In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2013 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoekschrift was ingediend door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, namens Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, met betrekking tot de minderjarige, geboren in 2001. De minderjarige verbleef feitelijk bij de moeder, maar de vader had ingestemd met de uithuisplaatsing. De moeder voerde verweer en betwistte de noodzaak van therapie voor de minderjarige, terwijl de vader aangaf dat de minderjarige bij hem beter functioneerde en dat hij de therapie had opgestart.
De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De minderjarige had te maken met emotionele problemen en een laag zelfbeeld, en de kinderrechter oordeelde dat de situatie bij de vader meer structuur en veiligheid bood. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige bekneld was geraakt in de strijd tussen de ouders en dat het belangrijk was voor zijn ontwikkeling om een veilige en stabiele omgeving te hebben. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 6 mei 2013 tot 12 juli 2013, en verklaarde deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
De beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Van deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.