In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, bestaande uit verschillende vennootschappen en een natuurlijke persoon, de Gemeente aangesproken voor schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatige daad. De Gemeente had in 1990 een vergunning geweigerd, wat leidde tot schade voor de varkenshouderij van eisers. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al een deskundige benoemd om de schade te berekenen. De deskundige concludeerde dat de eisers in de schadeperiode op bepaalde locaties winst hadden behaald, maar op andere locaties verlies. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de onrechtmatige daad, maar dat de winst van 1991 niet in mindering kan worden gebracht op het schadebedrag, omdat er over de gehele schadeperiode geen positief bedrijfsresultaat is behaald.
De rechtbank heeft ook de wettelijke rente besproken. De Gemeente voerde aan dat de wettelijke rente pas verschuldigd was na aanmaning, terwijl eisers stelden dat de rente pas opeisbaar was na een uitspraak van de Afdeling. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke rente inderdaad pas verschuldigd was vanaf de dag van de dagvaarding in 2005, omdat er geen aanmaning was geweest. Uiteindelijk heeft de rechtbank de Gemeente veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 302.308,89 aan eisers, alsook de proceskosten gecompenseerd. Dit vonnis is op 31 juli 2013 uitgesproken.