ECLI:NL:RBDHA:2013:9702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
C-09-441401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Het verzoek betrof de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1997, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige verbleef feitelijk in de gesloten jeugdzorginstelling De Vaart te Sassenheim. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper en een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg.

Tijdens de zitting op 21 mei 2013 is de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van de minderjarige, de gezinsvoogd en de raadsman aanwezig waren. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een machtiging verleend voor opname in gesloten jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg heeft in het verzoekschrift aangegeven dat er een buitenprogramma is geadviseerd voor de minderjarige, met de intentie om hem zo snel mogelijk naar huis te laten terugkeren met intensieve hulpverlening.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige zich goed heeft ontwikkeld binnen de gesloten setting en dat er geen noodzaak meer is voor een ondertoezichtstelling, gezien de instemming van de moeder en de voortgang van de hulpverlening. De kinderrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing in de gesloten jeugdzorg voor een periode van zes maanden verleend, om de continuïteit van de hulpverlening te waarborgen. De beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-1013
Zaaknummer: C/09/441401
Datum beschikking: 31 mei 2013
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Beschikking op het op 19 april 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Zoetermeer (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag]1997 te [geboorteplaats],
kind van:
[mevrouw A],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de heer B],
de vader,
geen belanghebbende in deze procedure.
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten De Vaart te Sassenheim.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, met daarin vervat de verklaring van
Bureau Jeugdzorg dat een situatie als bedoeld in artikel 29b, derde lid, van de Wet op de
Jeugdzorg zich voordoet;
  • de instemmingsverklaring d.d. 13 mei 2013 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29b, vijfde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht;
  • het indicatiebesluit van Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (verder: Bureau Jeugdzorg) d.d. 18 april 2013, met de daarbij behorende aanvraag.
Op 21 mei 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank op locatie, te weten in de instelling voor jeugdzorgplus De Vaart te Sassenheim, met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw C. van Rongen-Vreeswijk en mevrouw M. Kuijper, namens Bureau Jeugdzorg;
  • de moeder;
  • de minderjarige, bijgestaan door mr. J. Looman.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de fax van Bureau Jeugdzorg d.d. 24 mei 2013 met aanvullende informatie, ingekomen ter griffie op 30 mei 2013.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 29 mei 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 2 juni 2012 tot 2 juni 2013.
Bij beschikking d.d. 21 december 2012 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven van 21 december 2012 tot 2 juni 2013.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 19 april 2013 de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar en tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de periode van zes maanden.
De grond van het verzoek van Bureau Jeugdzorg is, blijkens het verzoekschrift, gelegen in het feit dat er voor de minderjarige een buitenprogramma is geadviseerd. Gedurende dat traject is het de bedoeling dat de minderjarige zo spoedig als mogelijk naar huis terug gaat met intensieve hulpverlening vanuit de Horizon. De gesloten plaatsing wordt vastgehouden om als een stok achter de deur te dienen. Het is dan tevens mogelijk, wanneer de minderjarige afglijdt in de thuissituatie, hij voor een korte periode kan worden teruggeplaatst binnen de gesloten setting.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de verklaring is opgesteld met instemming van een gedragswetenschapper, als bedoeld in artikel 29b, vijfde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Mr. Looman heeft naar voren gebracht dat de minderjarige zich binnen De Vaart goed heeft kunnen ontwikkelen, vandaar dat er ook een buitenprogramma is geadviseerd.
De raadsman heeft bepleit de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van drie maanden te verlengen, zoals geadviseerd door De Vaart. Voorts heeft de raadsman laten weten dat de moeder zeer betrokken is en altijd zoekt naar de beste oplossing voor de minderjarige. Nu alle betrokken partijen het eens zijn over het vervolgtraject van de minderjarige en de moeder openstaat voor (vrijwillige)hulpverlening is er geen grond meer voor een ondertoezichtstelling.
Op 21 mei 2013 heeft de kinderrechter de behandeling ter terechtzitting geschorst, opdat Bureau Jeugdzorg kon onderzoeken of een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met instemming van de moeder mogelijk is.
Middels een faxbericht, ingekomen bij de rechtbank op 30 mei 2013, heeft Bureau Jeugdzorg naar voren gebracht dat een terugval bij de minderjarige mogelijk is gezien eerdere incidenten, zijn kwetsbaarheid, belaste verleden en zijn onvoorspelbare gedrag als het gaat om agressie. Mocht onverhoopt sprake zijn van een dergelijke terugval kan Bureau Jeugdzorg vanuit een ondertoezichtstelling de minderjarige en de moeder op passende wijze hulp bieden zodat de behandeling die kan worden voortgezet.
Voorts heeft Bureau jeugdzorg laten weten dat de moeder geen meerwaarde in de ondertoezichtstelling ziet. De moeder is van mening dat bij een eventuele terugval van de minderjarige de huidige hulpverlening via het buitenprogramma haar steun kan bieden. De gezinsvoogd en de moeder achten de verlenging van de gesloten machtiging voor de duur van zes maanden wenselijk om voortgang van het hulpverleningstraject te waarborgen. De overige hulpverlening vanuit Bureau Jeugdzorg kan in het vrijwillige kader verder gaan.
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg de instemming heeft van de gezaghebbende ouder. Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29b, tweede lid, onder c, van de Wet op de Jeugdzorg, is een ondertoezichtstelling van de minderjarige niet vereist.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de minderjarige de nodige hulpverlening geboden krijgt door het ingezette buitentraject en de verlenging van de gesloten machtiging met instemming van de moeder. Daarnaast kan de overige hulpverlening van Bureau jeugdzorg in het vrijwillige kader voortgezet worden, waar de moeder voor openstaat.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de minderjarige zich de afgelopen periode in een gesloten setting goed heeft ontwikkeld. Er is derhalve een buitenprogramma geadviseerd, opdat de minderjarige met intensieve hulpverlening kan toewerken naar thuisplaatsing. De kinderrechter acht het derhalve van belang de gesloten machtiging voor de duur van zes maanden te verlengen zodat het ingezette traject afgerond kan worden en een eventuele terugval van de minderjarige opgevangen kan worden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 2 juni 2013 tot 2 december 2013, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 18 april 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2013, in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Limpt als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof te
Den Haag.