ECLI:NL:RBDHA:2013:8588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
C/09/443821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van omgang met de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. Het verzoek tot opheffing is ingediend door Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die betrokken was bij de begeleiding van de minderjarige en zijn ouders. De moeder van de minderjarige heeft ingestemd met het verzoek, terwijl de vader verweer heeft gevoerd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door zijn advocaat, aanwezig waren. Ook vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming waren aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling eerder was verlengd om te werken aan een gefaseerde en begeleide omgang tussen de minderjarige en de vader. Bureau Jeugdzorg heeft echter aangegeven dat er onvoldoende vertrouwen is dat deze omgang op een verantwoorde manier kan plaatsvinden, mede door het gebrek aan communicatie en inzicht in het ziektebeeld van de vader. De vader heeft geen openheid gegeven over zijn psychiatrische problemen, wat de situatie zorgelijk maakt. Bureau Jeugdzorg heeft geconcludeerd dat de minderjarige niet onbegeleid met de vader kan omgaan, gezien de risico's die de vader met zich meebrengt.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de argumenten van Bureau Jeugdzorg en de zorgen van de moeder meegewogen. Hij concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer bestaan, aangezien er geen bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige is vastgesteld. De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling toe te wijzen. De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: 13-1383
Zaaknummer: C/09/443821
Datum beschikking: 7 juni 2013

Opheffing ondertoezichtstelling

Beschikking op het op 30 mei 2013 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging centrum/Scheveningen (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op[geboortedag] 2008 te [geboorteplaats];
kind van
[mevrouw],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[mijnheer],
de vader, erkenner,
wonende te [woonplaats].
De minderjarige verblijft bij de moeder.

ProcedureDe kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, met bijlagen.

Op 7 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
de moeder,
de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. C. Arslaner,
[mevrouw A] namens Bureau Jeugdzorg,
[mevrouw B] namens de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 31 januari 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 22 januari 2013 tot 20 juni 2013.

Verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte.
De vader heeft verweer gevoerd.
Beoordeling
Bureau Jeugdzorg heeft het verzoek kort weergeven als volgt gemotiveerd.
De ondertoezichtstelling is met zes maanden verlengd zodat gewerkt kan worden aan gefaseerde en begeleide omgang tussen de minderjarige en de vader. Er zijn los daarvan geen zorgen meer die maken dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaat bij Bureau Jeugdzorg geen vertrouwen dat omgang met de vader gaat lukken. Er is heel weinig communicatie met de vader en de vader geeft geen inzicht in zijn ziektebeeld. Er is enkele malen begeleide omgang geweest. Het is daarbij duidelijk geworden dat omgang niet zonder begeleiding kan plaatsvinden. Die begeleiding vergt ook meer tijd en kennis dan Bureau Jeugdzorg nu kan bieden.
De situatie is ook zorgelijk omdat verwacht wordt dat de vader voor problemen zal zorgen, nadat de bemoeienis van Bureau Jeugdzorg stopt. Hij heeft de minderjarige in het afgelopen jaar herhaaldelijk opgezocht op ongewenste momenten en zal dit mogelijk weer doen. Hij onderneemt ook andere aktie die hem door Bureau Jeugdzorg juist is ontraden en tenslotte is zeer zorgelijk dat de vader veel wrok koestert tegen de moeder. Daarnaast wordt zorgelijk geacht dat de vader in het najaar van 2012 ook een volstrekt onrealistische regeling heeft verzocht, namelijk een fifty fifty regeling. De vader kan dat absoluut niet aan. De vader heeft een psychiatrisch ziektebeeld en krijgt meermalen per week hulp van thuiszorg. Hij biedt Bureau Jeugdzorg ondanks verzoeken daartoe geen informatie over zijn ziektebeeld.
Bureau Jeugdzorg zal de minderjarige niet onbegeleid met de vader mee te laten gaan, als deze geen openheid geeft over zijn ziektebeeld. Jeugdformaat staat achter dit standpunt. Zorgelijk blijft de verwachting dat de vader, na een eventuele opheffing van de ondertoezichtstelling, weer zal beginnen met stalken of via zijn advocaat weer volstrekt onredelijke eisen zal stellen.
De moeder staat achter het verzoek. Zij wil graag dat de vader ofwel in beeld is en er een goede omgangsregeling is, ofwel buiten beeld is en niet opeens onverwacht ergens opduikt zoals de afgelopen tijd herhaaldelijk is gebeurd.
De vader heeft ter terechtzitting zijn wantrouwen naar Bureau Jeugdzorg uitgesproken. Zijn advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter, hoewel zij eveneens heeft gesteld dat Bureau Jeugdzorg de omgang ten onrechte afhankelijk stelt van het al dan niet beschikbaar stellen door de vader van informatie over zijn ziektebeeld. De vader erkent dat hij een paar keer zonder anderen daarover te informeren bij de school van de minderjarige is verschenen. Hij vindt echter dat hij te negatief wordt beschreven; het kan zijn dat hij een periode het contact met zijn zoon heeft afgezegd, maar het gaat nu redelijk goed met hem en Bureau Jeugdzorg werkt hem tegen. Hij heeft recht op omgang en wil zijn zoon zien. Het gaat hem om het belang van de minderjarige.
De Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden heeft ter terechtzitting opgemerkt dat de minderjarige er baat zou kunnen hebben dat Bureau Jeugdzorg blijft bewaken dat het goed met hem gaat, dit mede in verband met zorgen over de houding van de vader.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet langer bestaan. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder het volgende. In het kader van de ondertoezichtstelling ging de aandacht louter nog naar omgang met de vader. De kinderrechter stelt vast dat Bureau Jeugdzorg daar nu voldoende in geïnvesteerd heeft en dat het niet mogelijk is gebleken de omgang met de vader verantwoord en begeleid op te starten. Voorts is gesteld nog gebleken dat de ontwikkeling van de minderjarige wordt bedreigd.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek toe;
heft de ondertoezichtstelling op.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2013, in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.