ECLI:NL:RBDHA:2013:9308

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
SGR 12/8032 en SGR 12/8343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking beroepen tegen het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Op 7 februari 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken SGR 12/8032 en SGR 12/8343, waarbij eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde M.J.M. Bergers, het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als verweerder had. De rechtbank oordeelde over een verzoek tot proceskostenveroordeling na intrekking van de beroepen. Eiser had op 13 augustus 2012 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door verweerder op twee verzoeken van 20 mei 2012. De rechtbank splitste het beroep in twee zaken en verweerder heeft uiteindelijk op 15 augustus en 29 oktober 2012 alsnog beslissingen genomen, waarna eiser de beroepen introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank overwoog dat ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de kosten die de indiener van het beroepschrift redelijkerwijs heeft moeten maken, indien de indiener het beroep heeft ingetrokken omdat aan hem is tegemoetgekomen. Verweerder werd in de gelegenheid gesteld om op het verzoek te reageren, maar maakte van deze gelegenheid geen gebruik. De rechtbank achtte het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond en besloot het onderzoek te sluiten.

Bij de vaststelling van de hoogte van de te vergoeden kosten hield de rechtbank rekening met de aard van de zaak, de rechtsbijstandverlener en de waarde per punt. De totale kosten van rechtsbijstand werden vastgesteld op € 118. Daarnaast wees de rechtbank erop dat het door eiser betaalde griffierecht van € 156 door verweerder aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier F.J. Leegstraten.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: SGR 12/8032 en SGR 12/8343
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2013 ingevolge artikel 8:75a in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser,
(gemachtigde: M.J.M. Bergers),
en

het bestuur van Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, juncto artikel 8:75 van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die de indiener van het beroepschrift in verband met de behandeling daarvan redelijkerwijs heeft moeten maken, indien de indiener het beroep heeft ingetrokken omdat geheel of gedeeltelijk aan hem is tegemoetgekomen en hij bij intrekking om veroordeling in de kosten heeft verzocht.
2.
Op grond van artikel 8:75a, tweede lid, in samenhang met artikel 8:73a, tweede en derde lid, van de Awb zijn, behoudens de gevallen waarin het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, de afdelingen 8.2.4 en 8.2.5 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
3.
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb  welk artikel is opgenomen in afdeling 8.2.4  kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting daarvan niet nodig is, omdat:
a zij kennelijk onbevoegd is;
b het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is;
c het beroep kennelijk ongegrond is;
d het beroep kennelijk gegrond is.
4.
Op 13 augustus 2012 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing van verweerder op een tweetal verzoeken van 20 mei 2012. De rechtbank heeft het beroep vervolgens gesplitst in bovengenoemde zaaknummers.
5.
Bij besluiten van 15 augustus 2012 en 29 oktober 2012 heeft verweerder alsnog een beslissing op de verzoeken genomen.
6.
Hierop heeft eiser de beroepen ingetrokken. Daarbij heeft hij verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
7.
Bij brieven van 4 december 2012 is verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken op dit verzoek te reageren.
8.
Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
9.
De rechtbank acht termen aanwezig het verzoek om een proceskostenveroordeling  in de bewoordingen van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb  kennelijk gegrond te achten. Het onderzoek wordt derhalve gesloten en er bestaat aanleiding het verzoek in te willigen.
10.
Bij de vaststelling van de hoogte van het aan eiser te vergoeden bedrag heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het hier gaat om een zaken van licht gewicht (wegingsfactor 0,25), een door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener ingediend beroepschrift (1 punt) en een waarde per punt van € 472. De te vergoeden kosten van rechtsbijstand bedragen derhalve € 118.
11.
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 156 ingevolge artikel 8:41, vierde lid, van de Awb door verweerder aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 118, welke kosten verweerder aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
F.J. Leegstraten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.