet komen vast te staan dat de verdachten daadwerkelijk een crimineel doel voor ogen hadden.
Vaststaat dat de verdachte midden in de nacht op het trottoir voor de [adres] door de verbalisanten is aangetroffen met diverse inbrekersgereedschappen in zijn rugzak. Zijn medeverdachte is het erf opgelopen en door de verbalisanten aangetroffen ter hoogte van de auto onder de carport met een schroevendraaier in zijn hand.
De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom zij zich op het erf van [adres] bevonden. De politierechter kan dit niet anders verstaan dan dat de verdachte en zijn medeverdachte een crimineel doel voor ogen hadden toen zij zich hier bevonden, namelijk het plegen van een inbraak in de woning van de bewoners van [adres]. Zij hadden daarbij ook goederen voorhanden, zoals schroevendraaiers, welke dienstig zouden zijn bij de voorbereiding van genoemd feit. De verklaring van de verdachte dat hij de tas met schroevendraaiers even daarvoor in de bosjes had gevonden acht de politierechter niet aannemelijk.
Voorts is in het bijzonder mede redengevend dat om 03.00 uur op [adres 3] te Leimuiden door getuige [getuige 1] is gezien dat er twee mannen op zijn erf liepen. De politierechter overweegt dat de [adres] in de nabije omgeving is van het [adres 3]. Gelet op het opgegeven signalement dat door de getuige [getuige 1] is gegeven in combinatie met de foto’s die door de verbalisanten van de verdachte en medeverdachte zijn gemaakt, concludeert de politierechter dat dit de verdachte en zijn medeverdachten moeten zijn geweest. Hieruit blijkt dat de verdachte en de medeverdachte op pad zijn geweest om inbra(a)k(en) te plegen. Het in dagvaarding ten laste gelegde feit kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het openen van de tas waarin de gereedschappen zijn aangetroffen, merkt de politierechter op dat de verdachte de tas vrijwillig heeft geopend en dat er geen sprake is van ongeoorloofd gebruik van dwangmiddelen.

Bewezenverklaring.

Het ten laste gelegde feit, zoals weergegeven in onderstaande tenlastelegging, bevattende de bewezenverklaring.
hij op 18 maart 2013 te Leimuiden, ter voorbereiding van met een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een of meer zaklampen en
/ofhandschoenen en/
ofschroevendraaiers
en mes (kennelijk) bestemd voor het al dan niet in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft;
Kwalificatie, eventueel de gronden daarvoor, en de artikelen van de wet, die worden toegepast.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, en levert op:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 46, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte, eventueel met de gronden daarvoor.
De verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden welke zijn strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten, aannemelijk zijn geworden.

In beslag genomen voorwerpen.

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de politierechter de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen, te weten een navigator, 2x een acculader, een zonnebril, en een koptelefoon.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan de voorbereiding van diefstal. Bij inbraken gaat het echter vaak om veel meer dan geld en ongemak: mensen voelen zich in hun privacy aangetast omdat er iemand in hun huis is geweest. Ze blijven last houden van angstgevoelens, voelen zich niet meer veilig in hun huis en zijn bang dat er opnieuw zal worden ingebroken. Het lijkt er niet op dat de verdachte bij deze gevolgen heeft stilgestaan. Voor hem telt blijkbaar alleen dat hij snel geld kan ’verdienen’. De verdachte dient ervan doordrongen te worden dat hij van andermans eigendommen af moet blijven en op een eerlijke manier aan zijn geld moet komen.
De politierechter baseert zich bij de strafoplegging op hetgeen in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en houdt er rekening mee dat er bij het bewezen verklaarde feit sprake was van voorbereiding.
Gelet op de ernst van het feit is de politierechter van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden is.
Naar het oordeel van de politierechter komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de politierechter in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is de politierechter duidelijk geworden dat de verdachte en zijn medeverdachte op rooftocht waren en dat zij in Nederland verblijven met het doel om inbraken te plegen. Het is op deze grond dat de politierechter de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.

Beslissing.

De politierechter,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes weken;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenhouding van de verdachte (apart geminuteerd).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Gelast de teruggave aan de veroordeelde van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen, te weten: een navigator, 2x een acculader, een zonnebril, en een koptelefoon.

Bijkomende beslissingen.

De politierechter verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De politierechter geeft aan de verdachte kennis dat deze binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces‑verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.