Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 10 juli 2013
MR. [curator],
curator in de faillissementenvan de besloten vennootschappen
Haags Juristen College BVen
Haags Juristen College Beheer BV,
[gedaagde 1],
De procedure
- het tussenvonnis van 22 februari 2012 en alle daarin opgesomde eerdere processtukken met alle producties;
- de nadere conclusie van antwoord van 4 april 2012, met de producties 7 t/m 10 van [gedaagde 1];
- de conclusie van repliek van 16 mei 2012, met de producties 57 t/m 63 van de curator;
- de conclusie van dupliek van 27 juni 2012, met de producties 11 t/m 13 van [gedaagde 1];
- de rolbeslissingen van de rechtbank van 18 juli, 19 september en 31 oktober 2012;
- de akte van 12 december 2012 met de producties 64 t/m 79 van de curator;
- de antwoordakte van 23 januari 2013 met de producties 14 en 15 van [gedaagde 1];
- de akte uitlaten producties van 20 februari 2013, met de “ingekopieerde” extra productie (nr. 80) van de curator;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 6 maart 2013;
- de akte uitlaten van 20 maart 2013 van [gedaagde 1];
- de rolbeslissing van de rechtbank van 10 april 2013.
De geschillen
De beoordeling in het tussenvonnis van 22 februari 2012
De verdere beoordeling na het tussenvonnis van 22 februari 2012
representative officeHJC BV niet meer kon betalen. Voorts stelt [gedaagde 1] in reactie op de hem door de curator gemaakte verwijten over zijn taakvervulling als indirect of feitelijk bestuurder dat hij al het mogelijke heeft gedaan om de door hem gestelde twee externe bedreigingen voor het voortbestaan van HJC BV te bestrijden, vooral door het zoeken en in juni 2010 ook vinden van een nieuwe investeerder, door het steeds aan de bel trekken bij de Sovereign Group en door in 2010 ook nog ook eigen geld in HJC BV te investeren.
Analyse van de oorzaken van het faillissement van Haags Juristen College BV.
representative officeHJC BV tijdige en passende maatregelen had behoren te treffen. Dat heeft [gedaagde 1] echter niet of onvoldoende gedaan.
representative officeHJC BV - in de vanaf 2008 na het terugtrekken door de Freemont Group voor HJC BV ernstig verslechterde financieel-economisch situatie onverantwoord grote bedrijfsrisico’s heeft genomen, die geen enkel ander redelijk denkend en redelijk handelend bestuurder in de gegeven benarde omstandigheden voor HJC BV en voor haar potentiële schuldeisers zou hebben genomen. Daartoe overweegt de rechtbank in het bijzonder het hierna volgende.
representative officein stand heeft gelaten. Daarmee heeft [gedaagde 1] naar het oordeel van de rechtbank vanaf 2008 een onverantwoord bedrijfsrisico genomen, omdat HJC BV sindsdien niet meer zoals voorheen kon rekenen op volledige betaling van al haar kosten door haar vroegere aandeelhoudster van de Freemont Group, maar voortaan volstrekt afhankelijk zou zijn van één nieuwe geldverstrekker HJC Dubai Holding Ltd van [gedaagde 1] zelf, die op haar beurt financieel en bedrijfsmatig volstrekt afhankelijk was van de prestaties van en de betalingen op langere termijn door haar enige geldverstrekker Sovereign Gibraltar. Dit hoewel tegelijkertijd alle forse onkosten van de HJC Groep van [gedaagde 1] zoals de kosten van zeven personeelsleden, reclamekosten, advocatenkosten, kosten van het monumentale huurpand van HJC BV op landgoed Marlot te Den Haag en overige representatiekosten onverminderd volledig voor rekening bleven komen van HJC BV, echter zonder enige zekerheidstelling door rechtspersonen behorend tot de HJC Groep en/of de Sovereign Group.
representative officeook meer oog lijkt te hebben gehad voor het voortbestaan en de toekomst van zijn HJC Groep als geheel en als concern dan voor de daarvan te onderscheiden belangen van HJC BV en haar schuldeisers waar het in een zaak over bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement zoals deze primair om gaat; vergelijk daartoe het arrest van de Hoge Raad, gepubliceerd in NJ 2002 nr. 94.