In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Het verzoek betrof de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1997, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige verbleef feitelijk in de gesloten jeugdzorginstelling De Vaart te Sassenheim. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper en een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg.
Tijdens de zitting op 21 mei 2013 is de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van de minderjarige, de gezinsvoogd en de raadsman aanwezig waren. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een machtiging verleend voor opname in gesloten jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg heeft in het verzoekschrift aangegeven dat er een buitenprogramma is geadviseerd voor de minderjarige, met de intentie om hem zo snel mogelijk naar huis te laten terugkeren met intensieve hulpverlening.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige zich goed heeft ontwikkeld binnen de gesloten setting en dat er geen noodzaak meer is voor een ondertoezichtstelling, gezien de instemming van de moeder en de voortgang van de hulpverlening. De kinderrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing in de gesloten jeugdzorg voor een periode van zes maanden verleend, om de continuïteit van de hulpverlening te waarborgen. De beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.