ECLI:NL:RBDHA:2013:9608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
13_1779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschil over naheffingsaanslag omzetbelasting en proceskostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2013, gaat het om een belastingrechtelijk geschil tussen eiser, een ondernemer die zich bezighoudt met de verkoop van gouden en zilveren sieraden, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 8.584, die was opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, evenals een boetebeschikking van € 858 en een beschikking heffingsrente van € 864. De rechtbank heeft vastgesteld dat de leveringen aan eiser hebben plaatsgevonden, ondanks dat de facturen niet op de voorgeschreven wijze waren opgemaakt. Dit werd ondersteund door de gegevens in het kasboek van de leverancier, die overeenkwamen met de facturen.

De rechtbank oordeelde dat de gebreken in de facturen, zoals het ontbreken van een volgnummer en een duidelijke omschrijving van de goederen, onvoldoende waren om de aftrek van voorbelasting te weigeren. Eiser had recht op aftrek van de voorbelasting, omdat hij kon aantonen dat hij omzetbelasting had betaald over de inkoop van goud. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en verklaarde het beroep van eiser gegrond. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 472 en moest het betaalde griffierecht van € 160 aan eiser worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke leveringen en de redelijkheid van de eisen die aan facturen worden gesteld. De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden, de niet-naleving van de factuureisen niet kon leiden tot het weigeren van de aftrek van voorbelasting. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/1779
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van30 juli 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 1 februari 2013 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting van € 8.584 en de daarbij gegeven boetebeschikking van € 858 en beschikking heffingsrente van € 864 ([aanslagnummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2013.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag, de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking heffingsrente;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 472, te betalen aan eiser;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1.
Eiser drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak en houdt zich in dat verband bezig met de verkoop van gouden en zilveren sieraden.
2.
Bij eiser is in februari 2012 een boekenonderzoek ingesteld waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 is onderzocht. Van het onderzoek is een controlerapport (het controlerapport) opgemaakt naar aanleiding waarvan de onderhavige naheffingsaanslag en boetbeschikking zijn opgelegd. Ten grondslag aan de naheffingsaanslag ligt de in het controlerapport benoemde correctie die ziet op op twee facturen vermelde omzetbelasting die eiser ten onrechte zou hebben afgetrokken omdat een verleggingsregeling van toepassing is, dan wel omdat de facturen niet op de voorgeschreven wijze zijn opgemaakt.
3.
Eiser stelt dat hij omzetbelasting over de inkoop van goud aan de leverancier heeft betaald en dat hij daarmee recht heeft op aftrek van de voorbelasting. Verder stelt eiser dat hij er op mocht vertrouwen dat de facturen op de voorgeschreven wijze zijn opgesteld, nu een door eiser met name genoemde medewerker van de belastingdienst die op de [markt] aanwezig was, ten tijde van de eerste transactie heeft aangegeven hoe de facturen met omzetbelasting moesten worden opgesteld.
4.
Verweerder voert aan dat op de factuur van 29 januari 2008 een volgnummer, het volledige adres van de afnemer, een omschrijving van de hoeveelheid en de aard van de goederen en de datum van de levering ontbreken. Op de factuur van 6 maart 2008 ontbreken een volgnummer, de volledige naam en het volledige adres van de afnemer, een duidelijke omschrijving van de hoeveelheid en de aard van de goederen en de datum waarop de levering heeft plaatsgevonden Hij stelt zich op het standpunt dat dit zodanig ernstige gebreken zijn dat de aftrek terecht is geweigerd. Ter zitting heeft verweerder de stelling dat een verleggingregeling van toepassing is ingetrokken.
5.
Ingevolge artikel 2 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) in samenhang met artikel 15, eerste lid, onder a, van de Wet kan de ondernemer de omzetbelasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur in aftrek brengen.
6.
De verplichte vermeldingen op de facturen zijn neergelegd in artikel 35a van de Wet.
7.
Uit het verweerschrift blijkt dat een derdenonderzoek bij de leverancier heeft plaats gevonden. De leverancier heeft verklaard niet meer te beschikken over afschriften van de twee facturen waarvan eiser kopieën heeft overgelegd. Verweerder heeft bij dat derdenonderzoek wel vastgesteld dat de leveringen met als boekingsdata de op de facturen vermelde data, de op de facturen vermelde bedragen, de naam van eiser en omschrijvingen van de aard en de hoeveelheid van de goederen in het kasboek van de leverancier waren opgenomen.
8.
Gelet op de vermeldingen op de facturen enerzijds en in het kasboek van de leverancier anderzijds staat het naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel dat de leveringen op de op de facturen vermelde data voor de daarop vermelde bedragen aan eiser hebben plaatsgevonden. Dat de facturen niet aan alle daaraan gestelde eisen voldoen is onder die omstandigheid onvoldoende om eiser geen aftrek van voorbelasting te verlenen. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verweerder niet heeft weersproken dat de door eiser met name genoemde medewerker van de belastingdienst heeft aangegeven hoe de facturen moesten worden opgesteld.
9.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard.
10.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 944 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1). Dat in de bezwaarfase is verzocht om vergoeding van de daarmee samenhangende kosten is gesteld noch gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Molenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep