ECLI:NL:RBDHA:2013:8800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
817150-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling en afpersing door twee of meer verenigde personen met geweld en bedreiging

In de zaak voor de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 17 juli 2013, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder opzetheling en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 augustus 2012 in Delft, samen met anderen, onder bedreiging van geweld, telefoons en geld heeft afgenomen van slachtoffers. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de straatroof, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een telefoon die hij had verkocht aan Topshop. Daarnaast zijn er meerdere feiten van afpersing en diefstal met geweld bewezen verklaard, waarbij de verdachte samen met medeverdachten slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van hun bezittingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking had, werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817150-13
Datum uitspraak: 17 juli 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1] te [woonplaats],
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 april 2013 (pro forma) en 3 juli 2013 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.T. Bregman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P. Drenth, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 augustus 2012 te Delft, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de
afgifte van een telefoon(s) en/of 4, 80 euro, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het die voornoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
  • gezamelijk benaderen en/of
  • met hen meelopen en/of
  • als zij onder een brug lopen toevoegen "loop even mee" en/of "kom effe bij
ons staan" en/of "hebben jullie geld?" en/of "hebben jullie ook een mobiel?"
en/of "je weet niet wie ik ben, geef nou maar" en/of "jullie kennen ons niet
en je wilt ons ook niet kennen" en/of
  • toevoegen "loop even mee" en/of "dan krijgen jullie je telefoon terug" en/of
  • een andere kant laten oplopen dan waarheen verdachten liepen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 augustus 2012 te Delft, in elk geval in Nederland, een
telefoon (Galaxy Samsung) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die telefoon wist, althans had moeten vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2012 te Voorburg, gemeente
Leidschendam-Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen Die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • gezamelijk aanspreken van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
  • het afpakken van de telefoon(s) en/of
  • die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] de woorden toevoegen "geef je mobiel" en/of
"geef nou maar anders mishandel ik je even" en/of "als je de telefoon niet
geeft, dan mishandelen we je" en/of "als je de politie belt dan doden we je"
en/of "als jullie aangifte doen maken we jullie af of komen we jullie
opzoeken" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
EN/OF
hij op of omstreeks 28 oktober 2012 te Voorburg, gemeente
Leidschendam-Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
een telefoons(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
  • gezamelijk werden aangesproken en/of
  • hun telefoon(s) moesten afgeven en/of
  • de woorden werden toegevoegd "geef je mobiel" en/of
"geef nou maar anders mishandel ik je even" en/of "als je de telefoon niet
geeft, dan mishandelen we je" en/of "als je de politie belt dan doden we je"
en/of "als jullie aangifte doen maken we jullie af of komen we jullie
opzoeken" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 23 december 2012 te 's-Gravenhage, in elk geval in
Nederland, een telefoon (blackberry 9780) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die telefon wist, althans had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 06 januari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
heeft gedwongen tot de afgifte van een/twee mobiele telefoon(s), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en)
uit het
- die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] toevoegen van de woorden: "Geef je mobiel"
en/of "Geef nu je mobiel", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of
strekking, en/of
- het tegenover die [slachtoffer 5] en/of nabij die [slachtoffer 6] gereed tot slaan
vasthouden, althans boven het hoofd (dreigend) vasthouden van een (glazen)
fles;
5.
hij op of omstreeks 06 januari 2013 te 's-Gravenhage, in elk geval in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 januari 2013 te 's-Gravenhage, in elk geval in
Nederland, een telefoon (apple Iphone 4s) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die telefoon wist althans moest vermoeden dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij op of omstreeks 11 januari 2013 te Voorburg, gemeente
Leidschendam-Voorburg, in elk geval in Nedeland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of
geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die van
Beek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
het die [slachtoffer 8]
  • gezamelijk aanspreken en/of
  • vragen om geld en/of
  • meermalen tonen van een hand in de linkerborstzak en/of
  • zijn jaszakken legen en/of het op straat gooien van de inhoud van die
jaszakken;
7.
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een
portemonnee (met inhoud), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
- toevoegen van de woorden: "Geef me jouw mobiel, geef je spullen" en/of "Geef
nu je mobiel" en/of "Geef je telefoon" en/of "Geef je geld" en/of "We gaan
naar de bank; Meelopen" en/of "Wat is je pincode" en/of "Meelopen of ik
steek je lek", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
en/of
- ( meermalen) stompen/slaan in/tegen het gezicht en/of trappen/schoppen en/of
duwen tegen het lichaam;
8.
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 9] heeft
gedwongen tot de afgifte van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en)
uit het die [slachtoffer 9] (meermalen) stompen/slaan in/tegen het gezicht en/of
trappen/schoppen en/of duwen tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon
(te weten [slachtoffer 9]) meermalen heeft gestompt/geslagen in/tegen het gezicht
en/of getrapt/geschopt tegen lichaam en/of geduwd tegen het lichaam, waardoor
voornoemde [slachtoffer 9] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Feit 1:
Op 4 augustus 2012 hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] aangifte gedaan. Zij hadden onder bedreiging hun telefoons (een Samsung Galaxy S plus, kleur zwart en een BlackBerry Curve 8520) en een geldbedrag aan twee onbekende jongens afgegeven. [2] Diezelfde dag werd de genoemde Samsung-telefoon verkocht aan Topshop in Den Haag door iemand die zich legitimeerde als verdachte. [3] Bij een fotobewijsconfrontatie herkende [slachtoffer 1] niemand, terwijl [slachtoffer 11] verklaarde dat hij voor 80% zeker was dat verdachte één van de twee jongens was die de telefoons hadden weggenomen. [4] Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij bij deze zaak betrokken is geweest. [5] Verder heeft hij ontkend dat hij degene is geweest die de telefoon aan Topshop heeft verkocht. Iemand anders zou gebruik hebben gemaakt van zijn legitimatiebewijs. Dat was hij enkele weken daarvoor kwijtgeraakt. Van die vermissing deed hij op 14 augustus 2012 aangifte. [6]
Feit 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief:
Op 29 oktober 2012 respectievelijk 30 oktober 2012 hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aangifte gedaan dat zij op 28 oktober 2012 beiden op straat waren beroofd van hun BlackBerry Bold-telefoon. [7] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig was bij voornoemd misdrijf en dat hij één van de twee buitgemaakte telefoons heeft verkocht aan Media Markt. [8]
Feiten 3 en 5:
Uit een onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem van Media Markt is naar voren gekomen dat verdachte op 23 december 2012 een BlackBerry 9780 heeft verkocht. [9] [slachtoffer 12] heeft enkele weken daarvoor, op 7 december 2012, aangifte van vermissing gedaan van deze telefoon. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer weet hoe hij aan deze telefoon komt. Hij was in Rotterdam naar een feest geweest en vond toen hij de volgende dag wakker werd de Blackberry op zijn nachtkastje. [11]
Uit het bedrijfsprocessensysteem van de Mediamarkt is ook naar voren gekomen dat verdachte op 6 januari 2013 een iPhone 4S heeft verkocht die dezelfde dag was weggenomen uit een auto die geparkeerd stond op de [adres 2] te Den Haag. [12] Verdachte heeft bevestigd dat hij de betreffende iPhone heeft ingeleverd bij Media Markt. Verdachte had deze telefoon, volgens eigen verklaring, even daarvoor gevonden bij ijssalon Florencia in Den Haag. [13]
Feiten 4 en 6:
Op 6 januari 2013 hebben [slachtoffer 5] en J. [slachtoffer 6] aangifte gedaan van hetgeen hen die dag was overkomen, te weten een afpersing van hun telefoons en een geldbedrag door twee onbekende jongens. [14]
Ook [slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan dat op 11 januari 2013 zijn geld en telefoon door twee onbekende jongens was afgeperst.
Verdachte heeft ten aanzien van beide feiten een ontkennende verklaring afgelegd. [15]
Feiten 7 en 8:
Op 13 januari 2013 hebben [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] aangifte gedaan van (poging tot) beroving van hun telefoons en geld. [16] [slachtoffer 9] zou hierbij ook zijn mishandeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij deze straatroof aanwezig was, maar dat het initiatief om aangevers te beroven vooral van zijn medeverdachte zou zijn uitgegaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1 primair, 2 eerste en tweede cumulatief, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten bewezen te verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten: 1 (primair en subsidiair),2 primair, 3, 4, 5 primair, 6, 7 en 8 (primair en subsidiair). De raadsman acht alleen feit 2 het subsidiair ten laste gelegde voor wat betreft [slachtoffer 4] en feit 5 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 primair/subsidiair: ontbreken vordering
De raadsman heeft betoogd dat de door Topshop ter beschikking gestelde gegevens niet mogen worden gebezigd voor het bewijs nu er zich geen vordering verstrekking historische gegevens (als bedoeld in artikel 126nd Wetboek van Strafvordering) in het dossier bevindt.
De rechtbank constateert dat deze vordering zich inderdaad niet in het dossier bevindt. De rechtbank zal aan dit verzuim echter geen consequenties verbinden, nu het niet gaat om een ernstig verzuim en verdachte hiervan geen nadeel heeft ondervonden.
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte weliswaar één van de bij deze straatroof buitgemaakte telefoons voorhanden heeft gekregen en vervolgens heeft verkocht bij Topshop, maar dat er geen bewijs is dat verdachte zich aan deze straatroof heeft schuldig gemaakt. De door de officier van justitie genoemde fotoconfrontatie, waarbij aangever [slachtoffer 11] verdachte heeft aangewezen, levert naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs op, nu deze aangever er niet zeker van is dat de door hem aangewezen persoon (verdachte), degene is die betrokken was bij de straatroof.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring, dat niet hij maar iemand anders met behulp van zijn legitimatiebewijs de genoemde telefoon zou hebben verkocht, niet geloofwaardig en zal deze terzijde schuiven. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte pas op zitting (bijna een halfjaar na aanhouding) met deze verklaring is gekomen, hetgeen ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. De door de verdediging overgelegde aangifte van vermissing kan evenmin aan de geloofwaardigheid bijdragen nu deze aangifte pas tien dagen na de verkoop van de telefoon door verdachte werd gedaan. Verdachte heeft als reden voor deze aangifte bovendien gegeven dat het goedkoper was om na aangifte van vermissing een nieuw legitimatiebewijs aan te vragen (zijn oude legitimatiebewijs was bijna verlopen) dan via de reguliere weg. [17] Dat lijkt veel eerder de reden van de aangifte dan een daadwerkelijke vermissing.
De rechtbank acht op grond van de in de inleiding genoemde aangifte, de in het proces-verbaal genoemde gegevens van Topshop (waaruit blijkt dat verdachte de telefoon voorhanden heeft gehad), en ten slotte het ontbreken van een aannemelijke verklaring van verdachte over hoe hij de telefoon heeft gekregen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Ten aanzien van feit 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij en aangever [slachtoffer 4] werden gevolgd door twee jongens die hij even daarvoor in de tram al naar hen had zien staren. De jongens kwamen op hen af en spraken hen aan. [18]
De telefoon van aangever [slachtoffer 3] werd volgens zijn aangifte uit zijn handen getrokken. [19] Dat wordt door aangever [slachtoffer 4] bevestigd. [20] Aangever [slachtoffer 4] telefoon werd daarna via afpersing verkregen. Hem werd immers gevraagd om zijn telefoon en vervolgens werden hem de woorden toegevoegd: 'Als je de telefoon niet geeft, dan mishandelen we je.' [21] Voordat de jongens wegliepen werd tegen hen dreigend gezegd dat ze de politie vooral niet moesten waarschuwen. Aangever [slachtoffer 3] hoorde: 'Als je de politie belt dan doden we je.' [22] [slachtoffer 4] hoorde: 'Als jullie aangifte gaan doen dan maken we jullie af of komen we jullie opzoeken.' [23]
De rechtbank acht op grond van de (in de inleiding en hiervoor) genoemde aangiftes alsmede de in de inleiding genoemde verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van de telefoon van [slachtoffer 3] en afpersing van [slachtoffer 4] van zijn telefoon. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat niet verdachte, maar zijn medeverdachte de beide telefoons als eerste in handen heeft gehad en een van deze twee telefoons heeft doorgegeven aan verdachte, zoals verdachte heeft gesteld, dan nog geldt dat, gelet op de aangiftes, sprake is geweest van zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van diefstal respectievelijk afpersing in vereniging.
Ten aanzien van feit 4:vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt hierbij dat er geen (direct) bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. De aangevers hebben verdachte niet herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie. Op zichzelf is het juist dat verdachte door een getuige in de buurt van de plaats waar het misdrijf plaatsvond, is gezien. Echter niet alleen was dit een uur vóórdat het misdrijf plaatsvond, ook strookt de door deze getuige beschreven kleding van verdachte niet met de beschrijving van de kleding van de bij de beroving betrokken personen die aangevers hebben gegeven.
Ten aanzien van feit 5 primair:vrijspraak
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het onder 5 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt hierbij dat er op 6 januari 2013 weliswaar aangifte is gedaan van diefstal van de in de inleiding genoemde telefoon die verdachte een paar uur later in zijn bezit heeft gehad, maar er is geen enkel bewijs dat verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest. Integendeel, het signalement dat aangever heeft gegeven van de mogelijke dader past niet bij verdachte.
Ten aanzien van de feiten 3 en 5 subsidiair:vrijspraak
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van de onder 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze feiten (twee keer opzet- c.q. schuldheling van een mobiele telefoon) dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze telefoons wist, dan wel had moeten vermoeden, dat deze uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank merkt hierbij wel op dat verdachte door deze telefoons, die hij, naar moet worden aangenomen, rechtmatig onder zich had, zonder meer te verkopen, (tweemaal) verduistering heeft gepleegd. Dit strafbare feit is echter niet ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 6:vrijspraak
De rechtbank zal ook verdachte vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt hierbij dat er zich naast de verklaring van de medeverdachte die verklaart hem te herkennen op camerabeelden, geen ander bewijs in het dossier bevindt dat verdachte bij dit misdrijf betrokken is geweest. De rechtbank acht dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van feit 8 primair:vrijspraak
De rechtbank zal daarnaast verdachte vrijspreken van het onder 8 primair ten laste gelegde feiten, nu alleen aangever [slachtoffer 9] heeft verklaard dat hem werd gevraagd om zijn mobiele telefoon af te geven. Dit op zichzelf is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van de feiten 7 en 8 subsidiair
Aangever [slachtoffer 9] ([slachtoffer 9]) heeft zakelijk weergegeven verklaard [24]
dat hij zag dat er twee jongens achter hem en aangever[slachtoffer 10] liepen. Een van die jongens had een roze petje op. Hij herkende deze twee jongens niet. Hij voelde dat iemand hem in zijn rug duwde, draaide zich om en hoorde de andere jongen zeggen: 'Wat is jouw probleem. Je doet stoer.' Hij voelde dat hij een klap rechts in zijn gezicht kreeg. De andere jongen met het roze petje zei toen tegen hem: 'Loop even mee.' en duwde hem bij zijn schouders in de richting van de parkeerplaats. [slachtoffer 9] is vervolgens weggerend en kreeg van de jongen met het roze petje een harde klap op zijn rechteroog. [slachtoffer 9] werd vervolgens gehaakt door het been van deze jongen. Hij zag dat de andere jongen erbij was komen staan. Hij zag en voelde dat hij van beide jongens meerdere trappen op zijn lichaam kreeg. Hij weet niet meer precies waar. Uiteindelijk zei de andere jongen dat hij moest weglopen en dat heeft [slachtoffer 9] toen gedaan.
Uit het proces-verbaal van aangifte alsmede uit een daarbij door de verbalisant gevoegde foto blijkt dat aangever [slachtoffer 9] letsel heeft opgelopen bij zijn oog. [25]
Aangever [slachtoffer 10] heeft zakelijk weergegeven verklaard [26] dat
[slachtoffer 9] werd aangesproken door twee jongens. Gelijk zag hij dat [slachtoffer 9] werd geslagen. Hij zag dat die jongen zijn arm naar achter haalde en met kracht uithaalde naar [slachtoffer 9] hoofd. Hij zag dat [slachtoffer 9] op de grond viel en weer opstond. Eén jongen ging achter [slachtoffer 9] aan en de ander bleef bij hem staan. Die andere jongen ging ook opeens achter [slachtoffer 9] aanrennen. Een van de jongens had een blauwe Polo pet op. [slachtoffer 10] zag dat [slachtoffer 9] rende naar het midden van de bushaltes. Hij weet niet meer precies wat er gebeurde. Volgens hem werd [slachtoffer 9] daar weer geslagen. Vervolgens is [slachtoffer 9] weggerend en zijn de jongens weer naar hem gekomen. [slachtoffer 10] hoorde allebei de jongens zeggen: 'Geef je telefoon.’ Eén van de jongens zei: ‘Geef je geld’. Hij gaf daarop zijn telefoon en ook zijn portemonnee af. Hij hoorde één van de jongens zeggen ‘We gaan naar de Bank, meelopen' en 'Meelopen of ik steek je lek.'
De rechtbank acht, op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde aangiftes (de inleidende passages inbegrepen) alsmede de verklaring van verdachte, dat hij zich samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 10] van zijn telefoon en portemonnee met inhoud, bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte D’Hoogh schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 10]. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte geen opzet had op beroving. Uit de beide aangiftes blijkt de opzet zonneklaar. De rechtbank ziet in deze verklaringen, anders dan de verdachte heeft verklaard, een gelijkwaardige rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte en een nauwe en bewuste samenwerking, ook al zijn zij niet op ieder moment samen geweest. Blijkens de verklaring van aangever [slachtoffer 9] waren zij dat in ieder geval wel toen zij achter hem en zijn medeaangever [slachtoffer 10] aan kwamen lopen en ook toen hij van zijn telefoon en portemonnee werd beroofd.
De rechtbank acht voorts op grond van de voornoemde aangiftes alsmede de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 9] op de grond heeft geduwd, bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt mishandeling van die [slachtoffer 9] door hem in zijn gezicht te slaan/stompen en tegen zijn lichaam te duwen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 4 augustus 2012 te in Nederland, een telefoon (Samsung Galaxy) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden
krijgen van die telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 28 oktober 2012 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3] welke diefstal werd vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • het afpakken van de telefoon en
  • die [slachtoffer 3] de woorden toevoegen "als je de politie belt dan doden we je" en "als jullie aangifte doen maken we jullie af of komen we jullie opzoeken" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
EN
hij op 28 oktober 2012 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon toebehorende
aan die [slachtoffer 4], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [slachtoffer 4]
- de woorden werd toegevoegd "geef je mobiel" en "als je de telefoon niet geeft, dan mishandelen we je" en "als je de politie belt dan doden we je" en "als jullie aangifte doen maken we jullie af of komen we jullie opzoeken" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
7.
hij op 13 januari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 10] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en een portemonnee (met inhoud), toebehorende aan [slachtoffer 10], welke bedreiging met geweld bestond uit het die [slachtoffer 10] toevoegen van de woorden: "Geef je telefoon" en "Geef je geld" en "We gaan naar de bank, meelopen" en "Meelopen of ik steek je lek", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
8.
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 9]) meermalen heeft gestompt/geslagen in/tegen het gezicht en geduwd tegen het lichaam, waardoor voornoemde [slachtoffer 9] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt, alsmede onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn jonge leeftijd hieronder begrepen, en het door de reclassering opgestelde plan dat het mogelijk maakt dat verdachte zijn leven op de rails kan zetten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee straatroven, het medeplegen van mishandeling en opzetheling. Bij de straatroven ging het steeds om jonge slachtoffers die een gemakkelijk doelwit vormden voor verdachte en zijn mededader. Zonder zich te bekommeren om het lot van deze slachtoffers en alleen voor eigen financieel gewin, werden de slachtoffers beroofd van hun telefoons en geld. Ook de genoemde mishandeling vond binnen de context van een straatroof plaats. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan nog lange tijd hinder ondervinden in hun dagelijks leven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld ter zake misdrijven, waaronder vermogensmisdrijven, zij het niet ter zake van vergelijkbare feiten en tot op heden is hem nog geen gevangenisstraf opgelegd.
Uit het reclasseringsrapport van 18 maart 2013 opgesteld door mevrouw S.J.R. Heemskerk, reclasseringswerker en mede ondertekend door mevrouw F. Mamedova, leidinggevende, komt naar voren dat verdachte stabiliteit ontbeert op diverse leefgebieden, omdat hij in het verleden onvoldoende structuur, aansturing en begeleiding heeft gehad om de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om een stabiele toekomst op te kunnen bouwen. Zonder de juiste aanpak van deze problematiek is de kans op recidive groot.
Op 14 juni 2013 is er opnieuw reclasseringsrapportage uitgebracht door voornoemde rapporteurs. In dit rapport wordt geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden onder andere een behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen.
Hoewel verdachte niet heeft willen meewerken aan psychologisch onderzoek, heeft hij zich ter terechtzitting desgevraagd wel bereid verklaard om mee te werken aan reclasseringsbegeleiding, ook indien dit inhoudt dat hij moet deelnemen aan een behandeling.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, enerzijds omdat verdachte van een deel van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken en anderzijds omdat de rechtbank, meer nog dan de officier van justitie rekening houdt met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn achtergrond. De rechtbank zal voorts een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen onder de algemene voorwaarde dat hij geen strafbare feiten meer pleegt, alsmede onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met stringente voorwaarden, in de hoop dat verdachte met deze stok achter de deur en onder begeleiding van de reclassering zal werken aan de hiervoor geschetste problematiek en zijn leven op de rails zal krijgen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en gegeven het feit dat verdachte, naar de verwachting van de rechtbank, nog een lange weg te gaan heeft, zal de rechtbank de proeftijd stellen op drie jaar.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 5], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 156,75.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (de helft).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijkverklaring bepleit omdat verdachte van het aan de vordering ten grondslag liggende feit dient te worden vrijgesproken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 300, 312, 317, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 3, 4, 5 primair/subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
opzetheling;
ten aanzien van feit 2 eerste en tweede cumulatief:
de meerdaadse samenloop van:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 7:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 8:
medeplegen van mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
8 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn agressieregulatie, beïnvloedbaarheid en ADHD;
- dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Luna, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde gedurende proeftijd op bepaale tijdstippen aanwezig zal zijn op nader te bepalen locaties zoals het woonadres, de onderwijsinstelling, bij de werkgever (etc.), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs. M.F. Baaij en W.N.L. Donker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2013.
Mr. Baaij is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1563 2013009562, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 540).
2.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], blz. 397 e.v.; proces-verbaal van aangifte A. [slachtoffer 11], blz. 401 e.v.
3.proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], blz. 404; proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Topshop), blz. 415 e.v.
4.blz. 417 e.v.
5.proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
6.proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
7.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 199 e.v.; proces-verbaal van aangifte J. den Dulk, blz. 204 e.v.
8.proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
9.proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Media Markt), blz. 306-307
10.proces-verbaal van vermissing, blz. 518 e.v.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
12.proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Media Markt), blz. 244-245
13.proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
14.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5], blz. 93 e.v.; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6], blz. 97 e.v.
15.proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
16.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9], blz. 40 e.v.; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10], blz. 45 e.v.
17.proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2013
18.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 199 e.v.
19.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 199 e.v.
20.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], blz. 204 e.v.
21.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], blz. 204 e.v.
22.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 199 e.v.
23.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], blz. 204 e.v.
24.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9], blz. 40 e.v.
25.foto, blz. 44
26.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10], blz. 45 e.v.