ECLI:NL:RBDHA:2013:9473
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete voor overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de rechtmatigheid van directe inning aan niet-ingezetenen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in een beroep van [A] GmbH tegen een bestuurlijke boete van € 2.200,- opgelegd door de minister van Infrastructuur en Milieu wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv). De eiseres, een Duitse onderneming, kreeg de boete opgelegd na een controle op 9 juni 2012, waarbij werd vastgesteld dat de werking van de tachograaf van een door haar ingezet voertuig was gefrustreerd. De inspecteur van de Inspectie Leefomgeving en Transport heeft de boete direct ter plaatse geïnd, omdat de bestuurder van het voertuig geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boete en stelde dat het direct innen van de boete aan niet-ingezetenen in strijd is met artikel 12 van het EG-Verdrag, dat discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt. De rechtbank oordeelde echter dat het onderscheid dat wordt gemaakt naar ingezetenschap en niet naar nationaliteit, objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank concludeerde dat de boete niet onder de werkingssfeer van het Kaderbesluit 2005/214/JBZ valt, omdat het hier gaat om een zuiver bestuursrechtelijke boete en niet om een strafrechtelijke sanctie.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de aan eiseres opgelegde boete terecht is gehandhaafd, omdat de overtreding van het Atbv voldoende was aangetoond. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat de overtreding als een strafbaar feit had moeten worden aangemerkt, verworpen. De rechtbank concludeerde dat eiseres als werkgever verantwoordelijk is voor de juiste werking van de tachograaf en dat er geen grond is voor het vernietigen van het bestreden besluit. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.