ECLI:NL:RBDHA:2013:8498
Rechtbank Den Haag
Uitleg van de afkoopregeling en compensatie van pensioenverschil in het kader van de FPU-regeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar van de gemeente Zoetermeer, en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 2 augustus 2011, waarin zijn verzoek om een aanvullende regeling ter compensatie van een nadelig pensioenverschil werd afgewezen. Eiser had gebruik gemaakt van de regeling Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU-regeling) en stelde dat hij recht had op compensatie voor het verschil tussen zijn huidige pensioen en het pensioen dat hij zou hebben ontvangen indien hij tot zijn 65e jaar had doorgewerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2004 een afkoopregeling is overeengekomen met verweerder, waarbij hij een gegarandeerde lijfrente-uitkering zou ontvangen. Eiser stelde dat de afkoopregeling ook compensatie diende te omvatten voor het zogenaamde Vendrik-effect, dat voortvloeit uit een amendement dat in 2006 in werking trad. Dit effect houdt in dat het uitkeringspercentage van VUT- en prepensioenuitkeringen hoger wordt naarmate men later uittreedt. De rechtbank oordeelde echter dat de afkoopregeling niet voorzag in compensatie voor het mislopen van dit effect, aangezien de overeenkomst was gesloten vóór de inwerkingtreding van het amendement en partijen derhalve niet konden voorzien dat dit effect zou bestaan.
De rechtbank concludeerde dat de afkoopregeling enkel betrekking had op het reguliere pensioen en dat eiser geen recht had op aanvullende compensatie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom het advies van de bezwaarcommissie niet volledig werd gevolgd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.