ECLI:NL:RBDHA:2013:8786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
09-817292-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door meerderjarige verdachte met meerdere feiten en onttrekking aan rechtspleging

Op 18 juli 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen. De verdachte, geboren in 1995, was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was gedagvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich tijdens zijn voorlopige hechtenis aan de hem opgelegde verplichtingen heeft onttrokken door het land te verlaten en naar Amerika te gaan. Dit gedrag werd door de rechtbank als zeer ernstig aangemerkt, vooral omdat de verdachte eerder was gewaarschuwd door de jeugdreclassering dat hij het land niet mocht verlaten voor de zitting.

De rechtbank heeft de verdachte beschuldigd van meerdere feiten van diefstal, waaronder diefstal in woningen en diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten, waaronder woninginbraken en insluipingen, waarbij hij waardevolle goederen had weggenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie had een jeugddetentie van 10 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het feit dat hij nog geen strafblad had en openheid van zaken had gegeven tijdens het onderzoek. Echter, de ernst van de feiten en de onttrekking aan de rechtspleging hebben geleid tot de beslissing om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waarbij de vorderingen gedeeltelijk zijn toegewezen en niet-ontvankelijk verklaard waar nodig.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817292-13
Datum uitspraak 18 juli 2013
Verstek
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 juli 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Rijnaarts.
De verdachte is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet verschenen. Wel is verschenen
mr. H.P.J. van der Eerden, advocaat te Den Haag. Hij heeft meegedeeld niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
Door de rechtbank is bevolen dat tegen de – inmiddels meerderjarige – verdachte verstek wordt verleend.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zaak 1, 2 en 3)
hij op of omstreeks 05 december 2012 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ondergenoemd(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ondergenoemd(e) persoon/personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, te weten:
 van [aangever 1]: een zorgpas en/of (een geld)bedrag en/of een bankpas en/of een portemonnee en/of een ID-kaart en/of een of meer sleutel(s) en/of een jas en/of
 van [aangever 2]: een jas en/of
 van [aangever 3]: een (mobiele) telefoon (Blackberry);
art 310 Wetboek van Strafrecht
2. ( zaak 4)
hij op of omstreeks 28 oktober 2012 te Schoonhoven tussen (ongeveer) 04:45 uur en 04:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koptelefoon/hoofdtelefoon en/of een of meer parfumflesje(s) en/of een jas en/of een of meer muts(en) en/of een poloshirt, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
3. ( zaak 6)
hij op of omstreeks 07 januari 2013 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een of meer Ipad(s)/tablet(s) en/of een of meer (mobiele) telefoon(s) (merk Apple en/of Blackberry) en/of een hoofdtelefoon en/of (een) geld(bedrag) en/of (een) gulden- en/of rijksdaaldermunt(en) en/of een tas en/of een kentekenbewijs en/of een scheerapparaat en/of een fles aftershave en/of een of emer computerspel(len) en/of een fotocamera en/of een (set) luidspreker(s) en/of een kluis en/of een of meer bril(len) en/of een of meer dvd('s) en/of een (portable) computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het ingooien van een ruit en/of (vervolgens) door de ontstane opening in de woning te betreden, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4. ( zaak 8)
hij op of omstreeks 11 november 2012 te Schoonhoven tussen (ongeveer) 00:45 uur en 08:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een notebook en/of rijbewijs en/of id-kaart en/of portemonnee en/of bankpas(sen) en/of geld en/of oplader en/of telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6] en/of [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
5. ( zaak 10 en 11)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2012 tot en met 30 maart 2012 te Schoonhoven gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer (Apple mini) en/of bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2012 tot en met 30 november 2012 te Schoonhoven gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer (Apple Mac Book Pro) en/of euro 80,--, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
6. ( zaak 13)
hij op of omstreeks 15 juni 2012 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen uit een schuur (behorende bij de woning [adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boormachine en/of een/twee golftas(sen) en/of snoeischaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9] en/of [aangever 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Naar aanleiding van diefstallen op de school [A] is [verdachte] als verdachte naar voren gekomen. Tijdens de verhoren heeft de verdachte nog meer vermogensdelicten bekend.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de feiten heeft begaan.
De officier van justitie heeft de ad informandum gevoegde feiten, nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, buiten beschouwing gelaten.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
De niet ter terechtzitting verschenen verdachte heeft bij de politie en (ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3) bij de rechter-commissaris, de hem tenlastegelegde feiten bekend en nadien niet anders verklaard.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen voor feit 1:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 201279903-18, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 43-51);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 201279903-21, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 52-63);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 201279903-24, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 171-177);
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 31 januari 2013, vastgesteld en ondertekend door mr. A.C.M. Höppener, kinderrechter, tevens rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, mede ondertekend door de griffier;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2012179903-1, d.d. 6 december 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 1] (p. 70-72);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2012181926-1, d.d. 10 december 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 2] (p. 87-89);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2012182871-1, d.d. 12 december 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 3] (p. 92-94).
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen voor feit 2:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-21, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 52-63);
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 31 januari 2013, vastgesteld en ondertekend door mr. A.C.M. Höppener, kinderrechter, tevens rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, mede ondertekend door de griffier;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 201259729-1, d.d. 29 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 4] (p. 100-102).
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen voor feit 3:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-21, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 52-63);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-24, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 171-177);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1633 2012179903-53, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 332-341);
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 31 januari 2013, vastgesteld en ondertekend door mr. A.C.M. Höppener, kinderrechter, tevens rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, mede ondertekend door de griffier;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2013004141-1, d.d. 18 januari 2013, inhoudende de verklaring van [aangever 5] (p. 144-146).
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen voor feit 4:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-24, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 171-177);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1633 2012179903-53, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 332-341);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2012167001-1, d.d. 12 november 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 6] (p. 270-273).
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen voor feit 5, 1e cumulatief/alternatief en
2e cumulatief/alternatief:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-24, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 171-177);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-26, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 183-185);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-29, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 186-188);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1633 2012179903-53, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 332-341);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2013015691-1, d.d. 31 januari 2013, inhoudende de verklaring van [aangever 8] (p. 289-291);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2013015735-1, d.d. 31 januari 2013, inhoudende de verklaring van [aangever 8] (p. 296-298).
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen voor feit 6:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1622 2012179903-24, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 171-177);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1633 2012179903-53, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 332-341);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1626 2012089428-1, d.d. 20 juni 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 9] (p. 307-309).
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen op grond van alle hiervoor vermelde bewijsmiddelen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 05 december 2012 te Schoonhoven, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ondergenoemde goederen, toebehorende aan ondergenoemde personen, te weten:
 van [aangever 1]: een zorgpas en een geldbedrag en een bankpas en een portemonnee en een ID-kaart en sleutels en een jas en
 van [aangever 2]: een jas en
 van [aangever 3]: een mobiele telefoon (Blackberry);
2.
hij op 28 oktober 2012 te Schoonhoven tussen ongeveer 04:45 uur en 04:50 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoofdtelefoon en parfumflesjes en een jas en mutsen en een poloshirt, toebehorende aan [aangever 4];
3.
hij op 07 januari 2013 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen Ipads/tablets en mobiele telefoons (merk Apple en Blackberry) en een hoofdtelefoon en een geldbedrag en gulden- en rijksdaaldermunten en een tas en een kentekenbewijs en een scheerapparaat en een fles aftershave en computerspellen en een fotocamera en een set luidsprekers en een kluis en brillen en dvd's en een portable computer, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het ingooien van een ruit en vervolgens door de ontstane opening de woning te betreden;
4.
hij op 11 november 2012 te Schoonhoven tussen ongeveer 00:45 uur en 08:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee notebooks en
eenrijbewijs en
eenid-kaart en
eenportemonnee en bankpassen en geld en
eenoplader en
eentelefoon, toebehorende aan [aangever 6] en [aangever 7];
5.
hij op een tijdstip in de periode van 01 maart 2012 tot en met 30 maart 2012 te Schoonhoven gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer (Apple mini) en bier, toebehorende aan [aangever 8]
en
hij op een tijdstip in de periode van 01 oktober 2012 tot en met 30 november 2012 te Schoonhoven gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer (Apple Mac Book Pro) en euro 80,--, toebehorende aan [aangever 8];
6.
hij op 15 juni 2012 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met een ander, uit een schuur (behorende bij de woning [adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boormachine en twee golftassen en
eensnoeischaar, toebehorende aan [aangever 9] en [aangever 10];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
3.6
De ad informandum gevoegde feiten.
Nu de officier van justitie de niet ten laste gelegde strafbare feiten, waarvan een korte omschrijving staat vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/817292-13, buiten beschouwing heeft gelaten, behoeven deze feiten geen nadere bespreking.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van
10 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich - al dan niet samen met een ander - schuldig gemaakt aan een grote reeks vermogensdelicten, onder meer diefstallen, woninginbraken en woninginsluipingen.
De verdachte heeft veel (waardevolle) goederen weggenomen en vervolgens verkocht of zelf gehouden, kennelijk om zijn eigen materiële behoefte te bevredigen. Door aldus te handelen heeft hij de betrokkenen financiële schade en overlast toegebracht.
Bovendien heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid en privacy in de vertrouwde omgeving van de betrokkenen, in het bijzonder de feiten waarbij sprake is van insluiping in de woning midden in de nacht.
Voor een aantal betrokkenen, zo blijkt in ieder geval uit de verklaring van ter terechtzitting verschenen slachtoffers, heeft dit psychische en emotionele gevolgen gehad.
Tot slot brengen dergelijke feiten schade en onrustgevoelens teweeg in de maatschappij.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte bij de politie openheid van zaken heeft gegeven en zijn eigen aandeel heeft toegegeven.
Verder heeft de verdachte nog geen strafblad en is hij, nadat hij in januari 2013 is aangehouden, tot op heden ook niet meer met de politie en/of justitie in aanraking gekomen.
Het feit dat de verdachte echter tijdens de geschorste voorlopige hechtenis het land heeft verlaten, naar Amerika is gegaan en zich aldus heeft onttrokken aan de hem bij die schorsing opgelegde hulpverlening en de andere door de rechtbank opgelegde verplichtingen (waaronder een aanwezigheidsverplichting bij de behandeling van zijn strafzaak), rekent de rechtbank hem zeer zwaar aan.
Door de jeugdreclassering is aan de verdachte – en zijn ouders – meermalen heel duidelijk meegedeeld dat hij in geen geval vóór de terechtzitting het land mocht verlaten. De wijze waarop hij vervolgens zijn zaken heeft geregeld (visum aanvragen en trouwen met zijn vriendin) duidt op een doelbewuste en welgeplande actie van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit handelen van de verdachte en het niet verschijnen ter terechtzitting, waardoor hij kennelijk geen uitleg wenst te geven over de feiten en verantwoording wil afleggen over zijn daden, dat hij geen enkel respect heeft voor een rechterlijke beslissing en de rechtspleging.
Door de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering is geadviseerd om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Alles in ogenschouw nemende is de rechtbank dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De rechtbank ziet geen aanleiding, gelet op het hiervoor overwogene, om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 1]heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 250,40.
[aangever 2]heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 147,42.
[aangever 3]heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 309,94.
[aangever 5]heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd in verband met de vergoeding van de geleden schade. Nu de geleden schade nog niet bekend is, heeft de benadeelde partij geen bedrag op de vordering ingevuld.
[aangever 2]heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd in verband met de vergoeding van de geleden schade. Nu de geleden schade nog niet bekend is, heeft de benadeelde partij geen bedrag op de vordering ingevuld.
[aangever 9]heeft zich ten aanzien van feit 6 als benadeelde partij gevoegd in verband met de vergoeding van de geleden schade. Nu de geleden schade reeds door de verzekering is vergoed, heeft de benadeelde partij echter een vordering ingediend die nihil is.
[aangever 10]heeft zich ten aanzien van feit 6 als benadeelde partij gevoegd in verband met de vergoeding van de geleden schade. Nu de geleden schade reeds door de verzekering is vergoed, heeft de benadeelde partij echter een vordering ingediend die nihil is.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen:
 [aangever 1] tot een bedrag van € 100,90, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige;
 [aangever 2] tot een bedrag van € 107,50, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige;
 [aangever 3] tot een bedrag van € 199,95, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Ten aanzien van deze benadeelde partijen heeft de officier van justitie tevens gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 5] en [aangever 2], heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring, aangezien er geen bedrag is ingevuld.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 9] en
[aangever 10] heeft de officier van justitie eveneens geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring, aangezien de schade reeds vergoed is door de verzekering.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [aangever 1]
De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de posten 1 tot en met 5, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht dit deel van de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 100,90, toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,90, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1].
Vordering [aangever 2]
De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de post 1, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht dit deel van de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 99,95, toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 99,95, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2].
Vordering [aangever 3]
De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de post 1, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht dit deel van de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 199,95, toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 199,95, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3].
Vorderingen [aangever 5] en [aangever 2]
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de – afzonderlijke – vorderingen tot schadevergoeding.
Nu de geleden schade kennelijk nog niet bekend is, hebben de benadeelde partijen geen bedrag op de vorderingen ingevuld. Een vordering waarop het bedrag aan geleden schade niet is ingevuld, wordt geacht niet te bestaan.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Vorderingen [aangever 9] en [aangever 10]
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de – afzonderlijke – vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de geleden schade reeds door de verzekering is vergoed.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77gg, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5 1e cumulatief/alternatief, 5 2e cumulatief/alternatief en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2 ,4, 5 1e cumulatief/alternatief en 5 2e cumulatief/alternatief
DIEFSTAL, GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, DOOR IEMAND DIE ZICH ALDAAR BUITEN WETEN OF TEGEN DE WIL VAN DE RECHTHEBBENDE BEVINDT, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING;
ten aanzien van feit 6
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 1
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 1], een bedrag van € 100,90,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 100,90, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
ten aanzien van feit 1
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 2], een bedrag van € 99,95,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 99,95, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 dag.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
ten aanzien van feit 1
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 3], een bedrag van € 199,95,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 199,95, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
ten aanzien van feit 3
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 5] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
ten aanzien van feit 3
bepaalt dat de benadeelde partij R. de Ruiter niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
ten aanzien van feit 6
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 9] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
ten aanzien van feit 6
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 10] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. de Haan, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2013.