ECLI:NL:RBDHA:2013:8593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
C/09/434978/ KG RK 13-75
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure over onbetaalde bijdragen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2013 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kantonrechter Mr. O. van der Burg. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [verzoekster], vertegenwoordigd door haar gemachtigde dr. D.B. Pathak, in een civiele procedure waarin de Vereniging van Eigenaren (VvE) betaling vorderde van onbetaald gebleven bijdragen. Het wrakingsverzoek werd op 7 januari 2013 ingediend, meer dan anderhalve maand na de comparitie van partijen op 15 november 2012.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2013 heeft Pathak zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de kantonrechter onrechtmatig had gehandeld door bewijsstukken van zijn zijde niet in ontvangst te nemen, terwijl de VvE dat wel was toegestaan. Pathak beschuldigde de kantonrechter van vooringenomenheid en partijdigheid, omdat hij de indruk had dat de kantonrechter al een oordeel had gevormd voordat de comparitie plaatsvond.

De kantonrechter heeft echter betwist dat hij enige schijn van vooringenomenheid heeft vertoond en heeft zijn handelen verdedigd. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien er bijna twee maanden waren verstreken tussen de comparitie en het indienen van het verzoek. De wrakingskamer verklaarde [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2013/03
zaak-/rekestnummer: C/09/434978/ KG RK 13-75
rolnummer: 1190455 RL EXPL 12-20168
datum beschikking: 18 februari 2013
BESLISSING
op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: dr. D.B. Pathak,
strekkende tot wraking van:
Mr. O. VAN DER BURG,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is:
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET GEBOUW[gebouw],
gevestigd te Den Haag,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso, gerechtsdeurwaarders.
Partijen worden hierna aangeduid met ‘[verzoekster]’, ‘de kantonrechter’ en ‘de VvE’.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

[verzoekster] is gedaagde in een zaak waarin de VvE betaling vordert van onbetaald gebleven bijdragen. Op 15 november 2012 vond in die zaak een comparitie van partijen plaats ten overstaan van de kantonrechter. Het onderhavige wrakingsverzoek is op 7 januari 2013 bij de rechtbank ingekomen. Op 1 februari 2013 heeft de wrakingskamer een ‘akte uitlating wraking’ ontvangen van Pathak.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 4 februari 2013 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens [verzoekster] is Pathak, haar echtgenoot en gemachtigde, verschenen. De kantonrechter heeft zijn standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt en daarbij tevens aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. BoitenLuhrs gerechtsdeurwaarders heeft namens de VvE bericht dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. Het wrakingsverzoek is ter zitting door Pathak toegelicht.

3.Het standpunt van [verzoekster]

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Pathak, die ook op de comparitie bij de kantonrechter op 15 november 2012 namens [verzoekster] is verschenen, voelt zich door de kantonrechter onrechtmatig behandeld. Ter zitting wilde hij nog enkele bewijsstukken overleggen, maar de kantonrechter weigerde deze stukken in ontvangst te nemen, terwijl het de namens de VvE verschenen deurwaarder wel werd toegestaan stukken te overleggen. Pathak was niet meer in staat op de door de deurwaarder overgelegde stukken te reageren. Pathak stelt dat de kantonrechter vooringenomen en partijdig was, omdat hij zijn steun gaf aan de VvE. De kantonrechter wilde niet ingaan op een eerdere zaak uit 2010, maar toen de VvE over die zaak begon vond hij dat wel goed. Alles was volgens Pathak al van te voren beslist waardoor de comparitie een formaliteit was.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking. Hij heeft naar zijn oordeel ter zitting geen blijk gegeven van enige schijn van vooringenomenheid. Ter zitting was niet direct duidelijk of de reconventionele vordering van [verzoekster] zich richtte tegen de VvE of tegen de deurwaarder en ook niet of Pathak meende zelf een vordering te hebben, omdat hij de hoofdsom en de kosten van een vorige procedure (uit 2010) heeft betaald, of dat hij bedoelde dat [verzoekster] op die grond een vordering heeft. Om daar duidelijkheid over te verkrijgen is de zaak uit 2010 ter sprake gekomen.
Met betrekking tot de namens de VvE ter zitting overgelegde stukken merkt de kantonrechter op dat er sprake was van een akte vermeerdering van eis, vergezeld van enige stukken. Aangezien die stukken niet meer behelsden dan de gebruikelijke (nadere) specificaties en aanmaningen, en de stukken uit de procedure uit 2010 al bij Pathak bekend waren, oordeelde de kantonrechter dat er geen sprake is van strijd met de goede procesorde om deze stukken toch in ontvangst te nemen.

5.De beoordeling

Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is gedaan nu er tussen de comparitie van partijen op 15 november 2012 en het wrakingsverzoek bijna twee maanden zijn verstreken. Het betoog van verzoeker dat hij een verzoek tot wraking in eerste instantie te ver vond gaan en dat hij daarover lang moest nadenken, maakt dit niet anders. Dit geldt eveneens voor de omstandigheid dat Pathak rond de kerstdagen met vakantie was en veel moet reizen.
Dit leidt tot de conclusie dat [verzoekster] in haar wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• [verzoekster] p/a haar gemachtigde dr. D.B. Pathak;
• de VvE p/a haar gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso, gerechtsdeurwaarders;
• mr
.O. van der Burg.
Deze beslissing is gegeven door mrs. K.M. Braun, A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en M. Knijff, rechters, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2013.