ECLI:NL:RBDHA:2013:8817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
758678-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en diefstal met geweld in 's-Gravenhage

Op 19 juli 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man, die op 23 juni 2012 in 's-Gravenhage een dodelijke aanval heeft gepleegd op een inwoner. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar voor doodslag en diefstal met geweld. De verdachte heeft het slachtoffer met opzet van het leven beroofd door hem te wurgen en te verwonden met een elektriciteitssnoer. Tijdens de zitting heeft de verdachte geen verklaring afgelegd over zijn psychische toestand, waardoor de rechtbank geen inzicht heeft gekregen in zijn motief of geestelijke gesteldheid ten tijde van het delict. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum konden geen oordeel vellen over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, wat leidde tot de beslissing om geen TBS op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook twee mobiele telefoons heeft gestolen van een vriend van het slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, en de verdachte is verplicht om een bedrag van € 300,00 te betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank [woonplaats]

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758678-12
Datum uitspraak: 19 juli 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank [woonplaats] heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in het[penitentiar centrum].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juli 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, en door verdachte naar voren is gebracht.
Het slachtoffer van feit 2, de heer [slachtoffer 2], heeft door middel van voorlezing van een schriftelijke slachtofferverklaring door de voorzitter, gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk (en met
voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg),
- botsend geweld toegepast op het hoofd en/of de hals en/of de mondregio van
die [slachtoffer 1]en/of
- ( met behulp van kabels en/of tape) omsnoerend geweld toegepast op de hals
en/of de mondregio van die [slachtoffer 1]
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]is overleden;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans één mobiele
telefoon(s), te weten: een grijze nokia 8230i en/of een zwarte nokia 8230i, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het vastpakken van het t-shirt van die [slachtoffer 2] en/of
(vervolgens) het tegen zijn, verdachtes, keel duwen van dat t-shirt waardoor
die [slachtoffer 2] geen adem kreeg;
3.
hij op of omstreeks 23 juni 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk:
Samsung) en/of een of meerdere kledingstuk(ken) en/of een horloge, een lampje en/of een portje crème en/of een witte boodschappentas, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie met betrekking tot feit 3.

De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard met betrekking tot feit 3. Het vervolgen van zijn cliënt voor dat feit dient, bezien in het licht van het onder 1 ten laste gelegde, geen enkel doel, zodat het openbaar ministerie het opportuniteitsbeginsel heeft geschonden, zo stelt de raadsman.
Het in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in, dat het openbaar ministerie bevoegd is af te wegen of redenen bestaan om af te zien van vervolging op gronden, ontleend aan het algemeen belang. De wijze waarop - in geval van vervolging - die belangenafweging heeft plaatsgevonden, staat niet ter beoordeling van de rechter. Dit is slechts anders indien de vervolging in strijd is met wettelijke en verdragsrechtelijke voorschriften en/of de beginselen van een goede procesorde. In dat geval kan het recht tot strafvervolging vervallen zijn en zal de rechter om die reden de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie (kunnen) uitspreken.
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat sprake is van een zodanige strijd met een goede procesorde dat het recht tot strafvervolging is komen te vervallen. Evenmin is gebleken dat in strijd met wettelijke of verdragsrechtelijke voorschriften is gehandeld.
Gelet hierop is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 23 juni 2012 omstreeks 02:00 uur werd er aangebeld bij [buurvrouw], woonachtig op de [adres 1] in [adres 1]. Haar vriend deed de voordeur open en zag een man voor de deur staan die zei: “Buurman wil je de politie voor mij bellen. Er is ruzie geweest. Ze hebben mijn vriend doodgemaakt”. [buurvrouw] belde hierop met de meldkamer van de politie. Toen agenten bij de woning op de [adres 2] aankwamen, troffen zij een man aan die was overleden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gedood. Zij heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde moord. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte de onder 1 impliciet subsidiair (doodslag), 2 en 3 (respectievelijk diefstal met geweld en diefstal) ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat in ieder geval geen sprake is van moord nu het bestandsdeel ‘voorbedachte rade’ niet bewezen kan worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat verdachte planmatig te werk is gegaan.
De verdediging heeft tevens aangevoerd dat de feiten 2 en 3 niet bewezen kunnen worden verklaard in verband met de unus testis regel. Voor feit 2 is er slechts de verklaring van aangever [slachtoffer 2] die voor het bewijs kan dienen. Er is geen enkel ondersteunend bewijs. De goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen met betrekking tot feit 3 zijn niet zonder meer herleidbaar naar het slachtoffer want de goederen zijn daar niet specifiek genoeg voor.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Op 23 juni 2012 omstreeks 02.05 uur troffen verbalisanten een lichaam aan in de slaapkamer van de woning aan de [adres 2] in [adres 2]. Het betrof een man die op zijn zij lag in de foetushouding. De man had geen hartslag meer. [2] Nader onderzoek wees uit dat om de hals, de polsen en de bovenbenen van het slachtoffer een elektriciteitssnoer was gewikkeld. Daarnaast was om de hals en de mond van het slachtoffer zwart tape aangetroffen. [3]
Bij sectie op het lichaam zijn diverse letsels vastgesteld, waaronder uitwendig letsel in het gelaat en aan de behaarde hoofdhuid, de mondregio en de nek/hals. In relatie met deze verwondingen is inwendig letsel aan de schedel en hersenen en in de hals/nek geconstateerd. Geconcludeerd wordt dat het intreden van de dood goed kan worden verklaard door hersenfunctiestoornissen ten gevolge van inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd, verstikking door omsnoerend/botsend geweld op de hals en door belemmering van de luchtwegen door omsnoerend/botsend geweld op de mondregio, elk op zich dan wel in combinatie. [4]
Uit camerabeelden van beveiligingscamera’s van station Hollands Spoor is gebleken dat, naar later blijkt, verdachte op 23 juni 2012 samen met het slachtoffer uit tram 12 stapt. Ze lopen hand in hand op het perron. Vervolgens stappen het slachtoffer en verdachte om 00:13:03 uur in tram 9 met eindbestemming Zwarte Pad. [5]
Op camerabeelden van Q-park is vervolgens te zien dat het slachtoffer en verdachte omstreeks 00:20 uur op de [adres 4] lopen in de richting van de [adres 3]. Kort daarop lopen het slachtoffer en verdachte de hoek om naar de [adres 3]. Daar verdwijnen zij uit beeld. Om 01:41:56 uur is een persoon op diezelfde hoek weer te zien komend vanuit de [adres 3] en lopend in de richting van de Wagenstraat. Hij draagt dan een witte boodschappentas in zijn linkerhand. [6]
Verdachte heeft op 5 juli 2012 bij de politie [7] en op de terechtzitting van 5 juli 2013 verklaard dat hij laatstgenoemde persoon is. Hij heeft echter ontkend in de woning van het slachtoffer te zijn geweest en het slachtoffer om het leven te hebben gebracht. Hij kan zich in het geheel niet herinneren wat er is gebeurd nadat hij met het slachtoffer de hoek om is gegaan de [adres 3] in. [8]
Uit forensisch onderzoek is onder meer gebleken dat op de deurpost van de woning van het slachtoffer en op een vuilniszak in de slaapkamer waar het slachtoffer is gevonden, een vingerafdruk is aangetroffen van verdachte. [9] Tevens is in een bemonstering bij het linkeroog en op het voorhoofd van het slachtoffer celmateriaal aangetroffen dat volgens DNA-onderzoek overeenkomt (matchkans 1 op 1 miljard) met het DNA van verdachte. [10]
In een plastic tas die op de vloer van de hal van de woning van het slachtoffer is aangetroffen, zat voorts onder meer een afgerold condoom. Daarop is aan beide zijden sperma en speeksel/feces aangetroffen. Het bemonsterde materiaal komt aan één zijde overeen (matchkans 1 op 1 miljard) met het DNA van verdachte. Het materiaal op de andere zijde komt overeen met het DNA van het slachtoffer en dat van verdachte (matchkans 1 op 1 miljard). [11]
Ook op de elektriciteitssnoeren die om het slachtoffer gewikkeld waren is DNA aangetroffen dat overeenkomt (matchkans 1 op 610 miljoen) met het DNA van verdachte. [12] Daarnaast is er een DNA-match (matchkans 1 op 1 miljard) met aangetroffen biologische sporen op het stuk tape dat op in nek van het slachtoffer was geplakt en het DNA van verdachte. [13] Ditzelfde geldt voor het biologisch spoor dat op een taperol die in bovengenoemde plastic tas in de hal van de woning is gevonden. [14] Uit forensisch onderzoek is voorts gebleken dat de stukken tape uit de nek en van de mond van het slachtoffer, alsmede een stuk tape van de vloer naast het hoofd van het slachtoffer, aan de hand van globaal overeenkomende complementaire vormen zijn samen te stellen tot één geheel. Het NFI heeft verder geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het stuk tape dat rond de nek van het slachtoffer zat oorspronkelijk één geheel heeft gevormd met de rol tape, dan dat het geen geheel heeft gevormd of afkomstig is van een andere rol tape. [15]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij die nacht een confrontatie heeft gehad met een man in de woning van het slachtoffer, waarna de getuige naar buiten is gegaan. Vervolgens heeft hij gezien dat diezelfde man op een gegeven moment naar buiten is gekomen met een witte Plus boodschappentas in zijn hand en snel is weggelopen. [16] Dit sluit aan op de hiervoor vermelde camerabeelden waarop verdachte te zien is, de hoek om komend vanuit de [adres 3] en lopend in de richting van de Wagenstraat, met een witte plastic tas in zijn hand. Noch verdachte noch het slachtoffer hadden een dergelijke tas in hun handen op het moment dat verdachte met het slachtoffer de [adres 3] inliep.
Gelet op de plaatsen in de woning en op en bij het slachtoffer waar de tot verdachte te herleiden (biologische) sporen zijn aangetroffen, het feit dat verdachte na circa één uur en twintig minuten nadat hij met het slachtoffer uit het beeld van de camera verdwijnt, opnieuw op camerabeelden wordt gesignaleerd met een witte tas in zijn handen en het gebrek aan enige verklaring van verdachte hoe zijn (biologische) sporen in de woning en op het slachtoffer terecht zijn gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte op 23 juni 2012 in de woning van het slachtoffer is geweest en het slachtoffer daar om het leven heeft gebracht.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord, nu niet kan worden vastgesteld dat daarbij bij verdachte sprake is geweest van voorbedachte raad.
De rechtbank acht daarom de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3
[slachtoffer 2], huisgenoot van het slachtoffer, heeft bij de politie verklaard op 23 juni 2012 omstreeks 01:00 uur naar de woning aan de[adres 1] te zijn gegaan. Toen hij binnenkwam, hoorde hij stemmen. Hij heeft zijn twee mobiele telefoons op de bank gelegd. Omdat hij het niet vertrouwde heeft hij zich in de woonkamer achter een droogrek verstopt. Hij hoorde dat iemand in de gang tassen openmaakte. Hij zag vervolgens iemand de woonkamer inkomen die de twee telefoons van de bank pakte en in zijn zak stopte. [slachtoffer 2] is daarop naar de buitendeur gerend. De man kwam achter hem aan. Gelet op hetgeen hierboven onder feit 1 is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze man is geweest.
[slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat hij is gestopt op de galerij en toen zijn telefoons heeft teruggevraagd. Verdachte reageerde agressief, pakte [slachtoffer 2] met twee handen bij de borst aan zijn t-shirt en duwde hem tegen de muur. Hierbij is zijn
t-shirt gescheurd bij de hals. [slachtoffer 2] had het gevoel te stikken. Hij heeft zich los weten te rukken en is vervolgens naar beneden gerend. Na ongeveer vijf minuten is verdachte naar buiten gekomen met een witte Plus boodschappen tas in zijn hand en is snel weggelopen. Op een gegeven moment komen er twee mensen aanlopen die het appartementencomplex ingaan. [slachtoffer 2] is met hen meegelopen en teruggegaan naar de woning. [17]
Zijn verklaring staat niet op zichzelf maar wordt op onderdelen ondersteund door andere verklaringen. Zo heeft getuige [buurvrouw] verklaard dat zij een schermutseling op de galerij heeft gehoord. Dit was ongeveer 15 minuten voordat [slachtoffer 2] bij haar aanbelde en vroeg of zij de politie wilde bellen. Toen [slachtoffer 2] aanbelde heeft haar vriend de deur opengedaan. Zij is naar de voordeur gelopen en zag een man voor de deur staan met een gescheurd t-shirt. [18] Voorts hebben twee verbalisanten toen zij rond 01.55 uur langs de woning van het slachtoffer fietsten, voor de centrale toegangsdeur een man zien staan met een scheur in zijn T-shirt. Nadat zij een melding hadden gekregen zijn zij omstreeks 02.05 uur teruggegaan naar de woning, waar zij dezelfde man op de galerij nabij de woning van het slachtoffer hebben aangetroffen. [19]
Getuige [getuige] heeft verder verklaard omstreeks 01:30 uur met zijn vriendin naar de McDonalds te zijn gegaan en ongeveer een kwartier later weer terug te zijn gekomen bij zijn woning op de [adres 3]. Hij zag bij het portiek een man staan die aanbelde. Hij dacht dat de man een buurman was en heeft hem binnengelaten. [20]
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de twee telefoons van [slachtoffer 2] niet meer zijn aangetroffen in de woning en verder zijn bij de doorzoeking van de boot waarop verdachte verbleef, enkele goederen aangetroffen [21] die door [slachtoffer 2] zijn herkend als goederen die uit de woning van het slachtoffer komen. Hij heeft in dit verband een lampje (foto 7) en een roze trainingspak (foto’s 43, 44, 45, 53 en 54) herkend. [22]
De rechtbank acht het roze trainingpak en het lampje voldoende individualiseerbaar en hecht daarom waarde aan voormelde herkenning door [slachtoffer 2]. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze goederen uit de woning van het slachtoffer afkomstig zijn. Dit geld ook voor de witte Plus tas, nu verdachte deze, zoals hiervoor al vastgesteld, bij aankomst op de[adres 1] niet bij zich had en later bij het verlaten van die straat wel bij zich droeg. De rechtbank zal verdachte van de overige in de tenlastelegging van feit 3 opgenomen goederen vrijspreken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte twee telefoons heeft gestolen van [slachtoffer 2] en dat die diefstal is gevolgd van geweld om het bezit daarvan te verzekeren. Daarnaast heeft verdachte een trainingspak, een lampje en een tas gestolen van [slachtoffer 1].
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 23 juni 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet,
- botsend geweld toegepast op het hoofd en de hals en de mondregio van
die [slachtoffer 1]en
- ( met behulp van kabels en tape) omsnoerend geweld toegepast op de hals
en de mondregio van die [slachtoffer 1]
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]is overleden;
2.
op 23 juni 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele
telefoons, te weten: een grijze nokia 8230i en een zwarte nokia 8230i,
toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het vastpakken van het t-shirt van die [slachtoffer 2] waardoor die [slachtoffer 2] geen adem kreeg;
3.
op 23 juni 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kledingstuk en een lampje en een witte boodschappentas, toebehorende aan [slachtoffer 1].

5.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is geobserveerd in het Pieter Baancentrum (hierna PBC). Uit de rapportage die naar aanleiding daarvan is opgesteld – welke hierna nog uitgebreid aan de orde zal komen – blijkt dat de deskundigen geen oordeel hebben kunnen geven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Gelet hierop en nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, dient de rechtbank ervan uit te gaan dat door verdachte gepleegde doodslag hem volledig moet worden toegerekend.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 8 jaar wordt opgelegd met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er in deze zaak geen ruimte is voor het opleggen van TBS. In het rapport van het PBC hebben de deskundigen geen verband kunnen vaststellen tussen de stoornis en de ten laste gelegde feiten. Hoewel dit wettelijk gezien niet is vereist, heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 19 februari 2103 (LJN: BX9407) bepaald dat het relevant kan zijn om te kijken naar de aannemelijkheid van enig verband tussen de stoornis en het delict.
Een tweede aspect dat het opleggen van TBS onmogelijk maakt, aldus de verdediging, is dat verdachte ongewenst vreemdeling is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] op zeer gewelddadige wijze van het leven beroofd. Verdachte heeft door zijn handelen het meest fundamentele recht van het slachtoffer, het recht om te leven, aan hem ontnomen. Daarna heeft verdachte niet alleen goederen van het slachtoffer gestolen maar ook de huisgenoot van het slachtoffer bestolen en daarbij geweld niet geschuwd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar nog nooit voor geweldsdelicten.
In het PBC is verdachte onderzocht door een multidisciplinair team waarvan S. Vermunt, psychiater in opleiding, onder supervisie van F.R. Kruisdijk, psychiater en C.T.H.M. Salet, psycholoog deel uit maakten. Deze deskundigen hebben op 8 mei 2013 een rapportage over verdachte opgesteld. Uit het rapport blijkt dat verdachte op beperkte wijze heeft meegewerkt aan het onderzoek. De deskundigen concluderen dat bij verdachte een langdurig patroon van ernstige gedragsstoornissen naar voren komt waarbij wisselend (rand)psychotische fenomenen aanwezig zijn. Vastgesteld is dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en theatrale trekken. Tevens kan een ziekelijke stoornis in de vorm van afhankelijkheid van een sedativum/anxiolyticum worden vastgesteld. Naast deze met zekerheid vast te stellen diagnoses, blijft een deel van het gedrag van verdachte niet eenduidig te plaatsen. Een aantal cognitieve functies zijn verstoord en er zijn (rand)psychotische fenomenen. Het is niet mogelijk te onderscheiden of deze problemen passen bij zijn persoonlijkheidsproblematiek, medicatie- en/of drugsafhankelijkheid, een psychotische stoornis, verminderde intellectuele vermogens, een cognitieve stoornis of onderdeel zijn van verdachte ‘s procespositie, geaggraveerd of gesimuleerd worden of samenhangen met een cultuurbarrière.
Niet vastgesteld kan worden, aldus de deskundigen, of de afhankelijkheid van een sedativum/hypnoticum ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was, hoewel het onwaarschijnlijk is dat dit niet het geval was. Het onderzoekend team kan geen nadere diagnostische uitspraken doen over aanwezigheid van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling ten tijde van het ten laste gelegde, buiten dat, gezien het langdurig bestaande patroon, de voornoemde persoonlijkheidsstoornis wel aanwezig was. Door de ontkenning van verdachte heeft het onderzoekend team geen beeld kunnen krijgen van verdachte’s gedragskeuzes, gedragingen, emoties en gedachten ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ook is een verband met de hierboven beschreven diagnoses niet te maken, temeer vanwege de verschillende differentiaal diagnostische overwegingen die nog bestaan. Als gevolg hiervan kunnen de deskundigen geen oordeel geven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het recidiverisico en de aangewezen straf en/of maatregel.
Op de terechtzitting van 5 juli 2013 zijn genoemde drie deskundigen van het PBC gehoord en hebben zij het rapport toegelicht. Zij hebben verklaard geen uitspraken te kunnen doen over het risico op recidive en over eventuele andere stoornissen dan die in het rapport zijn genoemd, omdat onduidelijk is of verdachte bepaalde symptomen simuleert of erger maakt. Er zal dus eerst verder gediagnosticeerd moeten worden voordat de deskundigen een uitspraak zouden kunnen doen met betrekking tot een stoornis en een eventuele behandeling daarvoor. Dit is echter problematisch, omdat verdachte niet goed meewerkt en met name omdat hij geheel zwijgt over wat is voorgevallen in de woning. Daarom is er geen motief vast te stellen, hetgeen vanuit gedragskundig oogpunt essentieel is voor de deskundigen om de aanwezigheid van een stoornis ten tijde van het delict en het recidiverisico te kunnen bepalen.
Omdat verdachte daarover ook ter zitting niets heeft verklaard, heeft de rechtbank geen enkel inzicht gekregen in de aanleiding voor het delict en de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van het plegen daarvan. Daarom kan niet geoordeeld worden dat de bij verdachte (in ieder geval) geconstateerde persoonlijkheidsstoornis en middelenafhankelijkheid op enige wijze in verband kan worden gebracht met het delict. Evenmin is duidelijk geworden in welke mate en onder welke omstandigheden de kans op herhaling op een ernstig geweldsdelict aanwezig is. Noch is duidelijk geworden of, en zo ja, op welke wijze, deze kans zou kunnen worden verminderd. Dat maakt dat TBS niet kan worden opgelegd. Nu wel vaststaat dat verdachte in een kort tijdsbestek op zeer gewelddadige wijze een ander van het leven heeft beroofd, rest de rechtbank niets anders dan te kiezen voor maximale bescherming van de maatschappij tegen deze verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van een grove schending van de rechten van zijn cliënt, omdat niet blijkt dat zijn cliënt voldoende duidelijk is gewezen op de consequenties van zijn toestemming voor DNA afname door een opsporingsambtenaar, nu niet is gebleken dat de tolk het toestemmingsformulier volledig heeft vertaald. Dit alles zou moeten leiden tot strafvermindering, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Uit de getekende formulieren blijkt dat verdachte akkoord is gegaan met DNA afname en dat dit gebeurde door een daarvoor opgeleide opsporingsambtenaar. Uit de verklaring afgelegd door verdachte op 4 juli 2012 blijkt dat verdachte voldoende duidelijk was wat met afname van DNA werd bedoeld. Daarnaast is verdachte nog in de gelegenheid gesteld om eerst zijn advocaat te consulteren alvorens akkoord te gaan met vrijwillige DNA afname. Hiervan heeft hij geen gebruik willen maken. In voormelde verklaring staat voorts dat ”een stukje administratie”, waarvan de rechtbank aanneemt dat het de toestemmingsformulieren betreft, aan de tolk wordt gegeven om te vertalen. De door de raadsman in zijn pleitnota op pagina 2 aangehaald passage is blijkens de ‘V’ die voor de passage staat vermeld, een vraag/opmerking van de verbalisant geweest en niet van de tolk. Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat de verbalisant kort heeft aangeduid wat de toestemming in zou houden en dat de tolk vervolgens de formulieren heeft vertaald. Verdachte heeft daarop gevraagd of hij nu moest ondertekenen en gezegd dat hij dit zou doen zonder ernaar te kijken, omdat hij onschuldig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende blijkt dat verdachte wist waar hij toestemming voor gaf en wat de consequenties van de door hem gegeven toestemming waren.
Gelet op het voren hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden.

8.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 300,00.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 280,00 en
tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. De gepleegde diefstal met geweld kan op zichzelf al traumatisch zijn, maar deze maar deze zal voor de benadeelde partij steeds gekoppeld zijn aan de gewelddadige dood van zijn huisgenoot. De rechtbank zal deze specifieke omstandigheden meewegen bij de beoordeling van de vordering. De vordering is zowel wat betreft de materiële schade in de vorm van de gestolen telefoons (€ 80,00 en € 50,00) en de eigen bijdrage voor psychologische behandeling (€ 20,00) als de immateriële schade (€ 150,00) voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, zodat deze geheel zal worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 juni 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2].

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 16, en 17 genummerde voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende (nabestaanden van [slachtoffer 1]) en dat de onder 2 tot en met 15 en 18 tot en met 21 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 16 en 17 genummerde voorwerpen.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 15 en 18 tot en met 21 genummerde voorwerpen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 57, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

1.doodslag;

2. diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

3.diefstal;

verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], een bedrag van € 300,00 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 (zes) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende (nabestaanden van [slachtoffer 1]) van de op de beslaglijst onder 1, 16 en 17 genummerde voorwerpen, te weten:
  • stk lamp
  • stk Sportkleding Kl: roze Adidas
  • stk Trainingsbroek Kl: roze Adidas;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 15 en 18 tot en met 21 genummerde voorwerpen, te weten:
  • stk Zalf Hema
  • stk Tas H&M plastic
  • stk Pen Kl:blauw balpen
  • stk Apparaat Bus gasvuller
  • div. Cosmetica nepnagels H&M
  • stk Shirt
  • stk Tas Ako en Bijenkorf
  • stk Asbak
  • stk Sportschoenen
  • stk Sportschoenen Nike Airmax
  • stk Mes
  • stk Sportschoenen Kl:zwart Lacoste
  • stk Sportschoenen Kl:zwart/wit Ege
  • stk Mes
  • stk Oorbel
  • stk Ring
  • stk Rugzak Kl:zwart Eastpack
  • stk Koffer Kl: zwart.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs. M.J.J. Visser en N.F.H. van Eijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. van der Does, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2013.
mrs. N.F.H. van Eijk en F.E. van der Does zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2012-132868, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van bevindingen, 0/OPV/AH11.
3.Rapport NFI Forensisch technisch sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een overleden man in de [adres 2] te [woonplaats] op 23 juni 2012, p. 188 (Forensisch dossier).
4.Rapport NFI Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, p. 476 t/m 485 (Forensisch dossier (2).
5.Proces-verbaal van bevindingen, 0/OPV/ AH 187 t/m 192.
6.Proces-verbaal van bevindingen verdachte[verdachte 2], o/OPV/AH 37 t/m 41.
7.2e verhoor verdachte, p. 65 en 66 (Verdachte dossier V/[verdachte 2]).
8.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 5 juli 2013.
9.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, Forensisch dossier p. 41, 44 t/m 47; Proces-verbaal van bevindingen, p. 347 en 348 (forensisch dossier), Proces-verbaal bevindingen 0/OPV/AH 32.
10.sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een overleden man in de [adres 2] te [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 6 september 2012, Forensisch dossier p. 190, 195, 196; Rapport NFI Onderzoek naar Biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 29 augustus 2012, Forensisch dossier p. 305 t/m 321.
11.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, Forensisch dossier p. 50; Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige DNA-onderzoek, Forensisch dossier p. 290; Rapport NFI Onderzoek naar Biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 29 augustus 2012, Forensisch dossier p. 305 t/m 321.
12.Forensisch technisch sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een overleden man in de [adres 2] te [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 6 september 2012, Forensisch dossier p. 188, 189, 196; Rapport NFI Onderzoek naar Biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 29 augustus 2012, Forensisch dossier p. 305 t/m 321.
13.: Forensisch technisch sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een overleden man in de [adres 2] te [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 6 september 2012, Forensisch dossier p. 189 en 197; Rapport NFI Onderzoek naar Biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 10 september 2012, Forensisch dossier p. 323 t/m 330.
14.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, Forensisch dossier p. 50; Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige DNA-onderzoek, Forensisch dossier p. 290; Rapport NFI Onderzoek naar Biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 10 september 2012, Forensisch dossier p. 323 t/m 330.
15.Rapport NFI Onderzoek naar Biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in [woonplaats] op 23 juni 2012, d.d. 29 augustus 2012, Forensisch dossier p. 305 t/m 321.
16.1e verhoor verdachte [slachtoffer 2], 0/OPV/V9 t/m V14; 2e verhoor verdachte [slachtoffer 2], 0/OPV/V33 en V34.
17.1e verhoor verdachte [slachtoffer 2], 0/OPV/V9 t/m V14; 2e verhoor verdachte [slachtoffer 2], 0/OPV/V33 en V34.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [buurvrouw], 0/OPV/G 4 en 5.
19.Proces-verbaal van bevindingen, 0/OPV/AH 9.
20.Proces-verbaal verhoor getuige[getuige], 0/OPV/G 34 en 35.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 409 t/m 412 (Forensisch dossier).
22.3e verhoor verdachte A.[slachtoffer 2], V/[slachtoffer 2]/ 70 (Verdachte Dossier V/ [slachtoffer 2])