In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2013 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. F.P.L.M. Vennix. Het verzoek werd ingediend door IMBO Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Mengelberg, in een civiele procedure tegen Praxis Automation Technology B.V., vertegenwoordigd door mr. C.M. van der Burg. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de gang van zaken tijdens een getuigenverhoor op 20 november 2012, waarbij de kantonrechter volgens verzoekster niet in staat was om de regie te houden. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de wijze van ondervraging door de kantonrechter, wat leidde tot schorsingen van de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien de feiten die aanleiding gaven tot het verzoek zich al op 20 november 2012 hadden voorgedaan. Verzoekster had het verzoek direct na de tweede schorsing kunnen indienen, maar had ervoor gekozen om dit uit te stellen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek tot wraking, en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.