ECLI:NL:RBDHA:2013:9260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
C-09-425187 - HA ZA 12-976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad door de Staat der Nederlanden met betrekking tot inbeslaggenomen geluidsbanden van The Beatles

In deze zaak vorderden eisers, [A] c.s., schadevergoeding van de Staat der Nederlanden wegens onrechtmatige daad. De zaak betreft de inbeslagname van geluidsbanden van The Beatles in 2003, die door de Staat na een Brits rechtshulpverzoek aan Apple Films Limited zijn afgegeven. Eisers stelden dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de banden niet aan hen, maar aan een derde partij af te geven, wat een inbreuk op hun eigendomsrecht zou vormen. De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom de inbeslagname en de daaropvolgende afdracht aan Apple Films uitvoerig behandeld. De rechtbank oordeelde dat de Staat handelde op basis van een rechterlijke beslissing, waardoor de vordering van [A] c.s. niet ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat [A] c.s. niet konden aantonen dat zij de eigendomsrechten op de banden hadden verworven, en dat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun schade te onderbouwen. De vorderingen van [A] c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 17 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/425187 / HA ZA 12-976
Vonnis van 17 juli 2013
in de zaak van

1.[A],

wonende te [woonplaats],
2.
[B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. drs. A.J. Fontijn te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
Partijen zullen hierna [A] c.s. en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juni 2012,
  • de akte inbreng producties (6) aan de zijde van [A] c.s.,
  • de conclusie van antwoord, met 27 producties,
  • het tussenvonnis van 19 december 2012, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 april 2013.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks het jaar 1992 hebben [A] c.s. in Engeland anders dan om niet banden met geluidsopnamen van The Beatles gekocht van [X]. De geluidsopnamen zijn gemaakt in januari 1969 in de Savile Row en Twickenham studio’s te Londen ten behoeve van de in mei 1970 uitgebrachte film “Let it Be”.
2.2.
Naar aanleiding van een Brits rechtshulpverzoek van 23 december 2002 heeft op 10 januari 2003 een doorzoeking plaatsgevonden in het woonhuis aan de [adres] te [woonplaats]. Bij die doorzoeking zijn 571 banden met geluidsopnamen van de The Beatles in beslag genomen.
2.3.
Bij beschikking van 29 april 2003 heeft de rechtbank Amsterdam aan de officier van justitie op de voet van artikel 552p, tweede lid, Sv verlof verleend om de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verzoekende Britse autoriteiten te verstrekken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de personen [X], [Y] en [Z], met bevel de stukken terug te zenden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt. Het daartegen door [A] c.s. ingestelde cassatieberoep is bij beschikking van 25 november 2003 door de Hoge Raad verworpen.
2.4.
Bij brief van 22 juli 2005 heeft het Openbaar Ministerie [A] c.s. laten weten voornemens te zijn de inbeslaggenomen banden terug te geven aan Apple Films Limited (hierna: Apple Films), een buitenlandse vennootschap naar Engels recht die in eigendom is van (de erfgenamen van) leden van The Beatles.
2.5.
Op 14 en 17 juli 2006 heeft de Crown Court Southwark vonnis gewezen in de strafzaak tegen [X] en [Y]. [X] is op grond van heling voor de duur van twee jaar onder toezicht gesteld. [Y] is ook op grond van heling veroordeeld tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. In de strafzaak tegen [X] heeft de rechter onder meer het volgende overwogen:
“(p.4) the jury was asked to determine, whether, as a matter of fact, there had been handling, without passing a verdict as to whether Mr [X] was dishonest, or whether he knew that the tapes and the passport [van: [P]; toevoeging rechtbank] were stolen. The jury returned determinations on both of the counts. As to the passport, unanimously; and as to the Nagra tapes, by a majority (…).
(p.6) It is plain to me that Mr [X] was the driving force behind both these transactions. He exhibited, as I have described, a very keen understanding of the worth of the passport and the tapes, of the market for them, and of the way in which they could be disposed of. The jury, by its determination, has found that the passport and the tapes were stolen. The passport was stolen by Mr [Q], who died, but was cautioned for his theft. The tapes were removed at some stage between 1969 and 1973, but there is no determination as to who did that, except that the jury found that they were indeed stolen; they belonged to Apple. Fortunately, Apple Films have got the tapes back, although, it seems to me, the damage had been done, since the two Dutchmen engaged in the transaction with the tapes had apparently, as the documents appeared to me, and without me making a specific finding, been used by them to create illicit vinyl and other recorded forms.”
2.6.
De in Nederland ingestelde strafzaken tegen [A] c.s. zijn bij sepotbeslissing van 6 januari 2007 geseponeerd. Als reden voor het sepot is opgenomen dat de benadeelden voldoende schadeloos zijn gesteld.
2.7.
Bij klaagschriften van 9 februari 2007 hebben [A] c.s. op de voet van art. 552a Sv. verzocht om teruggave aan hen van de op 10 januari 2003 inbeslaggenomen banden met geluidsopnamen.
2.8.
Daarop heeft Apple Films op 2 mei 2007 eveneens een klaagschrift ex art. 552a Sv. ingediend en verzocht om teruggave aan haar van de banden met geluidsopnamen.
2.9.
Bij beschikkingen van 24 mei 2007 heeft de rechtbank Amsterdam het beklag van [A] c.s. ongegrond verklaard. Het beklag van Apple Films heeft de rechtbank gegrond geacht. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen:
“Gelet op de stukken in het dossier, waaronder voornoemd Engels vonnis van 14 juli 2006, gaat de rechtbank er in het kader van deze procedure er van uit dat de inbeslaggenomen geluidsbanden afkomstig zijn diefstal. Het enkele feit dat in een veilingcatalogus staat vermeld dat de aanbieder stelt dat de goederen zijn verkregen middels schenking, vormt geen bewijs dat de goederen ook daadwerkelijk aan de aanbieder zijn geschonken.
De rechtbank overweegt dat [B] en [A] de geluidsbanden niet hebben gekocht van een persoon die van het verhandelen aan het publiek van soortgelijke zaken, anders dan als veilinghouder, zijn bedrijf maakt in een daartoe bestemde bedrijfsruimte. Daarom worden [B] en [A] – gelet op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek – in beginsel niet beschermd tegen revindicatie door de oorspronkelijke eigenaar, dan wel degene die in zijn rechten is getreden.”
2.10.
Bij beslissing van 25 juni 2007 heeft de officier van justitie op de voet van art. 116, lid 4, Sv Apple Films als bewaarder van de banden aangewezen. Bij brief van 26 juni 2007 heeft de officier van justitie de Britse politie in Londen verzocht om de banden over te dragen aan Apple Films.
2.11.
[A] c.s. hebben tegen de beschikkingen van de rechtbank cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. Deze heeft bij beschikkingen van 20 januari 2009 de beroepen gegrond geoordeeld, de beschikkingen vernietigd en de zaken verwezen naar het gerechtshof Amsterdam. Kern van de beslissing van de Hoge Raad was dat door tijdsverloop de revindicatiemogelijkheid voor de oorspronkelijk eigenaar op de voet van art. 3:86 lid 3 BW was vervallen, zodat voor de vraag of [A] c.s. redelijkerwijs als rechthebbende konden worden beschouwd getoetst diende te worden aan de criteria van art. 3:86 lid 1: zijn de banden anders dan om niet en te goeder trouw verkregen.
2.12.
Bij beschikking van 17 februari 2010 heeft het hof Amsterdam geoordeeld dat [A] c.s. de geluidsbanden niet te goeder trouw en van een beschikkingsonbevoegde hebben verkregen. Het hof overweegt daartoe het volgende:
“Het hof acht onder verwijzing naar het vonnis van de Engelse rechter van 14 juli 2006, waarbij een zekere [X] is veroordeeld, voldoende aannemelijk dat de onder klager in beslag genomen geluidsbanden afkomstig zijn van diefstal dan wel verduistering. Het is deze [X] geweest die naar zeggen van klager hem heeft benaderd met de mededeling dat hij geluidsbanden te koop had en dat hij die banden van John Lennon had gekregen. Klager heeft tegenover de politie verklaard dat hij spoedig na de aankoop van de banden begon te twijfelen aan de echtheid daarvan. Desondanks heeft hij van diezelfde [X] nadien nog een partij banden gekocht.
Het hof is van oordeel dat klager in de gegeven omstandigheden niet zonder nader onderzoek met deze [X] zaken had mogen doen. De enkele mededeling van [X] dat hij de banden van John Lennon had gekregen en het feit dat klager naar eigen zeggen een kerstkaart van Apple (de produktiemaatschappij van The Beatles) in zijn bezit had met daarop de naam [X] is in dit verband onvoldoende om te mogen aannemen dat het ging om een bona fide verkoper.”
2.13.
In het nadien door [A] c.s. ingestelde cassatieberoep zijn zij niet-ontvankelijk verklaard (Hoge Raad 6 september 2011, LJN BQ8216), omdat ten tijde van de behandeling van en de beslissing op het klaagschrift door het hof het beslag, als gevolg van de onherroepelijk geworden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2007 op het door Apple Films ingediende klaagschrift waarbij het beklag gegrond is verklaard en de teruggave aan Apple Films is gelast, het beslag reeds was beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[A] c.s. vorderen – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld waardoor hij verplicht is de door hen geleden schade te vergoeden;
veroordeling van de Staat tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 650.000,-, althans een – rekening houdend met het feit dat Apple Films de waarde van de banden heeft bepaald op ruim € 620.000,- – in goede justitie te bepalen bedrag, met dien verstande dat door betaling van de Staat aan de één, hij bevrijd zal zijn van betaling aan de ander;
één en ander te vermeerderen met de sinds de inbeslagneming opgekomen wettelijke rente en de kosten van rechtsbijstand, voorlopig begroot op € 50.000,-; en
met veroordeling van de Staat in de proceskosen.
3.2.
[A] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat de Staat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door in strijd met hun eigendomsrecht de geluidsbanden aan Apple af te dragen. Zij stellen hun schade gelijk aan het waardeverlies van de banden.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
De Staat heeft primair betoogd dat [A] c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat niet zij, maar de vennootschap Silverlux Music S.à.r.l. te Luxemburg (hierna: Silverlux) de geluidsbanden destijds heeft gekocht. De Staat wijst op de verklaring van [B] tijdens het verhoor van 11 januari 2003 waarin hij stelt dat de banden zijn betaald met vermogen uit Silverlux en dit bedrijf dus de eigenares is van de banden. De Staat betoogt dat [A] c.s. als aandeelhouders niet een eigen vorderingsrecht op hem hebben voor onrechtmatig handelen jegens Silverlux. Volgens de stellingen van [A] c.s. is Silverlux in 2003 ontbonden en hebben [A] c.s. de goederen (geluidsbanden) uit de vennootschap meegenomen. In elk geval hebben zij vanaf 2003 de banden feitelijk in bezit en moeten zij om die reden als bezitter-eigenaar worden beschouwd.
4.2.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Artikel 3:303 BW bepaalt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. Noodzakelijk is derhalve dat de partij die een rechtsvordering instelt daarbij voldoende belang heeft. Ontbreekt dit belang dan moet deze partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank overweegt dat indien juist is hetgeen de Staat stelt en [A] c.s. betwisten dat de geluidsbanden tot het vermogen van Silverlux behoren, [A] c.s. in privé niet een rechtsvordering uit onrechtmatige daad kunnen instellen tegen de Staat wegens het toebrengen van schade aan de vennootschap. Dat geldt temeer nu door [A] c.s. ook niet gesteld is dat de Staat jegens hen als aandeelhouder van Silverlux persoonlijk een specifieke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden waardoor zij rechtstreeks schade hebben geleden, zodat ook daarin geen grondslag gevonden kan worden voor hun rechtsvordering.
4.3.
Om de vraag naar de ontvankelijkheid van [A] c.s. bevestigend te kunnen beantwoorden, moet derhalve vast komen te staan dat [A] c.s. in hun verhouding tot Silverlux als rechthebbende kunnen worden aangemerkt. Het betoog van [A] c.s. dat het aan de Staat is om te bewijzen dat Silverlux en niet zij als rechthebbende op de banden is te beschouwen wordt verworpen. Nu het [A] c.s. zijn die schadevergoeding vorderen omdat volgens hen de Staat in strijd met hun eigendomsrechten de geluidsbanden aan Apple Films heeft overgedragen, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op hen de bewijslast van deze door hen gestelde feiten en rechten. De rechtbank zal echter het ter zake door [A] c.s. gedane bewijsaanbod passeren, gelet op het navolgende.
Onrechtmatige daad
Rol en betekenis van de art. 552a Sv-procedures
4.4.
Bij de beoordeling van de vraag of de Staat door afdracht van de geluidsbanden aan Apple Films onrechtmatig jegens [A] c.s. heeft gehandeld, neemt de rechtbank in aanmerking dat de afdracht van de geluidsbanden aan Apple Films door de Staat berust op de (onherroepelijk geworden) beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2007, waarin het beklag van Apple Films gegrond is verklaard en de teruggave aan Apple Films is gelast. De beslissing van de rechtbank is de uitkomst van een door Apple Films ingediend klaagschrift op de voet van artikel 552a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). [1] [A] c.s. zijn in deze procedure als belanghebbenden gehoord. Apple Films heeft tegen de beschikking cassatieberoep ingesteld, maar later ingetrokken, waarna de beschikking onherroepelijk is geworden. Voor [A] c.s. stond tegen de op het klaagschrift van Apple Films gewezen beschikking geen cassatieberoep open. [2] [A] c.s. zijn voorts in de door henzelf aanhangig gemaakte art. 552a Sv-procedures niet-ontvankelijk verklaard, omdat door de op het klaagschrift van Apple Films gewezen beschikking het beslag was beëindigd.
4.5.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de procedure ex art. 552a Sv niet een beslissing over ieders civiele rechten inhoudt. [3] In de woorden van AG Langemeijer in zijn conclusie voor het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2009, LJN BI7132:
“Een beslissing op grond van art. 552a Sv houdt niet een vaststelling in rechte in, wie de eigenaar van het voorwerp is of wie anderszins burgerlijke rechten op het voorwerp heeft. Een beslissing op grond van art. 552a Sv behelst een oordeel over de verblijfplaats van het inbeslaggenomen voorwerp: in wiens handen wordt het voorwerp gesteld of gelaten?”
4.6.
Op grond van deze omstandigheden zal een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad jegens de Staat wegens onjuiste afdracht niet snel slagen. In de regel zal immers moeten worden uitgegaan van de juistheid van de gegeven rechterlijke beslissing in de art. 552aSv-procedure en daarmee van de bevoegdheid om de voorwerpen af te dragen. De mogelijkheid om de art. 552aSv-procedure te doorlopen, kan om die reden tot niet-ontvankelijkheid bij de burgerlijke rechter leiden. Daarnaast zal van benadeling niet snel sprake zijn, omdat door de afdracht de civiele rechten niet worden aangetast. Wel kan dit ertoe leiden dat de eigenaar kosten moet maken om zijn rechten te handhaven en de voorwerpen weer terug te halen. In onderhavig geval doet zich de bijzondere omstandigheid voor dat [A] c.s. de door henzelf aangespannen art. 552aSv-procedures niet volledig hebben kunnen doorlopen, terwijl voor [A] c.s. tegen de op het klaagschrift van Apple Films gewezen beschikking geen cassatieberoep open stond. Om die reden kan naar het oordeel van de rechtbank de rechterlijke beslissing in de art. 552aSv-procedure niet zonder meer worden tegengeworpen aan [A] c.s. Dat laat onverlet dat in de omstandigheid dat de Staat heeft gehandeld conform een rechterlijke beslissing niet alsnog een rechtvaardiging kan worden gevonden voor zijn handelswijze. Voordat echter wordt toegekomen aan de vraag of sprake is van de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond, dient allereerst vast komen te staan dat sprake is van een inbreuk op een recht, strijd met een wettelijke plicht of een schending van een zorgplicht.
Inbreuk op een recht
4.7.
Voor de vraag of de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door afdracht van de geluidsbanden aan Apple Films moet vast staan dat daarmee inbreuk is gemaakt op de eigendomsrechten van [A] c.s. [A] c.s. moeten derhalve stellen en bewijzen dat zij de eigendomsrechten hebben op de geluidsbanden. Dat betekent voor onderhavige zaak dat – veronderstellenderwijs aannemend dat niet Silverlux, maar [A] c.s. de banden in privé hebben gekocht – vast moet staan dat niet Apple Films de eigendomsrechten heeft, maar dat [A] c.s. de eigendom van de geluidsbanden hebben verworven en – mede met het oog op de waarde en de mogelijkheid van commercieel gebruik – ook van de eventuele auteursrechten op de werken van The Beatles. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [A] c.s. onvoldoende onderbouwd waaruit zou moeten blijken dat zij de eigendom van de banden hebben verworven.
4.8.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. In de art. 552a Sv-procedure hebben zowel Apple Films als [A] c.s. beargumenteerd waarom niet de één, maar de ander als redelijkerwijs rechthebbende van de banden diende te worden beschouwd. Van de zijde van Apple Films is gemotiveerd gesteld dat zij de eigendom op de banden had en dat deze haar zijn ontstolen. Beide feiten worden ondersteund door het strafrechtelijk vonnis van de Engelse rechter. De rechtbank Amsterdam heeft in de op het klaagschrift van Apple Films gewezen beschikking om die redenen geoordeeld dat [A] c.s. hebben verkregen van een beschikkingsonbevoegde. De rechtbank heeft overwogen dat [A] c.s. met het oog op het bepaalde in art. 3:86 lid 3 BW geen bescherming toekomt tegen revindicatie van de bestolen eigenaar. In de op het klaagschrift van [A] c.s. gewezen beschikking van het hof Amsterdam van 9 februari 2007 heeft het hof geoordeeld dat [A] c.s. de geluidsbanden niet te goeder trouw hebben verkregen, hetgeen betekent dat ook volgens het hof (thans in de zin van art. 3:86 lid 1 BW) [A] c.s. niet worden beschermd tegen de verkrijging van een beschikkingsonbevoegde.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat in het licht van voormelde omstandigheden [A] c.s. niet hebben kunnen volstaan met de enkele – op dezelfde argumentatie als in de art. 552a Sv-procedure berustende – betwisting dat zij door de banden van [X] te kopen eigenaar zijn geworden. Dat geldt temeer nu, zoals hiervoor overwogen, de procedure ex art. 552a Sv niet een beslissing over ieders civiele rechten inhoudt en tegelijkertijd uit de beslissing van het hof wel een redelijk vermoeden volgt dat [A] c.s. – naar Nederlands recht – de eigendom niet hebben verkregen. Met het oog op het in de art. 552a Sv-procedures gevoerde debat had het derhalve op de weg van [A] c.s. gelegen om rechtsmaatregelen tegen Apple Films te treffen om alsnog de eigendom vast te stellen en de teruggave van de geluidsbanden van hen te vorderen. [A] c.s. hebben dit echter nagelaten. Daarbij is in de rechtsbetrekking tussen Apple Films en [A] c.s. ook niet vast komen te staan of, naar [A] c.s. betwisten, op de door [A] c.s. gestelde eigendomsoverdracht van [X] aan hen Engels recht van toepassing is (de levering en betaling van de banden vond plaats in Engeland), en/of Luxemburgs recht (de banden zijn na de koop lange tijd daar bewaard en vervolgens naar Nederland gebracht), en/of Nederlands recht. De vraag naar het toepasselijke recht is relevant omdat [A] c.s. hebben verklaard dat in geval van toepassing van Engels recht [A] c.s. niet wordt beschermd tegen revindicatie van de bestolen eigenaar. Dat door afdracht aan Apple Films inbreuk is gemaakt op eigendomsrechten van [A] c.s. is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Schade
4.10.
De omstandigheid dat [A] c.s. geen rechtsmaatregelen tegen Apple Films hebben getroffen, wreekt zich ook op andere wijze. Van schade aan de zijde van [A] c.s. door de afdracht van de Staat is immers geen sprake wanneer als uitgangspunt heeft te gelden dat [A] c.s. niet de eigendomsrechten hebben verkregen op de geluidsbanden. Gesteld echter dat zij wel de eigendom hadden van de banden, dan is (opnieuw) relevant dat art. 552a Sv de civiele rechten van partijen onverlet laat en slechts de verblijfplaats van de voorwerpen aanwijst. Ter voorkoming en beperking van schade hadden [A] c.s. in dat geval rechtsmaatregelen tegen Apple Films kunnen treffen. De schade die alsdan door de afdracht aan Apple Films voor [A] c.s. zou zijn ontstaan, bestaat in dat geval niet zoals [A] c.s. hebben betoogd uit het verlies van (de waarde van) de banden (tenzij deze zijn vernietigd of beschadigd), maar uit de kosten die voor het terughalen van de geluidsbanden hadden moeten worden gemaakt. Dat betekent dat ook wanneer uit wordt gegaan van de stelling van [A] c.s. dat niet Apple Films, maar zij als eigenaar van de banden hebben te gelden, hun vordering afstuit op het feit dat gesteld noch gebleken is dat zij kosten hebben moeten maken voor de teruggave van de banden. Uit de stellingen van [A] c.s. kan derhalve niet worden afgeleid dat of waarom zij onder de gegeven omstandigheden door de afdracht van de Staat van de geluidsbanden aan Apple Films schade hebben geleden.
4.11.
Het vorenstaande leidt derhalve tot de conclusie dat de vorderingen van [A] c.s. moeten worden afgewezen.
4.12.
[A] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
  • griffierecht € 3.621,00
  • salaris advocaat
Totaal €  8.781,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 8.781,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.

Voetnoten

1.Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat nu het beslag door het onherroepelijk worden van de beschikking als geëindigd is beschouwd, ook de aanwijzing van de officier van justitie van Apple Films als bewaarder van de geluidsbanden op de voet van artikel 116 lid 4 Sv is komen te vervallen.
2.Zie Conclusie AG Vellinga, onder 10-14, maar ook onder 15 waarin wordt uiteengezet dat een eventueel cassatieberoep van [A] c.s. tegen de beslissing op het klaagschrift van Apple Films mogelijk – door uitbreiding van art. 552d lid 2 Sv – toch ontvankelijk was verklaard.
3.Zie ook: art. 116, lid 6, Sv.