ECLI:NL:RBDHA:2013:7930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
09-900464-12; 09-655291-12; 09-930219-12; 09-901144-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, openlijk geweld, bedreiging, diefstal en voorhanden hebben van hennep

Op 4 juli 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, openlijk geweld, bedreiging, diefstal en het voorhanden hebben van hennep. De zaak kwam voort uit een incident op 4 mei 2012, waarbij de verdachte een ander met een mes in de rug stak, wat leidde tot een poging tot doodslag. Daarnaast was de verdachte betrokken bij openlijk geweld tegen meerdere personen en had hij op verschillende momenten bedreigende berichten gestuurd naar een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van tijd schuldig had gemaakt aan een reeks van gewelddadige en bedreigende handelingen, die niet alleen de slachtoffers, maar ook hun omgeving ernstig hadden beïnvloed. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door psychische problemen, verantwoordelijk was voor zijn daden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 325 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 100 uur. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte verplichtte tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/900464-12; 09/655291-2 (t.b.g.); 09/930219-12 (t.b.g.);
09/901144-12 (t.b.g.)
Datum uitspraak: 4 juli 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 juni 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 mei 2012 te Delft tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, die [aangever 1] met een mes in zijn rug (linkerzijde onder het schouderblad) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2012 te Delft met een ander of anderen, op of aan de
openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 2], welk geweld bestond uit het
- dicht tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] aan gaan staan en/of
- trekken van een mes en/of
- maken van zwaaiende bewegingen met dat mes en/of
- zeggen/schreeuwen van de woorden "Ik pak hem en ik steek hem neer" en/of "Ik ga je steken", althans woorden van dergelijke aard en strekking en/of
- zetten van een mes tegen de keel van die [aangever 2] en/of
- ( meermalen) (met kracht) slaan op het hoofd en/of in het gezicht van die [aangever 1] en/of
- steken met een mes in de rug van die [aangever 1];
3. ( parketnummer 09/655291-12)
hij op of omstreeks 16 februari 2012 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, type curve 8520, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onverhoeds en/of hardhandig trekken/pakken van die Blackberry uit de handen van die [aangever 3];
4. ( parketnummer 09/930219-12)
hij op of omstreeks 06 april 2012 te Delft met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 4] en/of [aangever 5]
, welk geweld bestond uit het meerdere malen, althans eenmaal, (met de vuist) slaan in het gezicht, althans het hoofd, van die [aangever 5] en/of het meerdere malen, althans eenmaal, slaan op de neus en/of in het gezicht, althans het hoofd, van die [aangever 4];
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 april 2012 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [aangever 4] en/of [aangever 5], (met de vuist) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen waardoor voornoemde [aangever 4] en/of [aangever 5], letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
5. ( parketnummer 09/901144-12)
hij op of omstreeks 29 oktober 2012 te Delft en/of Pijnacker, in ieder geval in Nederland [aangever 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangever 6] (ping)berichten gestuurd (op de mobiele telefoon), te weten:
- " Ik weet niet wie van je zielige matties in t ziekenhuis ligt maar jij bent de volgende" en/of
- " Je woont in me buurt he?" en/of
- " Jij bent de volgende" en/of
- " Ik ben ook net vrij poging moord" en/of
- " En heb er geen moeite mee mijn mes in jou kanker lichaam te planten" en/of
- " Ben je adres aant fixen" en/of "Pijnackerhe" en/of "Woon vlakbij je man" en/of
- " Je zielige vriendje ligt ziekenhuis man" en/of
- " Ik woon close bij je" en/of
- " Weet wie je bentn je eigen matties snitchen je" en/of
- " Tot snel"
althans andere berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangever 6] (middels het plaatsen van een foto als afzender van de pingberichten in zijn conversatie met die [aangever 6]) een foto getoond waarop verdachte te zien is met een vuurwapen in zijn hand;
6.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2012 tot en met 6 november 2012 te Zoetermeer en/of Pijnacker, in ieder geval in Nederland aanwezig heeft gehad ongeveer 26,8 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Namens de verdachte is door de raadsman ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding onder 2 ten laste gelegde een beroep gedaan op de partiële niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie voor zover het het steken met het mes betreft, nu deze handeling zowel onder feit 1 als poging doodslag als onder feit 2 als openlijk geweld ten laste is gelegd en daarmee dubbel wordt vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat het de officier vrijstaat om het steken met het mes ten laste te leggen zoals hij heeft gedaan, nu de wet noch de beginselen van goede procesorde hieraan in de weg staan. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat er sprake is van ne bis in idem overweegt de rechtbank dat dit beginsel een garantie inhoudt tegen een dubbele vervolging wegens hetzelfde feitelijke gebeuren als waarvoor men reeds eerder is veroordeeld, vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging. Hiervan is in casu geen sprake, zodat de rechtbank het verweer verwerpt.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Ten aanzien van feit 1 en 2 kan worden vastgesteld dat de verdachte op 4 mei 2012 met een ander aan [adres] in Delft was, dat hij toen en daar dicht tegen [aangever 2] is gaan staan [5] , dat hij een mes heeft getrokken en daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, dat hij heeft gezegd of geschreeuwd “Ik pak hem en ik steek hem neer” en “Ik ga je steken”, dat hij een mes tegen de keel van [aangever 2] heeft gezet, dat verdachte en de medeverdachte meermalen op het hoofd en in het gezicht van [aangever 1] hebben geslagen en dat hij met een mes in de rug van [aangever 1] heeft gestoken. [6] [7] [8] [9] Over deze onderdelen van de tenlastelegging verklaren de aangever, de getuige [aangever 2] en de verdachte gelijkluidend. De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend is bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De zaak draait in essentie om de vraag hoe een en ander gekwalificeerd dient te worden, als een poging doodslag dan wel (ook) als openlijk geweld.
Ten aanzien van feit 3 kan worden vastgesteld dat de verdachte op 16 februari 2012 in Delft tezamen en in vereniging met een ander een mobiele telefoon, merk Blackberry, type Curve 8520, kleur zwart, van [aangever 3] heeft gestolen. [10] [11] Over deze onderdelen van de tenlastelegging verklaren de aangever en de verdachte gelijkluidend. De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend is bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De aangever heeft daarbij verklaard dat de verdachte de telefoon plotseling uit zijn handen pakte, terwijl de verdachte heeft verklaard de telefoon te hebben gepakt uit de handen van de aangever die hem de telefoon gaf. De zaak draait in essentie om de vraag of de verdachte de diefstal al dan niet met geweld heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4 kan worden vastgesteld dat de verdachte op 6 april 2012 op [adres] in Delft met anderen de aangevers[aangever 5]. en [aangever 4] in het gezicht respectievelijk op de neus en in het gezicht heeft geslagen. [12] [13] [14] Over deze onderdelen van de tenlastelegging verklaren de aangevers en de verdachte gelijkluidend. De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging wettig en overtuigend is bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
Ten aanzien van feit 5 kan worden vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2012 vanuit Pijnacker bedreigende pingberichten heeft gestuurd naar de mobiele telefoon van [aangever 6], waarbij tevens een foto werd getoond/meegezonden van de verdachte met een vuurwapen in zijn hand. [15] [16] Over deze onderdelen van de tenlastelegging verklaren de aangever en de verdachte gelijkluidend. De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend is bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De zaak draait in essentie om de vraag of de verdachte de foto waarop hij te zien is met een vuurwapen opzettelijk dreigend heeft getoond aan de aangever.
Ten aanzien van feit 6 kan worden vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 oktober 2012 tot en met 6 november 201226,8 gram hennep aanwezig heeft gehad in zijn woning in Pijnacker. [17] [18] De verdachte heeft dit feit bekend. [19] De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging wettig en overtuigend is bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich in de eerste plaats schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte het slachtoffer – met kracht - in zijn rug heeft gestoken met een wapen dat geschikt is om iemand van het leven te beroven en dat de plek waar hij gestoken heeft dodelijk kan zijn, zodat er een aanmerkelijke kans was dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden.
Daarnaast heeft hij aangevoerd dat er geen aanwijzingen in het dossier zijn dat de verdachte heeft gehandeld in een waas, dat de verdachte vlak voor het steken met het mes twee keer eerder met het mes heeft gezwaaid en heeft geroepen dat hij het slachtoffer zou neersteken, zodat de verdachte bewust heeft gehandeld en daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn toedoen zou komen te overlijden.
Ten aanzien van de verklaring van de verdachte dat hij zou zijn bespoten met pepperspray heeft de officier van justitie opgemerkt dat dit geen steun vindt in het dossier en overigens niet aannemelijk is.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van het steken in de rug van het slachtoffer, nu dit reeds onder feit 1 bewezen kan worden.
Voor het overige heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden, ook voor wat betreft het ten laste gelegde geweld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de telefoon plotseling uit de hand van het slachtoffer heeft gehaald en ook een getuige heeft verklaard dat de verdachte de telefoon pakte.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie zich voorts op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu er geweld is gebruikt door meerderen.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie zich daarnaast op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het tonen van de foto, nu niet duidelijk is of de foto is meegestuurd met als doel het bedreigen van het slachtoffer dan wel of de foto de gewone profielfoto van de verdachte was.
Ten aanzien van feit 6 heeft de officier van justitie zich ten slotte op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit op grond van de omstandigheid dat het letsel van het slachtoffer onder de gegeven omstandigheden niet dodelijk was. Hij heeft daartoe betoogd dat het mes slechts 7 centimeter lang was en het slachtoffer een dikke jas, een trui en onderkleding droeg en het feit daarnaast is gepleegd in een omgeving waar hulp voorhanden was, zodat het letsel niet potentieel dodelijk was.
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij hij de rechtbank heeft verzocht rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van het geval.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat het mes een deugdelijk middel was om dodelijk letsel mee te veroorzaken. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het rapport van het NFI [20] in combinatie met de verklaring van de getuige Van Zonneveld dat de verdachte opsprong en met zijn volle gewicht erachter in de rug van het slachtoffer stak [21] , alsmede uit het daadwerkelijk toegebrachte letsel, te weten een klaplong [22] , welke letsel op zichzelf al als potentieel dodelijk is aan te merken. Hieruit leidt de rechtbank af dat de kans op de dood van het slachtoffer onder de gegeven omstandigheden aanmerkelijk was.
Daarnaast heeft de verdachte kort voorafgaand aan het steken van het slachtoffer het mes tweemaal eerder in zijn handen gehad [23] [24] [25] en heeft hij bij de tweede keer geroepen dat hij zou gaan steken. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte zich bewust was van zijn handelen en dat daarmee vast komt te staan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden door hem in zijn rug te steken. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook het voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer.
Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank de verdachte partieel vrij spreken van het laatste gedachtestreepje, te weten het steken in de rug, nu deze handeling bewezen is verklaard ten aanzien van feit 1.
De rechtbank acht het feit voor het overige wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat niet kan komen vast te staan dat de verdachte de telefoon onverhoeds dan wel hardhandig uit de handen van de aangever heeft getrokken of gepakt - de enige ten laste gelegde bestanddelen die een veroordeling ter zake van ‘diefstal met
geweld’ moeten dragen -, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde geweld.
De rechtbank acht het feit voor overige wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4 acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De feiten 5 en 6 acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5 is de rechtbank van oordeel dat het tonen van de foto met daarop de verdachte met een vuurwapen in zijn hand eveneens wettig en overtuigend bewezen is, nu de aangever heeft verklaard dat deze foto gedurende het gesprek met de verdachte aan de berichten werd toegevoegd ter vervanging van een eerdere foto, zodat niet aannemelijk is dat dit de gewone profielfoto van de verdachte betrof.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 04 mei 2012 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, die [aangever 1] met een mes in zijn rug (linkerzijde onder het schouderblad) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 04 mei 2012 te Delft met een ander, op de openbare weg, de Kromstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 2], welk geweld bestond uit het
- dicht tegen die [aangever 2] aan gaan staan en
- trekken van een mes en
- maken van zwaaiende bewegingen met dat mes en
- zeggen/schreeuwen van de woorden "Ik pak hem en ik steek hem neer" en "Ik ga je steken" en
- zetten van een mes tegen de keel van die [aangever 2] en
- meermalen met kracht slaan op het hoofd en in het gezicht van die [aangever 1];
3. ( parketnummer 09/655291-12)
hij op 16 februari 2012 te Delft tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, type curve 8520, kleur zwart), toebehorende aan [aangever 3];
4. ( parketnummer 09/930219-12)
hij op 06 april 2012 te Delft met anderen, op de openbare weg, de Oude Langendijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 4] en [aangever 5], welk geweld bestond uit het slaan in het gezicht van die [aangever 5] en het slaan op de neus en in het gezicht van die [aangever 4];
5. ( parketnummer 09/901144-12)
hij op 29 oktober 2012 te Pijnacker [aangever 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangever 6] pingberichten gestuurd op de mobiele telefoon, te weten:
- " Ik weet niet wie van je zielige matties in t ziekenhuis ligt maar jij bent de volgende" en
- " Je woont in me buurt he?" en
- " Jij bent de volgende" en
- " Ik ben ook net vrij poging moord" en
- " En heb er geen moeite mee mijn mes in jou kanker lichaam te planten" en
- " Ben je adres aant fixen" en/of "Pijnackerhe" en/of "Woon vlakbij je man" en/of
- " Je zielige vriendje ligt ziekenhuis man" en
- " Ik woon close bij je" en
- " Weet wie je bentn je eigen matties snitchen je" en
- " Tot snel"
en heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangever 6] middels het plaatsen van een foto als afzender van de pingberichten in zijn conversatie met die [aangever 6] een foto getoond waarop verdachte te zien is met een vuurwapen in zijn hand;
6.
hij in de periode van 15 oktober 2012 tot en met 6 november 2012 te Pijnacker aanwezig heeft gehad ongeveer 26,8 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

5.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 primair en 5 wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht. Daarbij heeft hij verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak op te heffen.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem onder 6 ten laste gelegde overtreding, gelet op bovengenoemde eis schuldig wordt verklaard zonder strafoplegging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst betoogd dat er sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 1 en 2.
De raadsman van de verdachte heeft voorts betoogd dat het in het belang van de maatschappij noch in het belang van de verdachte is dat hij langer in detentie moet doorbrengen dan hij reeds in voorarrest heeft gedaan. De raadsman bepleit daarbij rekening te houden met de zeer belaste voorgeschiedenis en de problematiek van de verdachte, het gegeven dat het nu goed met hem gaat en de omstandigheid dat hij een jaar in de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met zeer zware en ingrijpende schorsingsvoorwaarden.
Verder heeft hij bepleit aan de verdachte op te leggen een detentiestraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een werkstraf en/of een voorwaardelijke detentiestraf met bijzondere voorwaarden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of er sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Voor eendaadse samenloop is vereist dat een feit in meer dan één strafbepaling valt. Hiervan is sprake wanneer hetzelfde feit door de omstandigheden waaronder het wordt gepleegd of waarvan het vergezeld gaat tevens een ander strafbaar feit oplevert.
Nu het steken met het mes in casu enkel de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag oplevert, terwijl het dicht tegen [aangever 2] aan gaan staan, het trekken van een mes, het maken van zwaaiende bewegingen met dat mes, het zeggen of schreeuwen “Ik pak hem en ik steek hem neer” en “Ik ga je steken”, het zetten van een mes tegen de keel van [aangever 2] en het slaan van [aangever 1] en [aangever 2] enkel het onder 2 ten laste gelegde openlijk geweld oplevert, zodat de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van hetzelfde feit dat in meer dan één delictsomschrijving valt en er derhalve geen sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 Wetboek van strafrecht.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag welke straf op maatregel passend en geboden is. De rechtbank houdt daarbij rekening met het volgende.
De verdachte heeft zich tussen februari tot medio november 2012 schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten, waarvan de poging tot doodslag op een leeftijdgenoot op 4 mei 2012 het zwaarste en meest zorgelijke delict is.
Terwijl hij zich in de schorsing van de voorlopige hechtenis bevond, heeft hij zich wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten de bedreiging.
In chronologische volgorde heeft de verdachte zich eerst op 16 februari 2012 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal van een mobiele telefoon. Hierbij heeft de verdachte niet stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Uit de toelichting bij het voegingsformulier benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer niet alleen in financieel opzicht de nadelen van het feit heeft ondervonden, maar daarvan ook angst heeft bekomen, zodanig dat hij moeite heeft om zelfstandig te reizen.
Daarna heeft de verdachte zich op 6 april 2012 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen twee broers die zich de woede van de groep waartoe de verdachte die avond behoorde op hun schouders haalden toen zij leden van de groep aanspraken op het feit dat zij tegen de woning van één van de broers urineerden.
Het aandeel van de verdachte heeft erin bestaan dat hij beide broers heeft geslagen, waardoor zij letsel hebben bekomen.
Op 4 mei 2012 heeft de verdachte zich vervolgens schuldig gemaakt aan openlijk geweld en een poging tot doodslag. Tijdens een avondje stappen met vrienden kwam de verdachte in contact met de groep van de slachtoffers. De verdachte was die avond kennelijk met een mes op zak op pad gegaan en met dat mes had hij kort voor de confrontatie met de slachtoffers al gezwaaid. Op omstanders maakte hij een ontremde indruk. Geconfronteerd met de groep van de slachtoffers, heeft de verdachte het mes eerst tegen de keel van één van de slachtoffers gezet, heeft hij samen met een ander de slachtoffers geslagen, heeft hij gezwaaid met het mes en heeft hij gezegd dat hij iemand neer zou steken. Hierna heeft hij het mes in de rug van één van de slachtoffers gestoken, kennelijk terwijl deze juist wegliep of wegdraaide. De verdachte heeft daarmee het risico genomen dat hij een volslagen weerloos slachtoffer dodelijk zou verwonden.
Nadat hij heeft gestoken, is de verdachte weggerend, het slachtoffer aan zijn lot overlatend. Het is dan ook niet aan de verdachte te danken dat het slachtoffer tijdig en adequaat hulp heeft mogen ontvangen waarmee erger is voorkomen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt eens te meer wat de gevolgen van het feit voor het slachtoffer zijn. Naast de lichamelijke gevolgen heeft het slachtoffer ook te kampen met ernstige psychische en financiële gevolgen van het feit en is onduidelijk op welke termijn deze gevolgen zullen afzwakken. Zo heeft het slachtoffer als gevolg van deze gebeurtenis zijn studie moeten beëindigen, ervaart hij dat zijn leven ontregelt is en wordt hij geconfronteerd met hoge financiële lasten deels tengevolge van de afgebroken studie en deels verband houdende met noodzakelijk begeleiding in verband met de psychisch schade die hij heeft opgelopen. Ter zitting is duidelijk geworden dat de impact op de overige gezinsleden ook heel groot is.
De verdachte is in verband met dit feit in verzekering en daarna in bewaring gesteld en na enige tijd is de voorlopige hechtenis geschorst onder zeer strenge voorwaarden.
Op 29 oktober 2012 heeft de verdachte zich desondanks weer schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, het bedreigen van een jongen door hem bedreigende teksten en een bedreigende foto te sturen via pingberichten. De verdachte heeft hierbij wederom geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen, maar heeft slechts gemeend het op deze manier te moeten opnemen voor een vriend.
Bij de huiszoeking die volgde op de aangifte van dit slachtoffer, werd bij de verdachte onder zijn bed 26,8 gram hennep aangetroffen.
De schorsing is hierna niet opgeheven, maar de voorwaarden bij de schorsing zijn wel fors uitgebreid.
De rechtbank houdt er ten voordele van de verdachte rekening mee dat hij zich van mei 2012 tot de zitting in juni 2013) aan zeer strenge voorwaarden heeft moeten houden, feitelijk neerkomende op huisarrest, en zich hier voor het grootste deel ook goed aan heeft gehouden.
Uit het pro justitia-rapport betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, d.d. 28 augustus 2012, blijkt dat de verdachte een kwetsbare jongen is met een zeer belaste voorgeschiedenis. Bij de verdachte zijn een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADHD met hyperactiviteit en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met paranoïde, antisociale en borderline trekken vastgesteld. Uit het rapport komt voorts naar voren dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zodat de verdachte ten aanzien van die feiten verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank is van oordeel dat deze stoornissen eveneens aanwezig waren ten tijde van de overige ten laste gelegde feiten, zodat de rechtbank de verdachte ten aanzien van alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar acht.
Het advies uit het rapport is om aan de verdachte een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De Reclassering Nederland adviseert daarnaast bij rapport d.d. 8 augustus 2012 om aan de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting, gericht op agressie- en impulsregulatie, adequate conflicthantering en/of andere delictgerelateerde problematiek voor zover die wordt geïndiceerd.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf enerzijds rekening met de ernst, de ernstige gevolgen en de veelvuldigheid van de feiten. De rechtbank merkt hierbij echter ook op dat de verdachte ter zitting uitdrukkelijk zijn spijt en diepe schaamte heeft betuigd over de steekpartij, en zich de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer ten volle realiseert.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het gegeven dat hij gedurende geruime tijd in een schorsing heeft gelopen met zeer strenge voorwaarden. De verdachte heeft ter zake van de poging doodslag – gelet op de ernst van dit feit- relatief kort in voorarrest vastgezeten. Maanden later is de opheffing schorsing afgewezen. Dit heeft er in geresulteerd dat verdachte voor deze ernstige feiten – afgezet tegen andere verdachten met soortgelijke feiten - betrekkelijk korte tijd in detentie heeft doorgebracht. Dit alles overziend, mede gelet op de rapportage, maakt dat de rechtbank de eis van de officier van justitie niet zal volgen maar aanzienlijk zal matigen.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat een langere gevangenisstraf, hoe ernstig de feiten ook zijn, geen redelijk doel dient. Zowel de maatschappij als de verdachte zijn niet gebaat bij een langdurige gevangenisstraf.
Van belang is dat de verdachte ervan weerhouden wordt om zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat dit doel het best bereikt kan worden door de juiste hulp aan de verdachte in de vorm van na te melden bijzondere voorwaarden bij een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Ten aanzien van de onder 6 ten laste gelegde overtreding zal de rechtbank een werkstraf van na te melden duur opleggen.

8.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 1] heeft zich ten aanzien van feit 1 en 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.780,96.
[aangever 3] heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 211,00.
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [aangever 1] geconcludeerd tot toewijzing van de posten 1 tot en met 7, betreffende de materiële schade, en tot toewijzing van post 9, betreffende de immateriële schade, tot een bedrag van € 2.000,00, te verhogen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 3] heeft de officier van justitie voorts onder verwijzing naar de uitspraak ten aanzien van zijn mededader geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 191,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte en zijn raadsman hebben de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] niet betwist.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3] bepleit de opwaardeerkaart na de diefstal niet toe te wijzen en daarnaast rekening te houden met de afschrijving van het toestel en zodoende het bedrag te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [aangever 1]
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 480,96, als vergoeding voor de materiële schade, dan ook toewijsbaar.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 2.300,00, als vergoeding van de immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.780,96.
De rechtbank zal geen wettelijke rente toewijzen, nu dit niet is gevorderd.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.780,96, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1].
Vordering [aangever 3]
De rechtbank zal, voor zover de vordering van [aangever 3] betrekking heeft op de posten 2 en 4, te weten opwaardeerkaart (voor diefstal), en benzinekosten toewijzen,
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op deze posten is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de post onder 1, te weten een nieuwe blackberry, zal de rechtbank het bedrag met 10% matigen, nu de opgevoerde telefoon een nieuw toestel betreft en de weggenomen telefoon niet nieuw was, zodat de rechtbank deze post zal toewijzen tot het bedrag van €134,10.
De rechtbank zal derhalve de vordering – hoofdelijk - toewijzen tot een bedrag van € 176,10.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien het bestaan van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 176,10, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3].

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 62, 141, 285, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2, laatste gedachtestreepje, ten laste gelegde en het bij dagvaarding onder 3 ten laste gelegde geweld heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan partieel vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. feit 1
POGING TOT DOODSLAG;
t.a.v. feit 2, feit 4 primair (09/930219-12)
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
t.a.v. feit 3 (09/655291-12)
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
t.a.v. feit 5 (09/901144-12)
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
t.a.v. feit 6
HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 3 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 primair en 5 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 365 (zegge: driehonderd-vijfenzestig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf,
groot 325 (zegge: driehonderd-vijfentwintig) dagenniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen
bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zo spoedig mogelijk bij de Reclassering Nederland te Den Haag zal melden en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zolang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde meewerkt aan behandeling gericht op agressie- en impulsregulatie, adequate conflicthantering en/of andere delictgerelateerde problematiek voor zover wordt geïndiceerd;
en voorts tot:
een werkstraf voor de duur van
100 (zegge: honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (zegge: vijftig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging de hem opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
en ten aanzien van feit 6 tot:
een werkstraf voor de duur van
10 (zegge: tien) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
5 (zegge: vijf) dagen;
legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.780,96, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] en een bedrag groot
€ 134,10, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 37 respectievelijk 2 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij [aangever 3], dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. De Jong, voorzitter,
mrs Koekman en De Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Verbree, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna ten aanzien van feit 1 en 2 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1581 2012094928, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 248)
2.Wanneer hierna ten aanzien van feit 3 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1581 2012035254, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 121)
3.Wanneer hierna ten aanzien van feit 4 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1581 2012073051, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 159).
4.Wanneer hierna ten aanzien van feit 5 en 6 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal met nummers PL1581 2012237739 en PL1581 2012237739 A, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 123)
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], blz. 222 en 223, 3e alinea
6.Proces-verbaal van aangifte, blz. 49, 50 en 196
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 2], blz. 86, 1e alinea (
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], blz. 83
9.Bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting
10.Proces-verbaal van aangifte, blz. 52, 1e alinea van de verklaring, blz. 63, 2e alinea, blz. 79, laatste alinea
11.Bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting
12.Proces-verbaal van aangifte [aangever 4], blz. 73 en 74
13.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5], blz. 76 en 77
14.Bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting
15.Proces-verbaal van aangifte, blz. 23, 1e alinea van de verklaring, blz. 24, 2e alinea, met bijlagen blz. 26 en 27
16.Bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting
17.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 33
18.Proces-verbaal, blz. 120
19.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting
20.Geschrift, zijnde een rapport van het NFI, d.d. 9 oktober 2012
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], blz. 223, laatste alinea
22.Geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring, blz. 56
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], blz. 78
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 2], blz. 86, 2e en 3e alinea
25.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting