ECLI:NL:RBDHA:2013:9734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
09-817515-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen in jeugdstrafzaken

De rechtbank Den Haag heeft op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken. Tijdens de zittingen op 13 juni en 18 juli 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en werd er een benadeelde partij gehoord. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor een van de feiten en een veroordeling voor de andere feiten, met een jeugddetentie en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor twee van de drie ten laste gelegde feiten, en sprak hem daarvan vrij. Voor het bewezen verklaarde feit, de poging tot afpersing, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank overwoog dat de verdachte samen met een ander een 13-jarig slachtoffer had gedwongen om van zijn fiets af te stappen en geld te geven, wat een ernstige inbreuk op de veiligheid van het slachtoffer betekende. De rechtbank legde een jeugddetentie van twee maanden op, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder begeleiding door Bureau Jeugdzorg en behandeling bij het Palmhuis. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte voor het feit waarop de vordering betrekking had, werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte de noodzaak van hulp en behandeling voor de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817515-13
Datum uitspraak: 1 augustus 2013

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 13 juni 2013 en 18 juli 2013.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Krouwel, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. M.P. de Graaf heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding -na wijziging van de tenlastelegging- onder feit 3 tweede alternatief/cumulatief wordt vrijgesproken en dat hij ter zake van het hem bij dagvaarding onder de feiten 1, 2 en 3 eerste en derde alternatief/cumulatief ten laste gelegde wordt veroordeeld. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 6 maanden subsidiair 6 maanden jeugddetentie, bestaande uit behandeling bij het Palmhuis, en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 161 dagen, met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde het zich gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2013 te Leiden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever A]
te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever A], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft
verdachte, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- die [aangever A] gedwongen van zijn fiets af te stappen en/of
-(vervolgens) gezegd en/of de indruk gewekt dat die [aangever A] geslagen zou worden en/of
- ( vervolgens) die [aangever A] (met gebalde vuist) (hard) tegen het hoofd
geslagen en/of
  • vervolgens) die [aangever A] tegen het been geschopt en/of
  • daarbij) tegen die [aangever A] gezegd: "geef geld, dan kun je
doorrijden, anders slaan we je in elkaar", althans woorden van gelijke
(dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 21 januari 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen in/uit (een jaszak in) de kleedkamer van het
gymlokaal van het Da Vinci College, een mobiele telefoon, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 april 2013 te Leiden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, Zijlbrug, in elk geval
op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen
een mobiele telefoon en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever C], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke poging tot diefstal (in vereniging) werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever C], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) hierin bestond(en) dat
hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • vlak vóór en/of vlak náást die [aangever C] is/zijn gaan fietsen en/of lopen en/of die [aangever C] (met de fiets) heeft/hebben afgesneden en/of (aldus) die [aangever C] heeft/hebben gedwongen te stoppen
  • dreigend) heeft/hebben gevraagd naar de mobiele telefoon van [aangever C] en/of
vervolgens
  • dreigend) heeft/hebben gevraagd of [aangever C] geld bij zich had en/of vervolgens
  • heeft/hebben geslagen met gebalde vuist in het gezicht van die [aangever C],
terwijl deze wegfietste;
en/of
hij op of omstreeks 14 april 2013 te Leiden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, Zijlbrug, in elk geval
op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever C] te dwingen tot de afgifte van
een mobiele telefoon en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever C], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met dat oogmerk tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen
  • vlak vóór en/of vlak náást die [aangever C] is/zijn gaan fietsen en/of lopen en/of die [aangever C] (met de fiets) heeft/hebben afgesneden en/of (aldus) die [aangever C] heeft/hebben gedwongen te stoppen
  • dreigend) heeft/hebben gevraagd naar de mobiele telefoon van [aangever C] en/of
vervolgens
  • dreigend) heeft/hebben gevraagd of [aangever C] geld bij zich had en/of vervolgens
  • heeft/hebben geslagen met gebalde vuist in het gezicht van die [aangever C],
terwijl deze wegfietste, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 14 april 2013 te Leiden, opzettelijk [aangever C] (met een tot vuist gebalde hand) met kracht tegen het hoofd, althand tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor vernoemde [aangever C] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Vrijspraak.

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 en onder feit 3 eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat het aantreffen van het geheugenkaartje van aangever tussen de spullen van de verdachte niet impliceert dat de verdachte de mobiele telefoon van aangever heeft gestolen.
Ten aanzien van het eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief onder feit 3 is de rechtbank anders dan de officier van justitie van oordeel dat niet uit de bewijsmiddelen overtuigend volgt dat de verdachte de derde persoon is die betrokken is geweest bij de poging tot diefstal, afpersing en/of de mishandeling van aangever [aangever C].

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank, na wijziging van de tenlastelegging bewezen acht dat:
1.
hij op 11 januari 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever A] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [aangever A], heeft verdachte, met zijn mededader:
  • die [aangever A] gedwongen van zijn fiets af te stappen en
  • de indruk gewekt dat die [aangever A] geslagen zou worden en
  • daarbij tegen die [aangever A] gezegd: "geef geld, dan kun je doorrijden, anders slaan we je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Hij en de medeverdachte hebben het 13-jarige slachtoffer, dat zij kenden van school, op de openbare weg gedwongen om van zijn fiets te stappen en hem gezegd dat hij geld moest geven. Door zich dusdanig te gedragen hebben de verdachte en de medeverdachte slechts gedacht aan hun eigen geldelijk gewin en daarbij inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat het slachtoffer op straat en op school zou moeten hebben. Door dergelijke misdrijven worden de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij versterkt, zeker nu deze poging tot afpersing op klaarlichte dag op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 11 juni 2013, van het psychodiagnostisch onderzoek van de verdachte door de gedragsdeskundigen drs. [deskundige A], orthopedagoog en drs. [deskundige B] orthopedagoog-generalist. Volgens deze gedragsdeskundigen is de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel aan de verdachte voor de duur van zes maanden geïndiceerd. Deze maatregel zou blijkens het rapport de volgende invulling moeten krijgen: behandeling bij de Jutters, extra ondersteuning in de schoolsituatie, ouderbegeleiding, aandacht voor medicatie inname, nader onderzoek naar mogelijk onderliggende psychiatrische stoornis en het invulling geven aan dagbesteding.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 12 juli 2013. Naast een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van zes maanden adviseert de Raad voor de Kinderbescherming om aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [C], gehoord als deskundige, verklaard dat de Raad voor de Kinderbescherming de gedragsbeïnvloedende maatregel een passende straf acht voor de verdachte gezien zijn verleden en gezien het feit dat hij in een korte periode van meerdere delicten wordt beschuldigd.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden begeleiding door Bureau Jeugdzorg en behandeling bij het Palmhuis volstaat. De rechtbank overweegt daartoe dat het merendeel van de door de Raad voor de Kinderbescherming beoogde behandeldoelen, waaronder de ouderbegeleiding, medicatie inname en dagbesteding niet kunnen vallen onder het bereik van een gedragsbeïnvloedende maatregel omdat deze doelen geen deelname aan een programma inhouden, iets dat 77w van het Wetboek van Strafrecht wel voorschrijft. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van twee van de drie ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel voor één bewezenverklaard feit in het onderhavige geval niet proportioneel. De rechtbank acht het wel noodzakelijk dat de verdachte hulp krijgt van Bureau Jeugdzorg en zal worden behandeld bij het Palmhuis. Teneinde deze hulp en behandeling te waarborgen en de verdachte er in de toekomst van te weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden opleggen.

De vordering van de benadeelde partij.

[aangever B], heeft zich in verband met feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 150, -.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De artikelen:
45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 2 en onder 3 eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
POGING TOT AFPERSING TERWIJL HET FEIT WORDT BEGAAN DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot

jeugddetentie voor de duur van 2 maanden;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
1 maandniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt behandeling bij het Palmhuis;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever B] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. Dijs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2013.