ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
C-09-445809 - FA RK 13-4936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.C. Louwinger - Rijk
  • I.M. Talstra - Touwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de kinderalimentatie en beoordeling van noodzakelijke lasten in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de voorlopige kinderalimentatie. De man, die in deze procedure als verzoeker optreedt, heeft verzocht om verlaging van de kinderalimentatie die hij aan de vrouw dient te betalen. Dit verzoek is ingediend op basis van gewijzigde omstandigheden, waarbij de man een beroep doet op de onaanvaardbaarheidstoets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, na de echtscheiding, te maken heeft met extra woonlasten, zowel van de voormalige echtelijke woning als van zijn huidige huurwoning. De rechtbank heeft de draagkracht van de man beoordeeld aan de hand van de nieuwe normen voor kinderalimentatie die sinds 1 april 2013 gelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woonlasten van de man als noodzakelijke lasten moeten worden aangemerkt, en dat deze lasten zijn draagkracht beïnvloeden. De rechtbank heeft de kinderalimentatie herberekend en vastgesteld op € 201,- per maand per kind, met ingang van 1 augustus 2013. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de rechtbank, waarbij de kinderrechter betrokken was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 13-4936
Zaaknummer: C/09/445809
Datum beschikking: 19 juli 2013

Wijziging voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 27 juni 2013 ingekomen verzoek van:

[de man],

de man,
wonende te[woonplaats],
advocaat: mr. E.H. de Milliano - Machielse te Katwijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het faxbericht d.d. 10 juli 2013 met bijlagen van de zijde van de vrouw.
Op 11 juli 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en de vrouw, beiden vergezeld van hun advocaat.

Verzoek en verweer

De man verzoekt wijziging van de beschikking d.d. 20 september 2012 in die zin dat de rechtbank thans een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 136,- per maand per kind vaststelt, met ingang van 27 juni 2013.
De man doet zijn verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking zijn gewijzigd.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 20 september 2012 is bepaald - voor zover hier aan de orde - dat de man aan de vrouw dient te betalen een voorlopige kinderalimentatie van € 318,- per maand per kind, met ingang van 20 september 2012, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend. Deze kinderalimentatie is vastgesteld uitgaande van de normen die tot 1 januari 2013 golden.
  • Bij beschikking van 22 mei 2013 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is onder meer een kinderalimentatie ten laste van de man bepaald van € 295,- per maand per kind. De draagkracht van de man is bepaald aan de hand van de normen die met ingang van 1 april 2013 gelden. Het huidige netto besteedbaar inkomen van de man is bepaald op € 3.090,- per maand en de draagkracht van de man op € 1.061,- per maand, inclusief een fiscaal voordeel van in totaal € 142,-.
  • Partijen hebben drie thans nog minderjarige kinderen.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Aangezien de echtscheidingszaak nog niet in kracht van gewijsde is, is de man ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen.
Beroep op de onaanvaardbaarheidstoets
Met ingang van 1 april 2013 gelden nieuwe normen voor de berekening van kinderalimentatie. Volgens deze normen wordt de draagkracht aan de hand van een formule bepaald waarbij met normbedragen wordt gerekend en aldus wordt geabstraheerd van daadwerkelijke lasten. De alimentatieplichtige wordt geacht binnen een budget van
30% x (NBI- (0,3 NBI + 850)) zijn lasten te kunnen voldoen. Daarbij is het netto besteedbaar inkomen (NBI) de som van het bruto inkomen en de werkelijke inkomsten uit vermogen, verminderd met de belastingen en premies die de alimentatieplichtige daarover verschuldigd is. Volgens de formule bedraagt een reële woonlast 0,3NBI en wordt het bedrag van € 850,- in beginsel voldoende geacht om de overige basislasten mee te voldoen. De alimentatieplichtige wordt geacht 70% van het verschil tussen zijn NBI en de forfaitaire lasten te kunnen besteden aan kinderalimentatie en heeft de mogelijkheid om 30% als zogenaamde eigen vrije ruimte te besteden.
Als het resultaat van de onverkorte toepassing van de normen resulteert in een onaanvaardbare kinderbijdrage, kan de alimentatieplichtige een beroep doen op de onaanvaardbaarheidstoets. Beoordeeld dient dan te worden of sprake is van noodzakelijke lasten of lasten waar de onderhoudsplichtige zich niet van kan bevrijden die op zijn draagkracht drukken, waardoor de kinderalimentatie te hoog uitvalt. Als hiervan sprake is kan het draagkrachtloos inkomen wordt verhoogd met de noodzakelijke lasten en verplichtingen. De onaanvaardbaarheidstoets wordt op verzoek van de alimentatieplichtige gedaan nadat de kinderalimentatie is bepaald conform de normen en na toepassing van de draagkrachtvergelijking en zorgkorting.
De man heeft een beroep gedaan op voormelde toets, nu hij niet alleen de lasten van de voormalige echtelijke woning voldoet, maar hij met ingang van 1 juni 2013 daarnaast lasten heeft van de door hem betrokken huurwoning. De vrouw heeft niet betwist dat de man alle lasten van de echtelijke woning voldoet. Zij heeft met betrekking tot de huurlasten van de man gesteld dat deze lager hadden kunnen en moeten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat woonlasten onder de categorie ‘noodzakelijke lasten’ vallen. Dat de man thans zelfstandige woonruimte heeft betrokken nadat hij op grond van de beslissing van deze rechtbank d.d. 20 september 2012 de echtelijke woning heeft moeten verlaten en hij ruim acht maanden bij zijn moeder heeft ingewoond, acht de rechtbank niet meer dan reëel. Niet kan worden verwacht van de man dat hij geen eigen woonlast heeft.
De man heeft een huurwoning betrokken met een huurprijs van € 790,- per maand.
De vrouw heeft betoogd dat de man goedkopere woonruimte had kunnen huren, zodat de kinderalimentatie niet in het gedrang zou komen. De man heeft gesteld dat hij via een drietal makelaars heeft getracht woonruimte te huren, maar dat hem dat niet is gelukt. Volgens de makelaars waren de vaste lasten van de man, te weten de hypotheeklasten en de kinderalimentatie, te hoog ten opzichte van zijn inkomen, zodat hij niet in aanmerking kwam voor een huurcontract. Volgens de man heeft hij uiteindelijk via een vriend deze woning kunnen betrekken. De rechtbank is, gelet op de uitleg van de man, van oordeel dat de huidige huurlast op zich niet als onredelijk is aan te merken, nu de rechtbank het aannemelijk acht dat de man niet via het reguliere aanbod in aanmerking zou zijn gekomen voor een woning.
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de vrouw dat de huurprijs dient te worden verlaagd nu sprake is van een gemeubileerd appartement. Uitgaande van het door de man overgelegde huurcontract is sprake van een kale huur van € 790,- per maand. Dat de man volgens eigen zeggen feitelijk een gestoffeerd appartement heeft betrokken, laat de rechtbank buiten beschouwing nu de man hiermee herinrichtingskosten voor een ander appartement heeft vermeden.
Bij echtscheidingsbeschikking van 22 mei 2013 is het NBI van de man bepaald op € 3.090,- per maand. Conform de huidige richtlijnen wordt een forfaitaire woonlast van 0,3NBI redelijk geacht, te weten een bedrag van € 927,- per maand. De hypotheeklast van de man bedraagt ongeveer € 400,- aan netto hypotheek, alsmede een premie levensverzekering van € 295,- per maand en het forfait eigenaarslasten van € 95,- per maand. De totale woonlast van de man inclusief huurlasten komt derhalve uit op een bedrag van € 1.580,-. Deze last is € 653,- hoger dan de forfaitaire woonlast van de man. Dit hogere bedrag aan woonlasten overschrijdt de vrije ruimte van de man van € 394,- zodat de man niet in staat is om hogere woonlasten te compenseren met lagere uitgaven op een ander vlak. Deze compensatie van kosten geldt als één van de uitgangspunten van de normen. Nu die mogelijkheid thans echter niet voorhanden is omdat de noodzakelijke woonlasten van de man hoger zijn dan de optelsom van de vrije ruimte en het woonforfait, acht de rechtbank de uitkomst van onverkorte toepassing van de richtlijnen onredelijk.
Anders dan de man zal de rechtbank de kinderalimentatie als gevolg van voormelde onredelijkheid niet wijzigen op grond van de onaanvaardbaarheidstoets, maar reeds op de grond dat tussen partijen vaststaat dat bepaalde extra lasten op de draagkracht van de man drukken.
Verandering van de kinderalimentatie
De rechtbank zal met inachtneming van de totale woonlasten van de man de kinderalimentatie herberekenen. Bij deze herberekening acht de rechtbank het redelijk om rekening te houden met de feitelijke woonlasten in plaats van de forfaitaire woonlast.
Dit leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de navolgende berekeningswijze van de draagkracht van de man: 0,7(NBI- (0,3NBI+ 850+ 653)), zodat de man een draagkracht heeft van € 462,-, te vermeerderen met fiscaal voordeel van € 142,-, te weten in totaal
€ 604,-.
Aangezien de draagkracht van de vrouw volgens de echtscheidingsbeschikking nihil is, zal geen draagkrachtvergelijking worden gemaakt. Gelet op de zorgregeling heeft de rechtbank een zorgkorting van 15% toegepast, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 155,- per maand.
Nu echter de draagkracht van de man onvoldoende is om volledig in de behoefte van de minderjarigen te voldoen, kan de man zijn zorgkorting niet te gelde maken maar dient zijn gehele draagkracht te worden aangewend ten behoeve van de kinderalimentatie.
Met inachtneming van het bovenstaande zal de rechtbank de kinderalimentatie wijzigen en stellen op € 201,- per maand per kind.
Ingangsdatum
De man heeft wijziging van de kinderalimentatie verzocht per 27 juni 2013. De vrouw heeft zich hiertegen verweerd, stellende dat de man thans reeds de kinderbijdrage over de maand juli heeft voldaan en dat zij geen mogelijkheden heeft om een terugbetaling te doen. Voorts stelt zij dat de kinderbijdrage aan de minderjarigen is besteed.
Hoewel de vrouw met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift rekening had kunnen houden met een mogelijke wijziging van de kinderbijdrage, kon zij niet per direct de uitgaven ten behoeve van de minderjarigen wijzigen. Nu zij voorts onweersproken heeft gesteld niet over terugbetalingsmogelijkheden te beschikken, hetgeen niet is betwist, zal de rechtbank in het belang van de minderjarigen bepalen dat de wijziging per 1 augustus 2013 ingaat.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank d.d. 20 september 2012 – :
bepaalt de som welke de man met ingang van 1 augustus 2013 voorlopig zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats], en
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
op € 201,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger - Rijk, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2013.