Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
.
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. H.J.J. Talsma en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte
mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
- het sectierapport van het NFI waaruit volgt dat het slachtoffer door verstikking om het leven is gekomen;
- de verklaring van verdachte waaruit kan worden afgeleid dat hij ten tijde van het overlijden van het slachtoffer samen met haar in de woning aanwezig was;
- de verklaring van [medeverdachte P.] dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij ruzie met het slachtoffer had gehad en dat [medeverdachte P.] in de woning van verdachte het slachtoffer levenloos tegen de muur van de woonkamer zag zitten.
- de politiemutaties geven concrete aanwijzingen voor een conflictueuze relatie tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij er ook aanwijzingen zijn voor geweld door verdachte jegens het slachtoffer;
- verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld wegens geweld tegen ex-vriendinnen;
- verdachte heeft - zoals hierboven overwogen - uitermate berekenend gehandeld door de vader van het slachtoffer met gefingeerde berichten voor te liegen, door aangifte van vermissing te doen, door spullen van het slachtoffer onvindbaar te maken en door haar stoffelijk overschot weg te maken (zie onder feit 2). De rechtbank kan de door verdachte gestelde shock- en paniektoestand waarin hij volgens zijn zeggen na de dood van het slachtoffer verkeerde, hiermee niet rijmen en schuift deze lezing dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
heeftverborgen en weggevoerd en weggemaakt, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.
4.De strafbaarheid van de feiten
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
Rijn-Schiekanaal te gooien. Dit handelen van verdachte heeft ertoe geleid dat de familie en vrienden van het slachtoffer gedurende de vier weken dat het slachtoffer werd vermist, in grote angst en onzekerheid hebben doorgebracht. Het is bovendien niet aan verdachte te danken geweest dat het stoffelijk overschot, dat al in staat van ontbinding was, uiteindelijk is gevonden en geïdentificeerd. Was dit niet gebeurd, dan was de doodsoorzaak waarschijnlijk nooit aan het licht gekomen en waren de nabestaanden mogelijk voor altijd in onzekerheid gebleven over het lot van [slachtoffer].
7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
betalingstermijn - is ontstaan.
directeconfrontatie met de ernstige gevolgen van het gepleegde strafbaar feit. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de benadeelde partij niet zelf heeft waargenomen onder welke omstandigheden zijn dochter dood is aangetroffen.
8.De in beslag genomen goederen
9.De toepasselijke wetsartikelen
10.De beslissing
9 (negen) JAREN;
dat de verdachte ter beschikking wordt gestelden
overheidswege zal worden verpleegd;
[nabestaande] een bedrag van € 4.216,91, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[nabestaande];